Jurisprudentie
BD9292
Datum uitspraak2008-07-18
Datum gepubliceerd2008-08-05
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/5221 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-08-05
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/5221 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Intrekking WAO-uitkering: minder dan 15% arbeidsongeschikt. CBBS-2. Nadere motivering in hoger beroep. Rechtsgevolgen blijven in stand.
Uitspraak
06/5221 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv),
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 27 juli 2006, 06/684 (hierna: de aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
Uwv
en
[Naam betrokkene], wonende te [woonplaats], (hierna: betrokkene).
Datum uitspraak: 18 juli 2008
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld en gereageerd op het verweerschrift.
Namens betrokkene heeft mr. L. de Groot, werkzaam bij ARAG Rechtsbijstand, verweer gevoerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 juni 2008. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A.G. Lavrijsen. Betrokkene is niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1. Het inleidende beroep is gericht tegen het besluit van 23 december 2005 ter uitvoering van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Hierbij heeft het Uwv gehandhaafd zijn besluit van 17 juni 2005 tot de beëindiging van de eerder aan betrokkene toegekende WAO-uitkering met ingang van 18 augustus 2005. Daarbij is er van uitgegaan dat de mate van arbeidsongeschiktheid van betrokkene is afgenomen van 80-100% naar minder dan 15%.
2. De rechtbank heeft het beroep gedeeltelijk gegrond verklaard, het arbeidskundige gedeelte van het bestreden besluit vernietigd het bestreden besluit voor het overige in stand gelaten, en het beroep voor het overige ongegrond verklaard onder bepalingen over de proceskosten en de vergoeding van het griffierecht.
3. Naar het ambtshalve oordeel van de Raad leent dit deel van het bestreden besluit zich niet voor afzonderlijke vernietiging en kan reeds om die reden de aangevallen uitspraak geen stand houden. In dit verband wijst de Raad op zijn uitspraak van 16 maart 2005, LJN AT1852, waarin hij reeds heeft overwogen dat de arbeidskundige component van een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling niet valt aan te merken als een voor afzonderlijke vernietiging vatbaar zelfstandig deelbesluit.
4.1. In zijn uitspraken van 12 oktober 2006, LJN AY9971, inzake de door het Uwv naar aanleiding van de uitspraken van de Raad van 9 november 2004, zie LJN: AR4716, aan het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem aangebrachte aanpassingen, heeft de Raad overwogen het genoegzaam aannemelijk te achten dat het aangepaste systeem, zowel bij de matchende als bij de niet-matchende beoordelingspunten, mogelijke overschrijdingen in de geselecteerde functies van de belastbaarheid van een verzekerde - welke zich doorgaans zullen kunnen voordoen indien hij of zij door de verzekeringsarts beperkt wordt geacht ten opzichte van de normaalwaarde of indien in een functie een belasting wordt gevraagd die meer bedraagt dan de normaalwaarde - alle onderkent en signaleert, waarmee wordt bereikt dat voor alle betrokkenen - de verzekerde zelf, diens eventuele rechtshulpverlener alsmede de rechter - op betrekkelijk eenvoudige wijze kenbaar is dat een gemotiveerde toelichting, onder omstandigheden als resultaat van voorafgaand overleg tussen arbeidsdeskundige en verzekeringsarts, noodzakelijk is ter onderbouwing van de passendheid van de betreffende functies.
4.2. Het oordeel van de rechtbank dat een toereikende inzichtelijkheid en toetsbaarheid van de schatting slechts wordt bereikt indien het Uwv een lijst met normaalwaarden inclusief interpretatiekader verstrekt, vindt geen steun in de hiervoor samengevatte rechtspraak van de Raad.
4.3. Op grond van het geheel van de voorliggende gegevens, in samenhang bezien met de verzekeringsgeneeskundige en arbeidskundige rapportages in beroep en in hoger beroep, is voldoende inzichtelijk en toetsbaar dat de als grondslag voor de schatting in aanmerking genomen functies, ook werkelijk geschikt zijn te achten voor betrokkene. Hetgeen betrokkene in hoger beroep heeft aangevoerd, voert de Raad niet tot een ander oordeel.
4.4. De aangevallen uitspraak dient, behoudens in zoverre daarbij over de proceskosten en het griffierecht is beslist, daarom te worden vernietigd.
4.5. Het Uwv heeft ter zitting erkend dat het bestreden besluit eerst in de loop van het hoger beroep deugdelijk is gemotiveerd. Hierin vindt de Raad aanleiding om het beroep gegrond te verklaren, maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten.
4.6. De Raad zal het Uwv veroordelen in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van betrokkene wegens de haar verleende rechtsbijstand begroot op € 322,-.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak, behoudens voor zover daarbij over de vergoeding van de proceskosten en het griffierecht is beslist;
Verklaart het beroep gegrond;
Vernietigt het bestreden besluit;
Bepaalt dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven;
Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de kosten van het hoger beroep van betrokkene tot een bedrag van € 322,-, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan betrokkene;
Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan betrokkene het griffierecht in hoger beroep ad € 105,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos als voorzitter en R.C. Stam en A.T. de Kwaasteniet als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van W.R. de Vries als griffier, uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2008.
(get.) D.J. van der Vos.
(get.) W.R. de Vries.
RB