Jurisprudentie
BD9397
Datum uitspraak2008-07-29
Datum gepubliceerd2008-08-06
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200804977/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Datum gepubliceerd2008-08-06
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200804977/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Indicatie
Bij besluit van 15 oktober 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Aa en Hunze (hierna: het college) aan [vergunninghouder] vrijstelling en bouwvergunning verleend ten behoeve van het gedeeltelijk vergroten van de woning op het perceel [locatie] te [plaats].
Uitspraak
200804977/2.
Datum uitspraak: 29 juli 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende de hoger beroepen van onder meer:
1. [verzoekster sub 1],
2. [verzoeker sub 2],
3. [verzoeker sub 3],
allen wonend te [woonplaats],
verzoekers,
tegen de uitspraak in zaak nrs. 08/445, 08/446, 08/461, 08/462, 08/463 en 08/464 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Assen van 29 mei 2008 in het geding tussen:
[verzoekster sub 1],
[verzoeker sub 2],
[verzoeker sub 3],
en
het college van burgemeester en wethouders van Aa en Hunze.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 oktober 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Aa en Hunze (hierna: het college) aan [vergunninghouder] vrijstelling en bouwvergunning verleend ten behoeve van het gedeeltelijk vergroten van de woning op het perceel [locatie] te [plaats].
Bij besluiten van 22 april 2008 heeft het college de door [verzoekster sub 1], [verzoeker sub 2] en [verzoeker sub 3] daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 29 mei 2008, verzonden op 2 juni 2008, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Assen (hierna: de voorzieningenrechter) de door [verzoekster sub 1] en [verzoeker sub 2] daartegen ingestelde beroepen gegrond verklaard en het besluit van 22 april 2008 vernietigd. Het door [verzoeker sub 3] ingestelde beroep is ongegrond verklaard.
Bij besluit van 17 juni 2008 heeft het college de door [verzoekster sub 1], [verzoeker sub 2] en [verzoeker sub 3] tegen het besluit van 15 oktober 2007 gemaakte bezwaren opnieuw ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker sub 2] bij brief, bij de rechtbank Assen ingekomen op 30 juni 2008, en [verzoeker sub 3] bij brief, bij de rechtbank Assen ingekomen op 3 juli 2008, beroep ingesteld. Voorts hebben [verzoeker sub 2] bij brief, bij de rechtbank ingekomen op 30 juni 2008, en [verzoeker sub 3] bij brief, bij de rechtbank ingekomen op 3 juli 2008, de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De rechtbank heeft deze brieven ter behandeling doorgezonden naar de Raad van State.
Tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter hebben onder meer [verzoekster sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 juni 2008, [verzoeker sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 juli 2008, en [verzoeker sub 3] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 juli 2008, hoger beroep ingesteld. [verzoeker sub 2] heeft zijn hoger beroep aangevuld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 juli 2008. [verzoeker sub 3] heeft haar hoger beroep aangevuld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 juli 2008.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 juli 2008, heeft [verzoekster sub 1] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 juli 2008, heeft [verzoeker sub 3] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 21 juli 2008, waar [verzoekster sub 1], bijgestaan door mr. R.H. Knegtering, advocaat te Leeuwarden, [verzoeker sub 2], vertegenwoordigd door mr. Y.J. Hullegie, advocaat te Assen, [verzoeker sub 3], vertegenwoordigd door mr. E. Schippers, en het college, vertegenwoordigd door mr. M.L. van Son, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting [vergunninghouder], vertegenwoordigd door mr. G. Bussink-Klein Wolterink, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. De verzoeken strekken ertoe de door het college genomen besluiten van 15 oktober 2007 en 17 juni 2008 bij wijze van voorlopige voorziening te schorsen, totdat in de bodemprocedure zal zijn beslist.
2.3. In hetgeen verzoekers naar voren hebben gebracht, is geen aanleiding te vinden voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, althans dat uiteindelijk zal blijken dat de vrijstelling en de bouwvergunning niet mochten worden verleend. Daartoe wordt overwogen dat de ruimtelijke onderbouwing, zoals deze is gegeven bij het besluit van 17 juni 2008, naar voorlopig oordeel voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat in het voorontwerp-bestemmingsplan "Annen dorp", dat betrekking heeft op een vergelijkbaar bijzonder woongebied als waarin het bouwplan is voorzien, evenals bij de hier verleende vrijstelling wordt uitgegaan van een minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens van 3 meter, hetgeen het standpunt van het college dat deze afstand in de toekomst in dit soort gebieden als uitgangspunt zal worden gehanteerd, ondersteunt. Voorts is het beoogde gebruik van de uitbreiding ten behoeve van de uitoefening van het beroep van psycholoog naar voorlopig oordeel in overeenstemming met het overkoepelende bestemmingsplan "Bijgebouwenregeling Aa en Hunze". Aan een voorlopig oordeel over het eerst op 11 juli 2008 door [verzoekster sub 1] overgelegde welstandsadvies van Hûs en Hiem kan niet worden toegekomen. Daargelaten dat op voorhand niet is uit te sluiten dat de Afdeling in de bodemprocedure dit advies wegens de late indiening daarvan terzijde zal leggen, heeft het college vooralsnog onvoldoende gelegenheid gehad inhoudelijk op dit advies te reageren. Gelet op het vorenstaande, bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.4. De verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening dienen te worden afgewezen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Hanrath
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 juli 2008
392.