Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD9391

Datum uitspraak2008-08-06
Datum gepubliceerd2008-08-06
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/460562-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

poging tot inbraak in een kapslon in Zutphen op 21 oktober 2007 leidt bij veelpleegster tot een voorwaardelijke ISD-maatregel.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Straf Meervoudige kamer Parketnummer: 06/460562-07 Uitspraak d.d. 6 augustus 2008 Tegenspraak / dip - oip VONNIS in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [plaats, 1983], wonende te [adres], thans uit anderen hoofde verblijvende in de penitentiaire inrichting voor vrouwen te Zwolle. Het onderzoek ter terechtzitting Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 juli 2008. Ter terechtzitting gegeven beslissingen Ter terechtzitting van 23 januari 2008 heeft de rechtbank de voorlopige hechtenis geschorst met ingang van 24 januari 2008 (bij beslissing van 13 juni 2008 heeft de raadkamer de opheffing bevolen van deze schorsingsbeslissing in verband met het niet nakomen van de gestelde bijzondere voorwaarden). Naar aanleiding van de terechtzitting gegeven beslissing Bij de beraadslaging naar aanleiding van de terechtzitting van 23 juli 2008 is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat de voorlopige hechtenis van verdachte op grond van artikel 67a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering dient te worden opgeheven. Op 24 juli 2008 is het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. De tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: zij op of omstreeks 21 oktober 2007 te Zutphen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een kapsalon ([naam kapsalon]) weg te nemen een of meer goed(eren) van haar en of haar mededader's gading en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [naam kapsalon], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader en zich daarbij de toegang tot die kapsalon te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) en/of geld onder haar/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, de ruit van de toegangsdeur van die kapsalon heeft verbroken/vernield en/of door die ruit naar binnen is gegaan en/of de kassalade heeft geopend en/of een deur van een kastje heeft geopend en/of de kapsalon heeft doorzocht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; art 310 Wetboek van Strafrecht art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht ALTHANS, dat zij op of omstreeks 21 oktober 2007 te Zutphen wederrechtelijk is binnengedrongen in een besloten lokaal gelegen aan de [adres] ([naam kapsalon]) en in gebruik bij [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte; art 138 lid 1 Wetboek van Strafrecht De bewijsmotivering (eindnoot 1) A. Het standpunt van het openbaar ministerie De officier van justitie heeft aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal in de kapsalon [naam kapsalon] in Zutphen op 21 oktober 2007. B. Het standpunt van de verdachte, de verdediging Door de verdediging is aangevoerd dat niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan bedoelde poging tot inbraak, wel aan de haar subsidiair ten laste gelegde huisvredebreuk. C. Beoordeling van de tenlastelegging Verdachte heeft ten stelligste ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan de poging tot diefstal. Ondanks die uitdrukkelijke betwisting van verdachte acht de rechtbank het primair ten laste gelegde wel bewezen. De rechtbank acht voor het bewijs voorhanden de navolgende redengevende feiten en omstandigheden. Op 21 oktober 2007 om 06.40 uur is er bij de politie (eindnoot 2) een melding binnengekomen van een medewerker van een aan de [adres] te Zutphen gelegen café, dat er werd ingebroken bij de tegenovergelegen kapsalon aan de [adres] te Zutphen. Door de melder werd aangegeven dat hij twee personen het pand in had zien gaan. Deze personen kwamen op het moment van melding weer uit het pand en men had een van deze personen te pakken gekregen. De kort daarop ter plaatse komende verbalisanten