Jurisprudentie
BD9293
Datum uitspraak2008-07-17
Datum gepubliceerd2008-08-05
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/2510 AW + 07/2512 AW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-08-05
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/2510 AW + 07/2512 AW
Statusgepubliceerd
Indicatie
Terugvordering voorschotten. Geen proceskostenveroordeling.
Uitspraak
07/2510 AW en 07/2512 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 8 maart 2007, 06/2541 en 06/2612 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: minister)
Datum uitspraak: 17 juli 2008
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 juni 2008. Appellant, opgeroepen om zich bij gemachtigde te laten vertegenwoordigen, is verschenen, bijgestaan door mr. M.C. Lugard-van Beijma, advocaat te Utrecht. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.H.M. Arets, werkzaam bij Loyalis Maatwerkadministraties.
II. OVERWEGINGEN
1. Onder verwijzing naar de aangevallen uitspraak voor een uitvoeriger weergave van de voor dit geding relevante feiten en omstandigheden volstaat de Raad met het volgende.
2. Naar aanleiding van een aan de minister gevraagde uitkering wegens ziekte zijn appellant voorschotbetalingen van € 2.500,- en € 1.500,- gedaan. Bij besluit op bezwaar van 16 juni 2006 (hierna: bestreden besluit) is de terugvordering van het totaal aan voorschotten van € 4.000,- in verband met de toekenning en uitbetaling van de aan appellant toegekende uitkering gehandhaafd. Bij de aangevallen uitspraak is onder meer het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Het hoger beroep van appellant is erop gericht dat hem de kosten van juridische bijstand in bezwaar en (hoger) beroep, bestaande uit met name de eigen bijdrage voor de toegevoegde advocaat, en het door hem betaalde griffierecht worden vergoed. Appellant meent, dat het ontbreken van een motivering in de primaire terugvorderingsbesluiten voor de minister aanleiding had moeten zijn om bij het bestreden besluit een vergoeding voor de kosten van rechtskundige bijstand in bezwaar toe te kennen. Het besluit op bezwaar bevatte volgens appellant een zo onduidelijke motivering, dat de rechtbank het beroep gegrond had moeten verklaren onder veroordeling van de minister tot vergoeding van proceskosten. De gemachtigde van appellant heeft ter zitting toegelicht, dat het ontbreken van een goede motivering in een terugvorderingsbeslissing meebrengt dat een uitkerings-gerechtigde genoodzaakt wordt om rechtshulp te zoeken en daarmee op kosten wordt gejaagd.
De minister heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
4. De Raad overweegt het volgende.
4.1. Ingevolge artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden de kosten van bezwaar door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voorzover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Het verzoek moet worden gedaan voordat het bestuursorgaan op het bezwaar heeft beslist.
Reeds omdat door of namens appellant niet een verzoek, als bedoeld in artikel 7:15 van de Awb was gedaan voordat de minister op het bezwaar tegen de primaire besluiten had beslist, bestond geen aanspraak op vergoeding van kosten van rechtsbijstand en hoefde de minister bij het bestreden besluit ook geen beslissing over de kosten van bezwaar te nemen.
4.2. Ingevolge artikel 8:75 van de Awb is de rechtbank bevoegd een partij te veroordelen in de kosten die een andere partij onder meer heeft moeten maken in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank. De rechtbank kan van deze bevoegdheid ook gebruik maken als een beroep ongegrond wordt verklaard.
De Raad ziet geen aanleiding om de rechtbank niet te volgen in haar oordeel dat er geen grond is voor veroordeling van de minister in de proceskosten van appellant in zijn beroep bij de rechtbank. De Raad is met de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit voldoende inzichtelijk gemotiveerd is. De Raad voegt hieraan toe dat aldus niet kan worden gezegd dat deze motivering appellant pas door middel van de beroepsprocedure bij de rechtbank duidelijk is geworden.
4.3. Het vorenstaande brengt mee dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, bevestigd moet worden.
5. De Raad ziet ten slotte geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb inzake vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G.P.A.M. Garvelink-Jonkers als voorzitter en K.J. Kraan en J.L.P.G. van Thiel als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van P.W.J. Hospel als griffier, uitgesproken in het openbaar 17 juli 2008.
(get.) G.P.A.M. Garvelink-Jonkers.
(get.) P.W.J. Hospel.
HD