Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD9395

Datum uitspraak2008-07-29
Datum gepubliceerd2008-08-06
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200804304/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij besluit van 22 november 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Reusel-De Mierden (hierna: het college) aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Cotax Transport B.V. (hierna: Cotax Transport B.V.) drie lasten onder dwangsom opgelegd met betrekking tot de inrichting aan de Mierdseweg 53 te Reusel.


Uitspraak

200804304/2. Datum uitspraak: 29 juli 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Cotax Transport B.V., gevestigd te Reusel, gemeente Reusel-De Mierden, verzoekster, en het college van burgemeester en wethouders van Reusel-De Mierden, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 22 november 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Reusel-De Mierden (hierna: het college) aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Cotax Transport B.V. (hierna: Cotax Transport B.V.) drie lasten onder dwangsom opgelegd met betrekking tot de inrichting aan de Mierdseweg 53 te Reusel. Bij besluit van 14 mei 2008 heeft het college het door Cotax Transport B.V. hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft Cotax Transport B.V. bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 juni 2008, beroep ingesteld. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 juni 2008, heeft Cotax Transport B.V. de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 17 juli 2008, waar Cotax Transport B.V., vertegenwoordigd door P.M. van Herk, bijgestaan door ing. W. van Aerle, en het college, vertegenwoordigd door mr. D.M.C. van Veen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is [partij], in persoon, als partij gehoord. 2. Overwegingen 2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. 2.2. De bij het besluit van 22 november 2007 opgelegde lasten onder dwangsom strekken er toe dat Cotax Transport B.V. bij het drijven van de inrichting dient te voldoen aan de geluidnormen van het Besluit opslag- en transportbedrijven milieubeheer (hierna: het Besluit), zich dient te houden aan de uitgangspunten van het akoestisch rapport bij de door haar op 24 november 2006 op grond van het Besluit gedane melding en de door haar op 20 augustus 2007 op grond het Besluit gedane melding dient aan te vullen met een akoestisch onderzoek, waaruit blijkt dat ook met het tanken van voertuigen aan de geluidnormen van het Besluit kan worden voldaan. Bij het besluit van 14 mei 2008 zijn deze lasten ongewijzigd gehandhaafd en is Cotax Transport B.V. medegedeeld dat zij binnen zes weken na verzending van dit besluit aan de lasten dient te voldoen. 2.3. Op 1 januari 2008 is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: het Activiteitenbesluit) in werking getreden en is het Besluit ingetrokken. Vanaf die datum kon in het Besluit geen grondslag voor handhavend optreden worden gevonden. De stelling van het college dat de toepasselijke normen met de inwerkingtreding van het Activiteitenbesluit materieel niet zijn gewijzigd, doet hieraan niet af. Het besluit van 14 mei 2008 is - zoals het college ter zitting heeft bevestigd - gebaseerd op het Besluit en niet op het Activiteitenbesluit. Geoordeeld moet worden dat het besluit van 14 mei 2008 ten onrechte strekt tot het na 1 januari 2008 handhaven van de bij het besluit van 22 november 2007 opgelegde, op het Besluit gebaseerde, lasten. 2.4. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen. 2.5. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. 3. Beslissing De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Reusel-De Mierden van 14 mei 2008 en het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Reusel-De Mierden van 22 november 2007; II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Reusel-De Mierden tot vergoeding van bij Cotax Transport B.V. in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Reusel-De Mierden aan Cotax Transport B.V. onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald; III. gelast dat de gemeente Reusel-De Mierden aan Cotax Transport B.V. het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 288,00 (zegge: tweehonderdachtentachtig euro) vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. M. Oosting, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.P.J.M. van Grinsven, ambtenaar van Staat. w.g. Oosting w.g. Van Grinsven voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 29 juli 2008 462.