zagen dat een raam van de voordeur van kapsalon [naam kapsalon] was ingeslagen. Vervolgens is verdachte aan verbalisanten overgedragen door een uit café [naam café] komend persoon, [getuige 1] genaamd. [getuige 1] - werkzaam in café [naam café] - heeft verklaard (eindnoot 3) dat hij omstreeks 06.40 uur van [getuige 2] heeft gehoord dat hij glasgerinkel had gehoord en dat er ergens in de buurt werd ingebroken. Zij zijn toen direct naar buiten gelopen en zagen dat er iets verderop een man liep. Terwijl hij naar deze man toeliep zag hij dat bij de kapsalon de deurruit kapot was; er lagen glasscherven voor de deur in het portiek op de grond. [getuige 1] is de man tot op twee/drie meter genaderd, maar de man bleef, ondanks dat hij hem aansprak, doorlopen. Op het moment dat [getuige 1] weer terugliep richting café, hoorde hij weer glasgerinkel vanuit de kapsalon en zag hij dat een meisje door het gat in de kapotte ruit van de voordeur naar buiten kwam gekropen. Het meisje had een zaklamp in haar handen. Het meisje probeerde weg te komen en te ontsnappen aan de anderen personen die ter plaatse aanwezig waren, maar [getuige 1] heeft haar weten vast te pakken toen zij in zijn richting kwam gerend. De eigenaresse van café [naam café], [getuige 3], heeft verklaard (eindnoot 4) dat haar vriend [getuige 2] had verteld dat er volgens hem werd ingebroken, aangezien hij glasgerinkel had gehoord. Ze zijn daarop met meerdere personen naar buiten gegaan en zij zag toen dat er een manspersoon bij de ingang van kapsalon ‘[naam kapsalon]’ stond. Zij zag dat die man vervolgens wegliep en dat [getuige 1] achter die man aanliep en de man aansprak, maar die man liep versneld door. Kort daarop zag [getuige 3] dat iemand door het ingeslagen raam van de voordeur van de kapsalon naar buiten kwam gekropen. Deze persoon had een klein zaklampje in haar mond en zij rende vervolgens weg, maar is uiteindelijk door [getuige 1] vastgepakt en later overgedragen aan de politie. [getuige 3] heeft de aangehouden vrouw vijf of zes keer een naam horen roepen; zij hoorde de vrouw roepen dat zij ruzie met haar vriend had. De eveneens in café [naam café] aanwezige [getuige 4](eindnoot 5) en [getuige 2](eindnoot 6) hebben eveneens verklaard dat zij verdachte door de vernielde ruit van de kapperszaak met een zaklamp in haar mond naar buiten hebben zien kruipen en dat zij door [getuige 1] is vastgepakt en later aan de politie is overgedragen. [getuige 4] heeft verklaard dat hij toen hij buiten kwam een man zag weglopen bij de kapperszaak aan de overzijde en dat hij zag en hoorde dat deze man door [getuige 1] werd aangesproken, maar dat deze man gewoon doorliep. Namens de eigenaresse van kapsalon [naam kapsalon] barbershop, [slachtoffer 1], is aangifte gedaan door [slachtoffer 2] (eindnoot 7) . [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij op 21 oktober 2007 via de alarmcentrale de melding kreeg dat er was ingebroken in de kapsalon. Bij de zaak aangekomen zag zij dat de ruit van de toegangsdeur vernield was. Er werden geen goederen vermist. De kassalade stond wel open, ofschoon aangeefster die de dag er voor had dichtgedaan en één van de kastjes onder kassalade stond eveneens open. Verdachte heeft zowel bij de politie als ter zitting verklaard dat zij op 21 oktober 2007 in de kapsalon ‘[naam kapsalon]’ is geweest en dat zij met een zaklamp door de kapotte ruit naar buiten is gekropen. Verdachtes verklaring dat zij lawaai hoorde in de [adres], zij vervolgens zag dat de ruit van de toegangsdeur van de kapsalon kapot was en zij daarop zonder enige reden door de kapotte ruit naar binnen is gegaan en in de kapsalon heeft rondgekeken, acht de rechtbank niet aannemelijk. Temeer niet nu de getuigen ook vrijwel onmiddellijk door het glasgerinkel gealarmeerd vanuit het tegenoverliggende café naar buiten zijn gegaan en het in die korte tijdspanne uitgesloten moet worden geacht dat vóór verdachte (en haar mogelijke mededader) nog iemand anders in het pand is geweest. Bewezenverklaring Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat: zij op 21 oktober 2007 