Jurisprudentie
BD9416
Datum uitspraak2008-08-06
Datum gepubliceerd2008-08-06
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200801862/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-08-06
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200801862/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 15 januari 2008, kenmerk 2008INT216822, heeft het college van gedeputeerde staten van Utrecht (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Utrechtse Heuvelrug bij besluit van 22 november 2007 vastgestelde wijzigingsplan "Wijzigingsplan gebied zes, voormalig rioolwaterzuiveringsterrein, Woongebieden en Recreatieterreinen".
Uitspraak
200801862/1.
Datum uitspraak: 6 augustus 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Utrecht,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 januari 2008, kenmerk 2008INT216822, heeft het college van gedeputeerde staten van Utrecht (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Utrechtse Heuvelrug bij besluit van 22 november 2007 vastgestelde wijzigingsplan "Wijzigingsplan gebied zes, voormalig rioolwaterzuiveringsterrein, Woongebieden en Recreatieterreinen".
Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 maart 2008, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De raad van de gemeente Utrechtse Heuvelrug heeft een nader stuk ingediend. Dit is aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 juli 2008, waar [appellanten], vertegenwoordigd door mr. J.A. Spigt, advocaat te Arnhem, en het college, vertegenwoordigd door F.L.H.G. Assmann, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen.
Voorts is daar als partij gehoord de raad, vertegenwoordigd door S.F. van Putten, ambtenaar in dienst van de gemeente.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat het plan kan worden gewijzigd binnen bij het plan te bepalen grenzen. Bij het besluit omtrent goedkeuring van het wijzigingsplan dient het college te toetsen of aan de bij het bestemmingsplan gegeven wijzigingsvoorwaarden is voldaan. Ingevolge artikel 11, vierde lid, van de WRO gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) rust daarnaast op het college de taak te onderzoeken of het plan binnen de bij het bestemmingsplan bepaalde grenzen niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Tevens heeft het college erop toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
2.2. Het plan voorziet in de wijziging van de bestemming "Rioolwaterzuivering" in de bestemming "Bedrijven" van het terrein van het voormalige rioolwaterzuiveringsbedrijf in Doorn. Dit terrein behoort tot het bedrijventerrein Vossenstein.
2.2.1. [appellanten] betogen dat de voorschriften geen wijziging in de bestemming van dit terrein teweeg brengen.
Volgens [appellanten] wordt bij de inrichting van het plangebied ten onrechte geen rekening gehouden met de eisen van het inrichtingsplan ecologisch bedrijventerrein Doorn (hierna: inrichtingsplan). In dat kader wijzen zij op een door hen overgelegd rapport van 28 januari 2008. Zij verbinden hieraan de conclusie dat het bestreden besluit in strijd is met de artikelen 3:2, 3:4 en 3:46 van de Awb.
2.2.2. Het college heeft goedkeuring verleend aan het plan, omdat de wijziging geheel past binnen de wijzigingsbepalingen van het bestemmingsplan "Woongebieden en Recreatieterreinen" en ook overigens in overeenstemming is met het recht. Vanuit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening acht het college de wijziging aanvaardbaar.
2.3. Artikel 1 van de voorschriften van het wijzigingsplan betreft bepalingen waaraan de bedrijven die zich in het plangebied willen vestigen moeten voldoen. Door de wijziging van de plankaart voorziet het plan in de wijziging van de bestemming "Rioolwaterzuivering" in de bestemming "Bedrijven". Deze wijziging behoeft niet in de voorschriften te worden opgenomen.
In artikel 21, tweede lid, onder f, sub 9, van de voorschriften van het bestemmingsplan "Woongebieden en Recreatieterreinen" staat dat bij de inrichting van het plangebied rekening dient te worden gehouden met de eisen van het inrichtingsplan. Dit heeft geen betrekking op het plan zelf maar op de uitvoering daarvan. Uitvoeringsaspecten evenals de handhaving kunnen in deze procedure niet aan de orde komen. De daarop betrekking hebbende beroepsgrond kan derhalve buiten beschouwing blijven.
Het door [appellanten] ter onderbouwing van hun tweede stelling overgelegde rapport van 28 januari 2008 heeft overigens betrekking op de inrichting van het aangrenzende gedeelte van het bedrijventerrein Vossenstein, dat al in ontwikkeling is, en derhalve niet op het nu aan de orde zijnde plangebied.
2.4. De conclusie is dat hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep is ongegrond.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. H.Ph.J.A.M. Hennekens, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H.E. Troost, ambtenaar van Staat.
w.g. Hennekens w.g. Troost
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 2008
234-319.