Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD9382

Datum uitspraak2008-06-16
Datum gepubliceerd2008-08-06
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers108.003.975
Statusgepubliceerd


Indicatie

De WAHV biedt de kentekenhouder aan wie met toepassing van artikel 5 WAHV een sanctie is opgelegd niet de mogelijkheid zich van zijn aansprakelijkheid te bevrijden door de bestuurder bekend te maken. Artikel 181, tweede lid, Wegenverkeerswet 1994, is een strafrechtelijke bepaling en is niet van toepassing in mulderzaken.


Uitspraak

WAHV 108.003.975 16 juni 2008 CJIB 69101343000 Gerechtshof te Leeuwarden Arrest op het hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Breda van 22 november 2007 betreffende [betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene), wonende te [woonplaats]. 1. De beslissing van de kantonrechter De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie in het arrondissement Breda genomen beslissing ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. 2. Het procesverloop De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend. De betrokkene is in de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Hiervan is geen gebruik gemaakt. 3. Beoordeling 3.1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 157,- opgelegd ter zake van “overschrijding maximumsnelheid op autosnelwegen, met 31 km/h”, welke gedraging zou zijn verricht op 15 december 2006 op de A58 in de gemeente Roosendaal. 3.2. De betrokkene ontkent niet dat de gedraging is verricht met het betreffende op zijn naam geregistreerde voertuig. De betrokkene voert echter aan dat ten tijde van die gedraging niet hij maar [een met name genoemde derde] de bestuurder was van dat voertuig. Volgens de betrokkene kan hij niet als kentekenhouder aansprakelijk worden gesteld, nu hij de naam van de bestuurder bekend heeft gemaakt. 3.3. Artikel 5 WAHV maakt het mogelijk dat, wanneer niet aanstonds is vastgesteld wie de bestuurder was van het voertuig waarmee de gedraging is verricht, de sanctie kan worden opgelegd aan de kentekenhouder van dat voertuig. Daarmee is tot uitdrukking gebracht dat het de verantwoordelijkheid is van de kentekenhouder ervoor te zorgen dat met zijn voertuig geen verkeersovertredingen worden gepleegd. Als dat toch gebeurt, behoort de administratieve sanctie voor zijn rekening te komen. Anders dan artikel 181, tweede lid, Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) biedt de WAHV de kentekenhouder van het voertuig waarmee de gedraging is verricht niet de mogelijkheid om zich van zijn aansprakelijkheid voor de gedraging te bevrijden door de bestuurder van het betreffende voertuig bekend te maken. Desgewenst heeft de betrokkene wel de mogelijkheid om het bedrag van de sanctie op de bestuurder te verhalen. 3.4. De ambtsedige verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB houdt zakelijk weergegeven in dat de bestuurder van een BMW met kenteken [AB-00-AB] reed met een (gecorrigeerde) snelheid van 151 km per uur terwijl de toegestane maximumsnelheid was vastgesteld op 120 km per uur. 3.5. Gelet op deze verklaring van de verbalisant, die door de betrokkene niet is bestreden, is naar de overtuiging van het hof komen vast te staan dat de gedraging is verricht. 3.6. Voor zover de betrokkene nog heeft aangevoerd dat hij naar aanleiding van een eerdere zitting van de kantonrechter de indruk heeft gekregen dat hij niet voor deze gedraging veroordeeld zou worden, gaat het hof hieraan voorbij. De advocaat-generaal reageert in zijn verweerschrift op deze stelling van de betrokkene met de mededeling dat het er zijns inziens op lijkt dat de betrokkene de onderhavige gedraging verwart met een andere -strafrechtelijke- overtreding. Nu de betrokkene geen gebruik heeft gemaakt van de hem geboden mogelijkheid om op het verweerschrift van de advocaat-generaal te reageren, en daarmee de veronderstelling van de advocaat-generaal niet heeft weersproken, houdt het hof het er voor dat deze zienswijze van de advocaat-generaal juist is. 3.7. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de beslissing van de kantonrechter bevestigen. 4. De beslissing Het gerechtshof: bevestigt de beslissing van de kantonrechter. Dit arrest is gewezen door mr. Poelman, in tegenwoordigheid van mr. Arntz als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.