Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD9414

Datum uitspraak2008-08-06
Datum gepubliceerd2008-08-06
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200800695/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 25 oktober 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (hierna: het college) zijn beslissing om op 13 september 2007 jegens [appellante] spoedeisende bestuursdwang toe te passen ter zake van het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen, op schrift gesteld. Daarbij heeft het college beslist dat de kosten van de toepassing van bestuursdwang (€ 59,00) voor rekening van [appellante] komen.


Uitspraak

200800695/1 Datum uitspraak: 6 augustus 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: [appellante], wonend te [woonplaats], en het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 25 oktober 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (hierna: het college) zijn beslissing om op 13 september 2007 jegens [appellante] spoedeisende bestuursdwang toe te passen ter zake van het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen, op schrift gesteld. Daarbij heeft het college beslist dat de kosten van de toepassing van bestuursdwang (€ 59,00) voor rekening van [appellante] komen. Bij besluit van 17 december 2007 heeft het college het door [appellante] hiertegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard voor zover zij als afvaltoerist is aangemerkt en heeft onder wijziging van de motivering van het besluit van 25 oktober 2007 het bezwaar voor het overige ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 januari 2008, beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 juli 2008, waar [appellante], in persoon en bijgestaan door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. D. Cevik, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge artikel 5:25, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is de overtreder de kosten verbonden aan de toepassing van bestuursdwang verschuldigd, tenzij de kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen. 2.2. De toepassing van bestuursdwang heeft bestaan uit het verwijderen van een doos die op 13 september 2007 is aangetroffen naast de container aan de Oostzeedijk (Struisenburg) te Rotterdam. Volgens het college is dit huishoudelijk afval afkomstig van [appellante], zoals blijkt uit het tussen de afvalstoffen aangetroffen materiaal met naam- en adresgegevens van [appellante], en heeft zij het huisvuil in strijd met artikel 4.2.11, eerste lid, van de Algemene Plaatselijk Verordening Rotterdam (hierna: de APV) anders aangeboden dan via de betreffende inzamelvoorziening Ingevolge artikel 4.2.11, eerste lid, van de Algemene Plaatselijk Verordening Rotterdam is het voor de gebruiker verboden de betreffende afvalstoffen anders dan aan te bieden via de desbetreffende inzamelvoorziening 2.2.1. [appellante] betoogt dat zij de overtreding niet heeft begaan, zodat de kosten van bestuurdwang niet op haar kunnen worden verhaald. [appellante] stelt dat zij de uit China afkomstige doos in één van de op ongeveer 25 meter van haar woning gelegen, niet-afsluitbare containers op de hoek Libellenstraat en Oostzeedijk Beneden heeft gedeponeerd. Zij wijst erop dat zij haar huishoudelijk afval altijd in de dicht bij huis geplaatste containers aanbiedt. [appellante] vermoedt dat iemand de doos uit de niet afsluitbare container heeft gehaald en dat de doos is gaan zwerven. [appellante] wijst er tot slot op dat het onwaarschijnlijk is dat zij de doos naast een op ongeveer 500 meter van haar huis geplaatste container zou plaatsen, terwijl er containers vlakbij haar huis zijn. 2.2.2. Naar vaste jurisprudentie is overtreder degene die het te handhaven voorschrift daadwerkelijk schendt. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 1 juni 2005 in zaak no. 200501068/1 (AB 2005, 247), zal in de regel mogen worden aangenomen dat de persoon tot wie de aangetroffen afvalstoffen kunnen worden herleid, ook degene is die de afvalstoffen heeft aangeboden. Dit geldt echter niet voor personen voor wie het op grond van door hen geleverd tegenbewijs niet aannemelijk is dat zij het te handhaven voorschrift daadwerkelijk hebben geschonden. Niet bestreden is dat vlakbij de woning van [appellante] niet afsluitbare containers zijn gelegen. Naar het oordeel van de Afdeling is niet aannemelijk gemaakt dat [appellante] op 13 september 2007 in de Oostzeedijk (Struisenburg) een doos naast de op ongeveer 500 meter van haar huis geplaatste container heeft gezet, terwijl zij in de directe nabijheid van haar huis aan de [locatie] beschikt over de mogelijkheid huishoudelijk afval aan te bieden. Het college heeft [appellante] dan ook ten onrechte als overtreder van artikel 4.2.11 van de APV aangemerkt en heeft zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat appellant de kosten van de toepassing van de bestuurdwang is verschuldigd. Het bestreden besluit is in strijd met artikel 5:25, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. 2.3. Het beroep is gegrond. Het besluit van 17 december 2007 dient te worden vernietigd. De Afdeling zal op de na te melden wijze in de zaak voorzien en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. 2.4. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. verklaart het beroep gegrond; II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam van 17 december 2007, kenmerk A.B.2007.2.08457/MN; III. herroept het besluit van 25 oktober 2007, kenmerk 07/09812; IV. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit; V. gelast dat de gemeente Rotterdam aan [appellante] het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 143,00 (zegge: honderddrieënveertig euro) vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, ambtenaar van Staat. w.g. Brink w.g. Melse lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 2008 191-209.