Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD9388

Datum uitspraak2008-07-31
Datum gepubliceerd2008-08-06
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers312291 / KG ZA 08/675
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

De in artikel 700 lid 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bedoelde termijn heeft de strekking te voorkomen dat de schuldeiser het beslag alleen als pressiemiddel gebruikt en na het leggen van het beslag blijft stilzitten. Een soortgelijke ongeoorloofde druk doet zich naar het oordeel van de voorzieningenrechter voor in het onderhavige geval, waarbij de gedaagde de hoofdzaak weliswaar binnen voormelde termijn tegen eisers aanhangig heeft gemaakt, doch de doorgehaalde zaak na het vastlopen van de schikkingsonderhandelingen verder heeft laten rusten onder instandhouding van de beslagen en de bankgarantie ten laste van eisers. Nu duidelijk is dat de schikkingsonderhandelingen tussen partijen zijn mislukt, behoort gedaagde daarom ofwel het initiatief te nemen om de door haar geëntameerde hoofdzaak hervatten, ofwel afstand te doen van de zekerheden die in het kader hiervan in het leven zijn geroepen. Voorshands geoordeeld maakt gedaagde met haar weigering om één van beide wegen te bewandelen misbruik van bevoegdheid, hetgeen jegens eisers onrechtmatig moet worden geacht. Aan het voorgaande doet onvoldoende af dat eisers aan hun instemming met doorhaling van de bodemprocedure de voorwaarde hadden kunnen verbinden dat gedaagde zou afzien van de zekerheden of - bij het mislukken van de te voeren schikkingsonderhandelingen - binnen een bepaalde termijn de bodemprocedure weer zou opbrengen. De omstandigheid dat ook eisers de rechter kunnen verzoeken de doorgehaalde zaak weer op de rol te plaatsen, leidt evenmin tot een ander oordeel. Wel wordt in deze omstandigheden voldoende aanleiding gevonden om in dit geval enkele onderdelen van het gevorderde niet onvoorwaardelijk toe te wijzen. Immers, niet uit het oog mag worden verloren dat gedaagde op zichzelf nog belang houdt bij de zekerheden, nu er voor haar een bewijsopdracht ligt in de bodemprocedure en in het tussenvonnis van deze rechtbank twee overtredingen van het concurrentieverbod door eiser sub 1 zijn vastgesteld, zij het - vooralsnog - beperkt in omvang. Gedaagde zal daarom een termijn van twee dagen na de betekening van dit vonnis worden gegund om de civiele (rol)rechter van deze rechtbank te verzoeken de bodemprocedure op de rol te plaatsen tegen de eerstmogelijke roldatum, bij gebreke waarvan de beslagen zullen worden opgeheven en gedaagde gehouden zal zijn de bankgarantie aan eisers te retourneren.


Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht Vonnis in kort geding van 31 juli 2008, gewezen in de zaak met zaak- en rolnummer 312291 / KG ZA 08/675 van: 1. [A], wonende te [plaats], 2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Airlet Continental B.V. gevestigd te Nieuwerkerk aan den IJssel, eisers, procureur mr. G. Janssen, advocaat mr. M. Hoogenboom te Barendrecht, tegen: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid TRS Transportkoeling B.V., gevestigd te Aalsmeer, gedaagde, procureur mr. E.V.H. van Tricht. Partijen zullen worden aangeduid als '[A]', 'Airlet' en 'TRS'. 1. De procedure [A] en Airlet hebben TRS bij exploot van 11 juni 2008 doen dagvaarden om op 7 juli 2008 te verschijnen ter terechtzitting van de voorzieningenrechter van deze rechtbank. De zaak is op 7 juli 2008 mondeling behandeld. Daarbij is de zaak pro forma aangehouden tot 19 juli 2008 teneinde partijen in de gelegenheid te stellen een minnelijke regeling te treffen. Partijen hebben bij faxberichten van 15 en 16 juli 2008 om vonnis gevraagd. Vonnis is bepaald op heden. 