
Jurisprudentie
BD9394
Datum uitspraak2008-07-29
Datum gepubliceerd2008-08-06
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200804083/1
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Datum gepubliceerd2008-08-06
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200804083/1
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Indicatie
Bij besluit van 16 april 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Dalfsen (hierna: het college) aan [verzoeker] een last onder dwangsom opgelegd vanwege het overtreden van voorschriften, verbonden aan de bij besluit van 2 januari 2006 verleende milieuvergunning voor een veehouderij aan de [locatie] te [plaats].
Uitspraak
200804083/1.
Datum uitspraak: 29 juli 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Dalfsen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 16 april 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Dalfsen (hierna: het college) aan [verzoeker] een last onder dwangsom opgelegd vanwege het overtreden van voorschriften, verbonden aan de bij besluit van 2 januari 2006 verleende milieuvergunning voor een veehouderij aan de [locatie] te [plaats].
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] bezwaar gemaakt. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 juni 2008, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 17 juli 2008, waar [verzoeker], vertegenwoordigd door mr. H. Martens, en het college, vertegenwoordigd door H. Hams en F. Snel, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. [verzoeker] betoogt dat het college niet bevoegd was tot handhavend optreden wegens overtreding van de vergunning van 2 januari 2006, aangezien die vergunning nog niet in werking is getreden. In dit verband voert hij aan dat voor een aantal vergunde kuilplaten en voeropslagen nog geen bouwvergunning is verleend.
2.2. Uit artikel 20.8 van de Wet milieubeheer volgt dat, indien een vergunning betrekking heeft op het oprichten of veranderen van een inrichting dat tevens is aan te merken als bouwen in de zin van de Woningwet en voor een gedeelte van de inrichting nog geen bouwvergunning is verleend, de milieuvergunning in het geheel niet in werking treedt.
2.3. Ter zitting is door het college bevestigd dat voor enkele bij het besluit van 2 januari 2006 vergunde kuilplaten en voeropslagen nog niet de vereiste bouwvergunning is verleend, terwijl deze bouwwerken voorts ten tijde van dat besluit niet reeds waren opgericht. Gelet hierop is de vergunning van 2 januari 2006 ingevolge artikel 20.8 van de Wet milieubeheer in het geheel niet in werking getreden. Het college was dan ook niet bevoegd tot handhavend optreden wegens overtreding van die vergunning.
2.4. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.5. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Dalfsen van 16 april 2008, kenmerk UIT08/1718, tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar, met dien verstande dat indien binnen die termijn wordt verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening, de schorsing doorloopt totdat op dat verzoek is beslist;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Dalfsen tot vergoeding van bij [verzoeker] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Dalfsen aan [verzoeker] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
III. gelast dat de gemeente Dalfsen aan [verzoeker] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 145,00 (zegge: honderdvijfenveertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. M. Oosting, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.P.J.M. van Grinsven, ambtenaar van Staat.
w.g. Oosting w.g. Van Grinsven
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 juli 2008
462.