Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD9424

Datum uitspraak2008-08-06
Datum gepubliceerd2008-08-06
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200708286/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 4 april 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Loenen (hierna: het college) aan Kennemerland Beheer B.V. te Santpoort-Zuid vrijstelling verleend voor het bouwrijp maken van het als fase 3 bekend staande deel van het plangebied Cronenburgh, alsmede van een deel van het als fase 2 bekend staande gedeelte van het plan.


Uitspraak

200708286/1. Datum uitspraak: 6 augustus 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak in zaak nr. 2006/3815 van de rechtbank Utrecht van 15 oktober 2007 in het geding tussen: [appellant] en het college van burgemeester en wethouders van Loenen. 1. Procesverloop Bij besluit van 4 april 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Loenen (hierna: het college) aan Kennemerland Beheer B.V. te Santpoort-Zuid vrijstelling verleend voor het bouwrijp maken van het als fase 3 bekend staande deel van het plangebied Cronenburgh, alsmede van een deel van het als fase 2 bekend staande gedeelte van het plan. Bij besluit van 20 september 2006 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Bij uitspraak van 15 oktober 2007, verzonden op 23 oktober 2007, heeft de rechtbank Utrecht (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 november 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 december 2007. Het college heeft een verweerschrift ingediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 juli 2008, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door M.E. Scheijven, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. [appellant] betoogt dat de rechtbank hem ten onrechte niet als belanghebbende heeft aangemerkt. Hij voert daartoe aan dat namens de gemeente met hem afspraken zijn gemaakt en aan hem toezeggingen zijn gedaan dat voor woonruimte in het plan Cronenburgh gezorgd zou worden. 2.2. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. De wetgever heeft deze eis gesteld teneinde te voorkomen dat een ieder, in welke hoedanigheid ook, of een persoon met slechts een verwijderd of indirect belang als belanghebbende zou moeten worden beschouwd en beroep zou kunnen instellen. Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een natuurlijk persoon een voldoende objectief en actueel, eigen, persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit. 2.3. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat [appellant] geen belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. [appellant] is woonachtig in Nigtevecht en heeft geen zicht op het plangebied Cronenburgh, dat gelegen is in de gemeente Loenen aan de Vecht. Voorts heeft [appellant] geen feiten of omstandigheden aangevoerd in verband waarmee zou moeten worden geoordeeld dat hij ondanks het voorgaande een belang heeft dat hem onderscheidt van andere inwoners uit de regio dat rechtstreeks door het bestreden besluit zou worden geraakt. Het door [appellant] gestelde belang als gevolg van toezeggingen door en afspraken met de gemeente is te ver verwijderd om als een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang te kunnen gelden. 2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat. w.g. Van den Brink w.g. Lodder lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 2008 17-580.