2. De feiten Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 7 juli 2008 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan. 2.1. Tussen enerzijds [A] en Airlet en anderzijds TRS is op enig moment een geschil ontstaan over de vermeende overtreding van een non-concurrentiebeding door [A] tengevolge waarvan hij en Airlet boetes respectievelijk schadevergoeding zouden zijn verschuldigd aan TRS. 2.2. Na daartoe bij beschikking van 6 januari 2004 van de voorzieningenrechter van deze rechtbank verlof te hebben verkregen, heeft TRS op deze datum ten laste van [A] en TRS diverse conservatoire beslagen doen leggen. 2.3. Bij dagvaarding van 30 januari 2004 heeft TRS de eis in de hoofdzaak tegen [A] en Airlet ingesteld (hierna: de bodemprocedure; bij deze rechtbank bekend onder zaak- en rolnummer 215635 / HA ZA 04-544). 2.4. In een kort geding ten overstaan van de voorzieningenrechter van deze rechtbank (met rolnummer KG 04/78), waarbij [A] en Airlet opheffing vorderden van de door TRS gelegde beslagen, zijn partijen blijkens het proces-verbaal van 19 februari 2004 het volgende overeengekomen: '1. Eisers zullen een onherroepelijke bankgarantie doen stellen voor een bedrag van € 25.000,- door een Nederlandse bank onder de gebruikelijke voorwaarden. Deze voorwaarden zullen in elk geval inhouden dat het volledige bedrag op eerste verzoek zal worden uitgekeerd in geval de bodemrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad en niettegenstaande hoger beroep of cassatie eisers [A] c.s. of één van hen tot betaling van tenminste dat bedrag zullen veroordelen. 2. De beslagen op de rekeningen van [A] bij de [bank 1] en die van Airlet bij de [bank 2] zullen onverwijld na afgifte van de bankgarantie worden opgeheven en gedaagde zal beide banken daarvan alsdan onverwijld op de hoogte stellen. 3. Het beslag onder Airlet ten laste van [A] zal worden beperkt in dier voege dat [A] vanaf 1 februari 2004 maandelijks een bedrag van € 3000,- mag opnemen. 4. De overige beslagen zullen hangende de bodemprocedure blijven liggen. 5. Ieder der partijen draagt de eigen kosten van deze procedure. 6. Partijen verzoeken doorhaling van deze zaak per heden.' 2.5. Partijen hebben gevolg gegeven aan deze afspraken. 2.6. Bij vonnis van 7 september 2005 heeft deze rechtbank (i) in de overwegingen tot uitgangspunt genomen dat het concurrentieverbod op twee punten is overtreden, waarmee naar voorlopig oordeel een beperkt bedrag aan schade is gemoeid en (ii) terzake van een mogelijke derde overtreding en de omvang van de dientengevolge geleden schade in het dictum een bewijsopdracht gegeven aan TRS. 2.7. Partijen hebben vervolgens tot medio 2006 tevergeefs overleg gevoerd over een minnelijke regeling. Gedurende het overleg is de bodemprocedure aangehouden. 2.8. Op 3 oktober 2007 is de bodemprocedure doorgehaald. 2.9. Eind 2007 heeft de advocaat van [A] en Airlet TRS meerdere keren verzocht om de bankgarantie te retourneren en de beslagen op te heffen. TRS heeft hieraan geen gevolg gegeven. 2.10. Bij faxbrief van 21 maart 2008 heeft de advocaat van [A] en Airlet TRS een termijn gesteld tot en met 7 mei 2008 om de bodemprocedure te hervatten. TRS heeft hieraan geen gevolg gegeven. 2.11. Bij faxbrief van 26 mei 2008 heeft de advocaat van [A] en Airlet de overeenkomst tussen partijen op grond waarvan de bankgarantie is gesteld buitengerechtelijk ontbonden. 3. De vorderingen, de gronden daarvoor en het verweer 3.1. [A] en Airlet vorderen, zakelijk weergegeven, TRS op straffe van een dwangsom: a. te veroordelen binnen twee dagen na betekening van dit vonnis de originele bankgarantie per aangetekende brief retour te zenden aan [A] en Airlet met daarin de mededeling dat zij onvoorwaardelijk afstand doet van de bankgarantie; b. te veroordelen binnen twee dagen na betekening van dit vonnis de door haar ten laste van [A] en Airlet gelegde, dan wel gehandhaafde, conservatoire beslagen op te heffen; c. te verbieden ten laste van [A] en Airlet conservatoir beslag te leggen voor hetgeen zij in de bodemprocedure bij deze rechtbank heeft gevorderd, tenzij TRS uiterlijk binnen twee dagen na betekening van dit vonnis de bodemprocedure conform de voorgeschreven wijze op de kortst mogelijke termijn bij deze rechtbank opbrengt. 