Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD9417

Datum uitspraak2008-06-18
Datum gepubliceerd2008-08-06
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers108.003.840
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verzetzaak. De betrokkene heeft het bedrag van de zekerheidstelling vóór het einde van de termijn overgemaakt naar het CJIB. Bepalend voor het antwoord op de vraag of tijdig zekerheid is gesteld is echter of het CJIB het te betalen bedrag heeft ontvangen binnen de gestelde termijn. Dat laatste is niet het geval. Vertraging tussen de betaling en de ontvangst is ontstaan door de verwerking bij de bank en niet bij CJIB. Dat de bank de betalingsopdracht wellicht niet tijdig heeft verwerkt, is een omstandigheid die voor risico van de betrokkene dient te komen. Hoger beroep niet-ontvankelijk omdat niet tijdig zekerheid is gesteld.


Uitspraak

WAHV 108.003.840 18 juni 2008 CJIB 95492572 Gerechtshof te Leeuwarden Beschikking op het hoger beroep tegen de beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Breda van 27 september 2007 betreffende [betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene), wonende te [woonplaats]. 1. De beslissing van de kantonrechter De kantonrechter heeft het verzet van de betrokkene tegen de tenuitvoerlegging van een door de officier van justitie in het arrondissement Leeuwarden op 17 januari 2007 uitgevaardigd dwangbevel ongegrond verklaard. De beschikking van de kantonrechter is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit. 2. Het procesverloop De betrokkene heeft tegen de beschikking van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend. De betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep. De advocaat-generaal heeft een reactie gegeven op de nadere toelichting op het beroep. Op 4 maart 2008 is nog een brief van de betrokkene ontvangen, waarin wordt verzocht om een behandeling ter zitting. De zaak is behandeld ter zitting van 25 april 2008. De betrokkene is verschenen. Als gemachtigde van de advocaat-generaal is verschenen mr. A. Dijkstra. Ter zitting heeft de voorzitter de behandeling van de zaak voor onbepaalde tijd aangehouden en de advocaat-generaal verzocht nadere informatie te verstrekken. De advocaat-generaal heeft nadere informatie verstrekt. De betrokkene heeft hierop gereageerd. 3. Beoordeling 3.1. Ingevolge artikel 26a, tweede lid, WAHV is degene die hoger beroep heeft ingesteld tegen een beschikking als de onderhavige slechts ontvankelijk in dat beroep na voorafgaande zekerheidstelling van het nog verschuldigde bedrag en van al de kosten. 3.2. Bij brief van 7 december 2007 heeft de griffier van de rechtbank de betrokkene in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken na de dag van verzending van zijn mededeling zekerheid te stellen door storting van het verschuldigde bedrag op de rekening van het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden. Gelet hierop diende het bedrag van de zekerheid door het CJIB te zijn ontvangen uiterlijk op 21 december 2007. 3.3. De advocaat-generaal stelt zich op het standpunt dat de zekerheid niet binnen de daartoe gestelde termijn is ontvangen. Om die reden dient de betrokkene niet-ontvankelijk te worden verklaard in het hoger beroep, aldus de advocaat-generaal. 3.4. De betrokkene voert daartegen aan dat het bedrag van de zekerheidstelling binnen de daartoe gestelde termijn is betaald, te weten op 20 december 2007. Door middel van een rekeningafschrift heeft de betrokkene aangetoond dat het bedrag inderdaad op die datum van zijn rekening is afgeschreven. De betrokkene stelt zich op het standpunt dat de advocaat-generaal - eveneens door middel van een rekeningafschrift - moet aantonen dat het bedrag van de zekerheidstelling na afloop van de termijn is betaald. Verder voert de betrokkene aan dat de administratieve verwerking van de betaling door het CJIB niet aan hem kan worden tegengeworpen. 3.5. Voor de beantwoording van de vraag of tijdig zekerheid is gesteld is bepalend, of het te betalen bedrag binnen de gestelde termijn is ontvangen door het orgaan dat de betaling heeft verlangd (uiterlijk op 21 december 2007). Uit de stukken van het geding en de door de advocaat-generaal nader ingewonnen informatie, blijkt dat de betrokkene het bedrag van de zekerheidstelling weliswaar tijdig heeft overgemaakt, maar dat het bedrag niet tijdig door het CJIB is ontvangen, te weten op 27 december 2007. Het hof ziet geen reden te twijfelen aan die mededeling van de advocaat-generaal. Derhalve is komen vast te staan dat niet tijdig zekerheid is gesteld. Anders dan de betrokkene, stelt het hof vast dat het tijdsverloop tussen de betalingsopdracht door de betrokkene en de ontvangst door het CJIB, niet te wijten is aan de (administratieve) verwerking door het CJIB. Immers, gedurende die periode (20 tot 27 december 2007) was het bedrag van de zekerheidstelling nog niet door het CJIB ontvangen. Klaarblijkelijk is de vertraging tussen de betaling en de ontvangst ontstaan door de verwerking bij de bank. De omstandigheid dat de bank de betalingsopdracht wellicht niet tijdig heeft verwerkt, is een omstandigheid die voor risico van de betrokkene dient te komen (vgl. Hoge Raad 23 september 1997, LJN AJ6467). 3.6. Gelet op het voorgaande zal het hof de betrokkene niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep. 4. De beslissing Het gerechtshof: verklaart de betrokkene niet-ontvankelijk in het hoger beroep. Deze beschikking is gegeven door mr. Van Wagtendonk, in tegenwoordigheid van Kuiper als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.