Jurisprudentie
BD9365
Datum uitspraak2008-08-01
Datum gepubliceerd2008-08-07
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/6497 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-08-07
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/6497 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Schadevergoeding: belastingschade als gevolg van de brutering bij de nabetaling van zijn WAO-uitkering en wettelijke rente. Niet gespecificeerd schadebedrag. Verschoonbare termijnoverschrijding.
Uitspraak
06/6497 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 4 oktober 2006, 06/331 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv)
Datum uitspraak: 1 augustus 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant is hoger beroep ingesteld door M.A.T. Huisman, medewerkster bij Cliëntenbelang Utrecht.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 juni 2008. Appellant is in persoon verschenen, bijgestaan door mevrouw Huisman voornoemd. Voor het Uwv is verschenen mr. A.J.G. Lindeman.
II. OVERWEGINGEN
1. Het inleidend beroep richt zich tegen het besluit van het Uwv van 13 december 2005, waarbij het Uwv – beslissend op bezwaar – heeft gehandhaafd zijn besluit van 12 augustus 2005 waarbij de gevraagde schadevergoeding is geweigerd.
2. De rechtbank heeft het beroep – op de in de uitspraak opgenomen overwegingen – ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellant – evenals in bezwaar en in beroep – aangevoerd dat het Uwv de belastingschade als gevolg van de brutering bij de nabetaling van zijn WAO-uitkering moet vergoeden evenals de wettelijke rente.
4.1. De Raad oordeelt ambtshalve over de ontvankelijkheid van het bezwaar en overweegt als volgt.
4.2. Appellant heeft op 30 november 2005 schriftelijk bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uwv van 12 augustus 2005. Niet gesteld of gebleken is dat appellant het besluit van 12 augustus 2005 niet daags daarna heeft ontvangen. De Raad stelt gelet hierop vast dat het bezwaarschrift niet tijdig, dat wil zeggen niet binnen de daartoe geldende termijn van zes weken na bekendmaking van het ermee bestreden besluit, is ingediend.
4.3. De Raad is echter van oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Daartoe is het volgende van belang. De gemachtigde van appellant heeft op 15 augustus 2005 – ruim voor het verstrijken van de termijn waarbinnen bezwaar kon worden gemaakt tegen het besluit van 12 augustus 2005 – telefonisch contact opgenomen met een medewerker van het Uwv en meegedeeld dat appellant zich niet kon vinden in het besluit van 12 augustus 2005. In datzelfde telefoongesprek heeft de gemachtigde van appellant verzocht om de brief met het verzoek om schadevergoeding en het besluit van 12 augustus 2005 voor te leggen aan de afdeling bezwaar en beroep. De betreffende medewerker van het Uwv heeft dat verzoek zowel mondeling als schriftelijk, bij brief van 15 augustus 2005, ingewilligd. Zowel tijdens het telefoongesprek als in de brief van 15 augustus 2005 is niet meegedeeld dat alsnog schriftelijk bezwaar moest worden gemaakt. Vervolgens heeft het Uwv aan appellant een op 19 augustus 2005 gedateerde brief gezonden met als onderwerp ‘Uw bezwaarschrift’. In deze brief is vermeld: ‘Op 15 augustus 2005 hebben wij via de afdeling AG/uitkeringen uw bezwaarschrift ontvangen.’. Verder bevat deze brief algemene informatie over de bezwaarprocedure, onder meer over de hoorzitting.
4.4. De Raad is van oordeel dat appellant gelet op de combinatie van de hiervoor weergegeven omstandigheden er op mocht vertrouwen dat de bezwaarprocedure in werking was gezet en mocht menen dat indiening van een nader bezwaarschrift niet (meer) nodig was. Appellant kan dan ook niet worden tegengeworpen dat hij, nadat het Uwv eerst op 30 november 2005 hem in de gelegenheid heeft gesteld een bezwaarschrift in te dienen, van welke gelegenheid hij gebruik heeft gemaakt, het bezwaarschrift te laat heeft ingediend.
5.1. Met betrekking tot de inhoud van de zaak, het verzoek om vergoeding van schade als gevolg van de brutering bij de nabetaling van zijn WAO-uitkering, overweegt de Raad als volgt.
5.2. Appellant heeft het schadebedrag niet gespecificeerd. Reeds hierom is vergoeding van schade terecht geweigerd en kan het hoger beroep niet slagen. Ter voorlichting van appellant merkt de Raad op dat hij zich na ontvangst van een definitieve aanslag dan wel een negatief antwoord op zijn verzoek om toepassing van de fiscale uitsmeerregeling met een gespecificeerd verzoek tot het Uwv kan wenden.
5.3. Nu het besluit van het Uwv van 13 december 2005 in stand blijft is er geen reden voor het toekennen van schadevergoeding in de vorm van de wettelijke rente.
6. Het voorgaande betekent dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. Voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand als voorzitter en I.M.J. Hilhorst-Hagen en R. Kruisdijk als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A. Wit als griffier, uitgesproken in het openbaar op 1 augustus 2008.
(get.) J. Brand.
(get.) A. Wit.
CB