Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD9426

Datum uitspraak2008-08-06
Datum gepubliceerd2008-08-06
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200708775/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 24 oktober 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Dongeradeel (hierna: het college) geweigerd aan [appellant] een reguliere bouwvergunning eerste fase te verlenen voor het bouwen van een woning op het perceel, plaatselijk bekend[locatie] te [plaats].


Uitspraak

200708775/1. Datum uitspraak: 6 augustus 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak in zaak nr. 07/1424 van de rechtbank Leeuwarden van 5 november 2007 in het geding tussen: [appellant] en het college van burgemeester en wethouders van Dongeradeel. 1. Procesverloop Bij besluit van 24 oktober 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Dongeradeel (hierna: het college) geweigerd aan [appellant] een reguliere bouwvergunning eerste fase te verlenen voor het bouwen van een woning op het perceel, plaatselijk bekend[locatie] te [plaats]. Bij besluit van 4 mei 2007 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 5 november 2007, verzonden op 6 november 2007, heeft de rechtbank Leeuwarden (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 december 2007, hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 juli 2008, waar [appellant], vertegenwoordigd door E. van der Veen en het college, vertegenwoordigd door mr. D. Wielstra-Veenstra, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Raard" (hierna: het bestemmingsplan) rust op de grond waarop het bouwplan is voorzien de bestemming "Agrarische doeleinden". Ingevolge artikel 9.1. van de planvoorschriften zijn de op de kaart als "Agrarische doeleinden" aangewezen gronden bestemd voor grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, agrarische bedrijven, doeleinden van openbaar nut en recreatief medegebruik waaronder een ijsbaan voor zover gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding "ijsbaan toegestaan". 2.2. Het bouwplan is in strijd met het bestemmingsplan. Hiervoor kan slechts bouwvergunning worden verleend na het verlenen van vrijstelling met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO). 2.3. De beslissing al dan niet vrijstelling te verlenen van het bestemmingsplan behoort tot de bevoegdheden van - in dit geval - het college, waarbij het college beleidsvrijheid heeft en de rechter de beslissing terughoudend moet toetsen, dat wil zeggen zich moet beperken tot de vraag of het college in redelijkheid tot zijn besluit om de vrijstelling te verlenen heeft kunnen komen. Het college heeft bij de beslissing op bezwaar in afwijking van het advies van de commissie voor de bezwaarschriften van de gemeente Dongeradeel (hierna: de bezwarencommissie) de weigering van de vrijstelling gehandhaafd, omdat voor het verlenen van de vrijstelling naar zijn opvatting geen ruimtelijke onderbouwing is te geven. 2.4. [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college onvoldoende gemotiveerd van het advies van de bezwarencommissie is afgeweken en ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat het college in redelijkheid heeft kunnen weigeren vrijstelling te verlenen voor het bouwplan. 2.4.1. Dit betoog faalt. Op het onderhavige perceel is, anders dan op de aangrenzende percelen, op de plankaart geen bouwvlak geprojecteerd. Uit paragraaf 3.5. van de toelichting op het bestemmingsplan blijkt dat als uitgangspunt heeft te gelden de bebouwing ten behoeve van de uitbreiding van de kern van Raard te concentreren langs De Buorren en richting de Raardervaart, hetgeen een situering naar het oosten ten opzichte van de ter plaatse aanwezige boerderij inhoudt. De omschrijving "wat ruimere percelen aan de rand" in voormelde paragraaf, ziet op deze geconcentreerde bebouwing en de verhouding tot de reeds bestaande percelen in de kern van het dorp. Uit die omschrijving kan niet worden afgeleid dat de bebouwing ook op het onderhavige perceel gewenst zou zijn. Aan voormelde uitgangspunten van het bestemmingsplan doet, anders dan [appellant] stelt, niet af dat in het bestemmingsplan niet expliciet de woorden "bebouwingsvrije strook" of "groene strook" zijn opgenomen of dat langs de Lineleane reeds bebouwing aanwezig is en nog zal worden gerealiseerd. Ten slotte is in het structuurplan van de gemeente Dongeradeel het desbetreffende terrein niet aangewezen als locatie voor woningbouw. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het college met een beroep op de in de toelichting op het bestemmingsplan verwoorde uitgangspunten van het bestemmingsplan, en de uitgangspunten van het structuurplan, voldoende gemotiveerd van het advies van de bezwarencommissie is afgeweken. 2.4.2. De rechtbank heeft voorts terecht overwogen dat het college in redelijkheid groter gewicht heeft kunnen toekennen aan het belang van het behoud van de bebouwingsvrije strook, dan aan het belang van [appellant] bij het realiseren van het bouwplan. Ook voor zover [appellant] gevolgd zou moeten worden in de stelling dat zijn belang niet zou zien op meer privacy en ruimte, bestaat geen grond voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten de ingevolge het bestemmingsplan op het perceel rustende bestemming te handhaven. De stelling dat het bouwplan ruimtelijk gezien een betere afsluiting van de uitbreiding van de kern van het dorp vormt, betreft geen persoonlijk belang van [appellant]. De stelling dat de woning beter tot zijn recht zou komen is voorts niet nader onderbouwd of aannemelijk gemaakt. 2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat. w.g. Van den Brink w.g. Lodder lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 2008 17-580.