3.2. Daartoe voeren [A] en Airlet het volgende aan. De gestelde zekerheden, dat wil zeggen de bankgarantie, de geldelijke beperking van het beslag onder Airlet ten laste van [A] en het laten liggen van de beslagen, zijn gebaseerd op een afspraak tussen partijen. Uit deze afspraak vloeit voor TRS onder meer de resultaatsverbintenis voort om de bodemprocedure tegen [A] en Airlet te voeren voor de vorderingen waarvoor de zekerheden zijn gesteld. In ieder geval vloeit uit de afspraken voor TRS de inspanningsverbintenis voort met een zekere voortvarendheid te procederen. In hun geschil hebben partijen vanaf midden 2006 tevergeefs onderhandeld over een minnelijke regeling. De bodemprocedure is doorgehaald, maar TRS heeft geen gevolg gegeven aan het verzoek van [A] en Airlet om afstand te doen van de zekerheden en zij heeft de bodemprocedure niet hervat. Hoewel artikel 246 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalt dat de enkele doorhaling op de rol geen rechtsgevolgen heeft, zijn er in dit geval bijkomende omstandigheden op grond waarvan de doorhaling tot het opgeven van de zekerheden verplicht: (1) TRS heeft nagelaten de procedure te hervatten, (2) volgens de afspraken blijven de beslagen slechts gedurende de bodemprocedure rusten en (3) van [A] en Airlet kan en mag niet worden verwacht zekerheden ter beschikking te stellen die in het kader van een procedure zijn verschaft zonder dat deze procedure daadwerkelijk wordt gevoerd. TRS is daarom gehouden de zekerheden op te geven. Zij maakt in ieder geval misbruik van haar bevoegdheid door dit na te laten. 3.3. TRS voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken . 4. De beoordeling van het geschil 4.1. Artikel 246 Rv voorziet in een louter administratieve mogelijkheid om een zaak van de rol te krijgen, zonder dat daaraan op zich bepaalde rechtsgevolgen zijn verbonden. In dit geval is de bodemprocedure tegen [A] en Airlet op eenstemmig verzoek doorgehaald, zonder dat partijen de rechtsgevolgen hiervan hebben geregeld, zo moet worden aangenomen. Hieruit volgt dat de bodemprocedure nog niet definitief is geëindigd. Partijen zijn het op dit punt kennelijk ook eens. Voor het aan de bodemprocedure ten grondslag liggende geschil is echter langs minnelijke weg evenmin een oplossing gevonden. Het geschil in dit kort geding betreft in de kern de vraag of TRS afstand zou moeten doen van de conservatoire beslagen en bankgarantie ten laste van [A] en Airlet, nu zij weigert de bodemprocedure opnieuw op de rol te laten plaatsen. [A] en Airlet beantwoorden deze vraag bevestigend, TRS bepleit het tegendeel. De voorzieningenrechter overweegt als volgt. 4.2. De in artikel 700 lid 3 Rv bedoelde termijn heeft de strekking te voorkomen dat de schuldeiser het beslag alleen als pressiemiddel gebruikt en na het leggen van het beslag blijft stilzitten (vergelijk Hoge Raad 9 februari 2007, NJ 2007, 103). Een soortgelijke ongeoorloofde druk doet zich naar het oordeel van de voorzieningenrechter voor in het onderhavige geval, waarbij de TRS de hoofdzaak weliswaar binnen voormelde termijn tegen [A] en Airlet aanhangig heeft gemaakt, doch de doorgehaalde zaak na het vastlopen van de schikkingsonderhandelingen verder heeft laten rusten onder instandhouding van de beslagen en de bankgarantie ten laste van [A] en Airlet. Nu duidelijk is dat de schikkingsonderhandelingen tussen partijen zijn mislukt, behoort TRS daarom ofwel het initiatief te nemen om de door haar geëntameerde hoofdzaak hervatten, ofwel afstand te doen van de zekerheden die in het kader hiervan in het leven zijn geroepen. Voorshands geoordeeld maakt TRS met haar weigering om één van beide wegen te bewandelen misbruik van bevoegdheid, hetgeen jegens [A] en Airlet onrechtmatig moet worden geacht. 