te Zutphen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een kapsalon ([naam kapsalon]) weg te nemen een of meer goed(eren) van haar gading en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [naam kapsalon], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot die kapsalon te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) en/of geld onder haar bereik te brengen door middel van braak en inklimming, de ruit van de toegangsdeur van die kapsalon heeft vernield en door die ruit naar binnen is gegaan en de kassalade heeft geopend en een deur van een kastje heeft geopend en de kapsalon heeft doorzocht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid. Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezene levert op het misdrijf: poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming. Strafbaarheid van de verdachte Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Oplegging van straf en/of maatregel 1. De officier van justitie heeft - het primair tenlastegelegde bewezen achtend - de navolgende straf gevorderd, te weten: plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar en verbeurdverklaring van de onder verdachte in beslag genomen zaklamp. 2. Door de raadsman is onder meer aangevoerd dat - voor het geval de rechtbank het opleggen van een ISD maatregel overweegt - niet is voldaan aan het vereiste dat verdachte in een periode van vijf jaren voorafgaande aan het feit waarvoor de maatregel wordt opgelegd, ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of een taakstraf is veroordeeld, en dat het feit is begaan nadat in ieder geval drie veroordelingen geheel ten uitvoer zijn gelegd. 3. De rechtbank stelt het volgende vast. De rechtbank acht anders dan de raadsman bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit. Dat is een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit de justitiële documentatie (eindnoot 8) van verdachte blijken onder meer de volgende veroordelingen: - een vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 26 juli 2007, waarbij verdachte, zakelijk weergegeven, werd veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één week; - het vonnis van de meervoudige kamer in deze rechtbank van 29 november 2006, waarbij verdachte onder meer werd veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden; - het vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 5 januari 2005, waarbij verdachte werd veroordeeld tot onder meer een werkstraf van 40 uur. Verdachte is derhalve in de laatste vijf jaren tenminste driemaal tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf /taakstraf veroordeeld, terwijl die straffen ook zijn ten uitvoer gelegd. 4. Door de raadsman is verder aangevoerd dat er nog verschillende straffen tegen verdachte openstaan die niet zijn ten uitvoer gelegd, daarbij refererend aan de ‘Richtlijn voor strafzaken bij meerderjarige zeer actieve veelplegers’. De raadsman heeft bepleit dat de vordering tot het opleggen van de maatregel van ISD daarom moet worden afgewezen. De rechtbank deelt die opvatting niet, gelet op hetgeen hiervoor onder 3 is overwogen. Indien aan de ingevolge artikel 38m, eerste lid onder 2º, van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden is voldaan, staat aan oplegging van de maatregel niet in de weg dat ten tijde van de berechting sprake is van nog openstaande straf voor andere feiten (HR 14 november 2006, LJN AY8975). 5. Door de raadsman is bepleit dat tegen de achtergrond van verdachtes problematiek kan worden volstaan met het opleggen van een deels voorwaardelijke vrijheidsstraf, waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de tijd in voorarrest doorgebracht, met als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact, ook als dat inhoudt een behandeling bij de Zwolse Poort in Raalte. De raadsman heeft onder meer aangevoerd dat verdachte de maatschappij geen ‘grote onveiligheid, overlast en maatschappelijke schade’ toebrengt zoals door de wetgever bedoeld en zij daarom niet behoort tot de door de wetgever beoogde doelgroep van “de stelselmatige dader”. Daarnaast is er volgens de raadsman te veel onduidelijkheid over de combinatie van haar persoonlijkheidsstoornis en verslavingsproblematiek om op dit moment te komen tot het toepassen van de zeer ingrijpende maatregel van de ISD, temeer nu er een reële mogelijkheid is van een behandeling van verdachte bij de Zwolse Poort in Raalte. Verdachte is gemotiveerd om daar een behandeling te ondergaan. Daarenboven komt dat verdachte zich sinds de behandeling van deze zaak op 23 januari 2008 geen strafbare feiten meer heeft gepleegd. 