Jurisprudentie
BD9413
Datum uitspraak2008-08-06
Datum gepubliceerd2008-08-06
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200800508/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-08-06
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200800508/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 27 november 2007, kenmerk 2007INT212672, heeft het college van gedeputeerde staten van Utrecht (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Amersfoort (hierna: de raad) bij besluit van 27 maart 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Groot Weede" (hierna: het plan).
Uitspraak
200800508/1.
Datum uitspraak: 6 augustus 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], gevestigd te [woonplaats],
appellante,
en
het college van gedeputeerde staten van Utrecht,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 27 november 2007, kenmerk 2007INT212672, heeft het college van gedeputeerde staten van Utrecht (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Amersfoort (hierna: de raad) bij besluit van 27 maart 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Groot Weede" (hierna: het plan).
Tegen dit besluit heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 januari 2008, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het college van burgemeester en wethouders heeft een nadere memorie ingezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 juli 2008, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. F. Hendriksen, advocaat te Utrecht, en het college, vertegenwoordigd door ing. H.W.P. Hamster, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen. Namens de raad
is daar gehoord A.K.E. Vlaar-Zijderveld, ambtenaar van de gemeente.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht, rust op het college de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te onderzoeken of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient het rekening te houden met de aan de raad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft het college er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
2.2. [appellante] betoogt dat het plan ten onrechte niet voorziet in de mogelijkheid van woningbouw, al of niet via een wijzigingsbevoegdheid, om te voldoen aan de grote woningbehoefte in de provincie Utrecht. Zij betwist de onderbouwing van het besluit om de agrarische bestemming onverkort te handhaven, omdat woningbouw daar voor de hand zou liggen. Daartoe voert zij aan dat het plangebied in het streekplan is opgenomen als stedelijk gebied binnen de rode contour, waar bebouwing is toegestaan, dat bebouwing met behoud van landschappelijke waarden mogelijk is en dat het gebied gelegen is buiten het aan te wijzen Nationaal Landschap Arkenheem-Eemland. Verder betwist zij dat iedere bebouwing afbreuk zou doen aan het functioneren van de geplande ecologische verbindingzone, onder verwijzing naar de bestaande en geplande bebouwing elders in de directe omgeving. Overigens acht zij het plangebied, dat is omsloten door stedelijke bebouwing en een weg, hoe dan ook niet geschikt om te fungeren als ecologische verbindingszone, waadoor het plan ook niet doelmatig is.
2.3. Het plangebied is ingeklemd tussen het buitengebied ten westen van Amersfoort en de wijken Schothorst en Hoogland. Het gebruik dat van het gebied wordt gemaakt is overwegend agrarisch. Het plan is conserverend van aard en beoogt het open en groene karakter van het gebied in stand te houden en zo mogelijk te versterken. Daartoe is de bestemming "Agrarische doeleinden met landschappelijke waarden" aan het gebied gegeven. Met het oog op die waarden dient bij het realiseren van de bestemmingen rekening te worden gehouden met het hoevelandschap, de sloten en de houtwallen.
2.4. Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college die bestemming passend kunnen achten, nu deze aansluit bij het bestaande gebruik en strekt tot het bereiken van het beoogde landschappelijke doel. De omstandigheid dat het plangebied geen te beschermen natuurwaarden zou hebben en in verstedelijkt gebied ligt met een zeer grote woningbehoefte, dwingt niet tot het oordeel dat dit plan in die behoefte dient te voorzien. Ook indien de door [appellante] gewenste woningbouw mogelijk zou zijn zonder de openheid van het landschap en de ecologische verbindingszone aan te tasten kan, gezien de beleidsvrijheid van de raad, daaruit niet worden geconcludeerd dat er in het plan rekening had moeten worden gehouden met die wensen.
2.5. De conclusie is dat hetgeen [appellante] heeft aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep is ongegrond.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A.G. Stolker, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Stolker
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 2008
157.