Jurisprudentie
BD9363
Datum uitspraak2008-07-30
Datum gepubliceerd2008-08-05
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers376502 CV EXPL 08-2851
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Datum gepubliceerd2008-08-05
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers376502 CV EXPL 08-2851
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Indicatie
Eiser is vanaf 1 april 1998 tot 1 mei 2005 in dienst geweest van gedaagde. De arbeidsovereenkomst is geëindigd ten gevolge van de beëindiging van de bedrijfsactiviteiten door gedaagde. Eiser vordert betaling van niet-genoten vakantiedagen over 2003, 2004 en 2005.
De kantonrechter acht toewijzing van de vordering naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar, nu eiser vanaf 7 februari 2004 tot het einde van het dienstverband per 1 mei 2005 feitelijk niet meer heeft gewerkt, terwijl zijn loon door gedaagde is gesuppleerd tot 100 % en eiser bovendien in de periode van 25 mei 2004 tot en met 2 juli 2004 voor een andere werkgever heeft gewerkt en een volledig loon van € 1.525,80 bruto per maand heeft ontvangen, zonder daarvan gedaagde in kennis te stellen. Voorts heeft gedaagde voldoende aannemelijk gemaakt dat hij in financiële problemen is geraakt doordat een toeleverancier ondeugdelijk materiaal heeft geleverd en het aan hem op basis van een gevoerde arbitrageprocedure toegekende voorschot op de schade niet toereikend bleek om de vele schuldeisers te voldoen.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 376502 CV EXPL 08-2851
datum uitspraak: 30 juli 2008
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
[eiser]
te [woonplaats]
eisende partij
hierna te noemen: [eiser]
gemachtigde: Achmea Rechtsbijstand
tegen
[gedaagde], h.o.d.n. “[gedaagde] & Zoon”
te [woonplaats]
gedaagde partij
hierna te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. M.M.A.A. Polman, advocaat te Amsterdam
De procedure
Voor de loop van het geding verwijst de kantonrechter naar de volgende stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd is te beschouwen:
- de dagvaarding van 28 februari 2008, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- de door de kantonrechter tussen partijen gewezen en op 7 mei 2008 uitgesproken rolbeschikking,
- de conclusie van repliek, met producties,
- de conclusie van dupliek, met productie,
[gedaagde] heeft bij conclusie van dupliek nog een productie in het geding gebracht. [eiser] heeft op die productie niet kunnen reageren. Aangezien die productie niet bij het beoordelen van deze zaak wordt betrokken, ontvalt de noodzaak om [eiser] alsnog in de gelegenheid te stellen om op die productie te reageren.
Vonnis is bepaald op heden.
De feiten
[eiser] is bij [gedaagde] in loondienst geweest als kwekersassistent van 1 april 1988 tot 1 mei 2005. Zijn laatstgenoten salaris bedroeg € 1.886,- bruto per maand, exclusief vakantiegeld. Op de arbeidsverhouding was van toepassing de CAO Glastuinbouw, hierna de CAO.
De vordering
[eiser] vordert (samengevat) veroordeling van [gedaagde] tot uitbetaling van niet genoten vakantiedagen over 2003, 2004 en 2005, te vermeerderen met wettelijke verhoging en wettelijke rente. Tevens vordert hij afgifte van bruto-netto specificaties over het gevorderde op straffe van een dwangsom, alles met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
Het verweer
[gedaagde] bestrijdt de vordering op gronden die hierna aan de orde komen en concludeert tot niet-ontvankelijk verklaring althans tot afwijzing met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
De beoordeling van het geschil
Primair voert [gedaagde] ter afwering van de vordering aan dat [eiser] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij over de gevorderde periode nog vakantiedagen tegoed heeft en dat ten aanzien van die stelling de bewijslast bij [eiser] ligt.
Dit verweer kan niet slagen. Terecht heeft [eiser] hiertegen aangevoerd dat op de werkgever de verplichting rust de administratie van vakantiedagen van de werknemers bij te houden, zodat een blote ontkenning van het door de voormalige werknemer gestelde tegoed aan vakantiedagen, zonder overlegging van de betreffende administratie als onvoldoende onderbouwd moet gelden. Bovendien heeft [gedaagde] zich in de uitgebreide correspondentie voorafgaande aan deze procedure zich ook niet eerder op dit standpunt gesteld.