6. De rechtbank acht na te melden beslissing in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. 7. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich in de nacht van 20 op 21 oktober 2007 schuldig gemaakt aan een poging tot gekwalificeerde diefstal. Dergelijke feiten brengen schade toe aan de direct getroffenen en veroorzaken grote overlast voor de samenleving. Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat zij veelvuldig en regelmatig met politie en justitie in aanraking is gekomen voor (winkel)diefstallen, laatstelijk op 26 maart 2008 en 11 april 2008. Zoals hiervoor al overwogen voldoet verdachte aan de voorwaarden die artikel 38m, eerste lid onder 1º en 2º van het Wetboek van Strafrecht stelt. Daarnaast moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan. De veiligheid van personen en goederen rechtvaardigt het opleggen van de ISD-maatregel zoals door de officier van justitie gevorderd. Door verslavingszorg (eindnoot 9) is - naar aanleiding van de zitting van 23 januari 2008 - een verzoek om een adviesrapportage over verdachte uit te brengen geretourneerd. De retourzending vond plaats omdat verdachte, ondanks de vele kansen die haar waren geboden, vanuit een ambulant kader niet begeleidbaar bleek, omdat zij afspraken keer op keer niet is nagekomen. De enige mogelijkheid om verdachte te begeleiden is volgens deze instelling een klinisch traject in een gedwongen kader en vanuit een langdurig detentietraject zoals de ISD-maatregel. Van zo’n traject zijn volgens de betrokken reclasseringswerkster ten tijde van de verslaglegging geen contra-indicaties of nadelige effecten te verwachten. Ter zitting van 23 juli 2008 is door de betreffende reclasseringswerker verklaard, dat dit briefverslag tot stand is gekomen enkel en alleen aan de hand van de bij verslavingszorg aanwezige dossiergegevens/informatie en niet op basis van persoonlijke contacten met verdachte. Bij eerdere rapportage (eindnoot 10) is mede op basis van de bevindingen van de psycholoog Mellink van de forensische polikliniek en de rapporteur van het NIFPP geadviseerd om een ISD maatregel op te leggen, aangezien dit de beste mogelijkheid leek om haar problematiek te behandelen en een geleidelijke terugkeer in de samenleving na detentie voor te bereiden. De kans op recidive wordt door de rapporteur op basis van de RISc meting als hoog ingeschat. Verdachte kent een ernstige verslavingsgeschiedenis en is wantrouwend naar instanties toe. Een screening door de psycholoog wees uit dat een aanwijzing voor een persoonlijkheidsproblematiek met low level borderline kenmerken en ADHD niet kan worden uitgesloten. De motivatie voor behandeling was volgens de psycholoog niet stabiel en niet intrinsiek, terwijl men zich kan afvragen of een dubbeldiagnose kliniek wel de juiste behandelingssetting is. Door de psychiater Verhoef (eindnoot 11) is - mede op grond van een voorlichtingsrapport van de reclassering van 3 oktober 2007 - geconcludeerd dat er bij betrokkenen sprake is van een ernstige verslavingsproblematiek bij een borderline persoonlijkheidsstoornis. Hoewel duidelijk is dat de verdachte diverse afspraken met de hulpverlening niet is nagekomen - overigens mede tengevolge van het (gewelddadige) overlijden van haar partner [naam partner] op 1 maart 2008- , heeft de rechtbank twijfels over het opleggen van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. Een dergelijk maatregel moet worden gezien als een ultimum remedium om de negatieve spiraal waarin een verdachte zich bevindt te doorbreken en de samenleving gedurende een lange tijd te