4.3. Aan het voorgaande doet onvoldoende af dat [A] en Airlet aan hun instemming met doorhaling van de bodemprocedure de voorwaarde hadden kunnen verbinden dat TRS zou afzien van de zekerheden of - bij het mislukken van de te voeren schikkingsonderhandelingen - binnen een bepaalde termijn de bodemprocedure weer zou opbrengen. De omstandigheid dat ook [A] en Airlet de rechter kunnen verzoeken de doorgehaalde zaak weer op de rol te plaatsen, leidt evenmin tot een ander oordeel. Wel wordt in deze omstandigheden voldoende aanleiding gevonden om in dit geval de onderdelen a. en b. van het gevorderde niet onvoorwaardelijk toe te wijzen. Immers, niet uit het oog mag worden verloren dat TRS op zichzelf nog belang houdt bij de zekerheden, nu er voor haar een bewijsopdracht ligt in de bodemprocedure en in het tussenvonnis van deze rechtbank van 7 september 2005 twee overtredingen van het concurrentieverbod door [A] zijn vastgesteld, zij het - vooralsnog - beperkt in omvang. [A] en Airlet hebben dit belang van TRS ook niet weersproken. TRS zal daarom een termijn van twee dagen na de betekening van dit vonnis worden gegund om de civiele (rol)rechter van deze rechtbank overeenkomstig artikel 11.8 van het Reglement civiele rol bij de rechtbanken te verzoeken de bodemprocedure met zaak- en rolnummer 215635 / HA ZA 04-544 op de rol te plaatsen tegen de eerstmogelijke roldatum voor bewijslevering aan de zijde van TRS en aansluitende comparitie van partijen, bij gebreke waarvan de beslagen zullen worden opgeheven en TRS gehouden zal zijn de bankgarantie aan [A] en Airlet te retourneren. Het ligt vervolgens de op de weg van beide partijen om met een zekere voortvarendheid door te procederen. Een en ander leidt tot toewijzing van het gevorderde, nader geconcretiseerd en op de hierna te melden wijze, waarbij de door TRS te verrichten handeling, bestaande uit het indienen van het hiervoor vermelde verzoek aan de (rol)rechter, zal worden aangeduid als ‘de voorgeschreven handeling’. 4.4. De op te leggen dwangsom zal worden beperkt en gemaximeerd. Voorts zal worden bepaald dat deze vatbaar is voor matiging door de rechter, voor zover handhaving daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, zulks mede in aanmerking genomen de mate waarin aan de veroordeling is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid daarvan. 4.5. TRS zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding. 5. De beslissing De voorzieningenrechter: - heft op de op 6 januari 2004 door TRS ten laste van [A] en Airlet gelegde conservatoire beslagen indien TRS niet binnen twee dagen na betekening van dit vonnis de voorgeschreven handeling verricht; - veroordeelt TRS om, indien zij niet binnen twee dagen na betekening van dit vonnis de voorgeschreven handeling verricht, de originele bankgarantie binnen vijf dagen na de betekening van dit vonnis per aangetekende brief retour te zenden aan [A] en Airlet met daarin de mededeling dat zij onvoorwaardelijk afstand doet van de bankgarantie; - verbiedt TRS om ten laste van [A] en Airlet conservatoir beslag te leggen voor hetgeen zij in voormelde bodemprocedure heeft gevorderd, tenzij TRS uiterlijk binnen twee dagen na betekening van dit vonnis de voorgeschreven handeling verricht; - bepaalt dat TRS een dwangsom verbeurt van € 5.000,-- voor iedere dag dat zij geen gevolg geeft aan voormelde veroordeling en verbod, met een maximum van € 100.000,--; - bepaalt dat bovenstaande dwangsom vatbaar is voor matiging op de wijze zoals onder 4.4 is vermeld; - veroordeelt TRS in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van [A] en Airlet begroot op € 1.141,80, waarvan € 816,-- aan salaris procureur, € 254,-- aan griffierecht en € 71,80 aan dagvaardingskosten; - verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad; - wijst af het meer of anders gevorderde. Dit vonnis is gewezen door mr. M.Th. Nijhuis en uitgesproken ter openbare zitting van 31 juli 2008 in tegenwoordigheid van de griffier. mlh