Vervolgens heeft [gedaagde] als verweer gevoerd dat de vergoeding van niet genoten vakantiedagen in het onderhavige geval in strijd komt met de redelijkheid en billijkheid. Hij voert daartoe een aantal omstandigheden aan die hierna aan de orde komen.
Onbetwist staat tussen partijen vast dat [eiser] vanaf 7 februari 2004 tot het einde van het dienstverband per 1 mei 2005 feitelijk niet meer heeft gewerkt, aanvankelijk op basis van arbeidsverkorting en daarna vanwege feitelijke beëindiging van de bedrijfsactiviteiten. Het loon van [eiser] is door [gedaagde] gesuppleerd tot 100 % en (door middel van een tussen partijen getroffen betalingsregeling) aan [gedaagde] uitbetaald.
Voorts staat als onvoldoende gemotiveerd weersproken vast dat [eiser] in de periode van 25 mei 2004 tot en met 2 juli 2004 voor een andere werkgever heeft gewerkt en een volledig loon van € 1.525,80 bruto per maand heeft ontvangen, zonder daarvan [gedaagde] in kennis te stellen.
[gedaagde] heeft verder voldoende aannemelijk gemaakt dat hij in financiële problemen is geraakt doordat een toeleverancier ondeugdelijk foliemateriaal heeft geleverd. Het aan hem op basis van een gevoerde arbitrageprocedure toegekende voorschot op de schade bleek niet toereikend om de vele schuldeisers te voldoen.
Onder al deze omstandigheden acht de Kantonrechter met [gedaagde] het vorderen van niet genoten vakantiedagen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
[eiser] heeft in dit verband nog aangevoerd dat hij zich in de betreffende periode wel beschikbaar heeft gehouden voor het verrichten van werkzaamheden.
Dit is, gegeven zijn tijdelijke dienstverband bij een andere werkgever, slechts gedeeltelijk juist. Bovendien mist het ter beschikking staan om arbeid te verrichten feitelijke betekenis in een geval als het onderhavige waarin sprake is van (gedwongen) beëindiging van de bedrijfsactiviteiten door de werkgever.
Maar ook los daarvan brengt de omstandigheid dat de werknemer gedurende een zo lange tijd ontslagen is geweest van de verplichting om werkzaamheden te verrichten mee dat hem geen vordering voor niet genoten vakantiedagen opgebouwd in die periode toekomt.
Voor zover het betreft vakantiedagen die reeds in 2003 (derhalve voor het beëindigen van de werkzaamheden) zijn opgebouwd geldt dat deze (ruimschoots) zijn gecompenseerd door het loon dat hij – ten onrechte - van [gedaagde] heeft ontvangen in de periode dat hij voor een andere werkgever werkte.
Tenslotte heeft [eiser] nog aangevoerd dat de omstandigheden waaronder [gedaagde] de bedrijfsactiviteiten heeft moeten staken in de risicosfeer van de werkgever liggen. Dat is op zichzelf juist en heeft ook geleid tot een vordering van doorbetaling van loon. Dat neemt echter niet weg dat [eiser] feitelijk geen werkzaamheden heeft hoeven te verrichten over een lange periode. Weliswaar bepaalt artikel 38 van de CAO dat op de werkgever die gebruik maakt van een vergunning tot werktijdverkorting de verplichting rust om de WW-uitkering aan te vullen tot het nettoloon waarop de werknemer – wanneer geen werktijdverkorting was toegepast – aanspraak had kunnen maken, doch die bepaling impliceert niet (zonder meer) dat de werknemer niet geacht kan worden vakantiedagen op te nemen in de periode dat hij feitelijk niet hoeft te werken.
Het vorenstaande brengt mee dat de vordering van [eiser] moet worden afgewezen en dat de overige verweren geen bespreking meer behoeven. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij de proceskosten dienen te dragen.
BESLISSING
De kantonrechter:
Wijst de vorderingen af.
Veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op € 500,-- voor salaris van de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Udo de Haes en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.