vrijwaren van criminele activiteiten van de zijde van verdachte. Door Tactus is niet duidelijk inzichtelijk gemaakt waarom een opname in een dubbel diagnostiekkliniek zoals door de raadsman voorgesteld gecontra-ïndiceerd zou zijn, terwijl evenmin inzichtelijk is gemaakt waarom van een ISD-maatregel geen contra-indicaties of nadelige effecten te verwachten zijn. Verdachte heeft ter zitting aangevoerd gemotiveerd te zijn voor een opname in de Zwolse Poort, om daadwerkelijk iets aan haar problemen te doen. Door de raadsman is ter zitting uitvoerig betoogd dat een opname binnen twee maanden na de intake kan worden gerealiseerd. Op dit moment staat evenmin vast dat verdachte gedurende de laatste zes maanden zich weer heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten. Een en ander geeft de rechtbank aanleiding de officier van justitie niet te volgen in haar eis om verdachte nu een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. De rechtbank zal verdachte - naast een gevangenisstraf van na te melden duur - een voorwaardelijke ISD-maatregel opleggen, om langs die weg haar een allerlaatste kans te bieden om zélf actief aan een oplossing van haar problemen te werken. De rechtbank zal daarom aan de voorwaardelijke maatregel de bijzonder voorwaarde verbinden van opname in de Zwolse Poort danwel een soortgelijke kliniek. In beslag genomen voorwerpen Onder verdachte is een zaklamp in beslag genomen. Dit voorwerp is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met behulp waarvan het bewezenverklaarde is begaan en niet is kunnen worden vastgesteld aan wie het toebehoort. Toepasselijke wettelijke voorschriften Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 33, 33a, 38m, 38n, 38p, 45, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht. Beslissing De rechtbank: • verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan. • Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. • Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar. • Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden. Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht. • Legt op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 (twee) jaren. Bepaalt, dat de maatregel niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 3 (drie) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd. Stelt als bijzondere voorwaarden: 1. dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, arrondissement Zutphen, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt; 2. dat de veroordeelde zich zo spoedig mogelijk zal laten opnemen in (de afdeling dubbeldiagnostiek van) de Zwolse Poort te Raalte danwel een soortgelijke kliniek. De veroordeelde zal zich tijdens die opname gedragen naar de aanwijzingen die haar zullen worden gegeven door of namens de leiding van bedoelde instelling. • Geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen. • Verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven zaklamp. Aldus gewezen door mrs. De Bie, voorzitter, Borgerhoff Mulder en Van de Wetering, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 augustus 2008. (eindnoot 1) Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen verbaal, als bijlagen opgenomen bij (Stam) proces-verbaal nr. PL0631/07-208235, politie Team Zutphen, gedateerd 29 oktober 2007 (eindnoot 2) Proces-verbaal van aanhouding, doorgenummerde dossierpag. 12/13, relaas verbalisanten (eindnoot 3) Proces-verbaal van verhoor, doorgenummerde dossierpag. 30/31 (eindnoot 4) Proces-verbaal van verhoor, doorgenummerde dossierpag. 33 (eindnoot 5) Proces-verbaal van verhoor, doorgenummerde dossierpag. 35 (eindnoot 6) Proces-verbaal van verhoor, doorgenummerde dossierpag. 37 (eindnoot 7) Proces-verbaal van aangifte, doorgenummerde dossierpag. 24 (eindnoot 8) Justitiële documentatie gedateerd 22 juli 2008 (eindnoot 9) Briefverslag Tactus gedateerd 15 juli 2008, reclasseringswerker [naam] (eindnoot 10) Voorlichtingsrapport Tactus gedateerd 24 december 2007, reclasseringswerker [naam] (eindnoot 11) Consultbrief NIFP gedateerd 13 december 2007, opgemaakt door de psychiater Verhoef