Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD9277

Datum uitspraak2008-07-29
Datum gepubliceerd2008-08-05
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers16/600536-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een woninginbraak, waarbij zij op heterdaad door de politie zijn betrapt.


Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT Sector strafrecht Parketnummer: 16/600536-08 Datum uitspraak: 29 juli 2008 Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen: [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats], thans gedetineerd in P.I. Utrecht, Huis van Bewaring, locatie Nieuwegein. Raadsman: mr. S. Schuurman. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 juli 2008. 1. De tenlastelegging Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat 1. hij op of omstreeks 02 mei 2008 te [plaats], althans in het arrondissement Utrecht, omstreeks 23:50 uur, althans gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een woning (aan de [adres] te [plaats]) heeft weggenomen sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte en/of zijn medeverdachte(n) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door inklimming; 2. hij op of omstreeks 02 mei 2008 te [plaats], althans in het arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een tuintafel en/of een tuinlantaarn, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), heeft vernield en / of beschadigd en / of onbruikbaar gemaakt, door toen aldaar tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk op de tuintafel en/of de tuinlaantaarn te zijn gesprongen en/of geklommen; 3. Primair (parketnummer 16/712015-07) hij in of omstreeks de periode van 17 november 2007 tot en met 18 november 2007 te [plaats], althans in het arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een (bedrijfs)pand heeft weggenomen -drie, althans één of meer plasma scherm(en) (merk Phocus) en/of -drie, althans één of meer plafondbeugel(s) en/of -zes, althans één of meer LCD televisie(s) en/of -een computer (merk Compaq) en/of -een muziekcomputer (merk Asus), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Fysio Physics Healthclub, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking van een ruit van voormelde pand, althans door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming; Subsidiair hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 november 2007 tot en met 19 november 2007 te [plaats], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, -drie, althans één of meer plasma scherm(en) (merk Phocus) en/of -een muurbeugel -drie, althans één of meer LCD televisie(s) (merk Samsung) en/of -een computer (merk Asus) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde goederen wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof; 4. (parketnummer 16/712015-07) hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 31 augustus tot en met 19 november 2007 te [plaats], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, één of meerdere plasma televisie(s) en/of één of meerdere flatscreen(s) en/of één of meerdere computerkast(en) en/of één of meerdere computerscherm(en) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde goederen wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof. 2. De beoordeling van het bewijs 2.1. Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3 subsidiair en 4 ten laste gelegde feiten. In de opvatting van de officier van justitie behoort verdachte van het onder 3 primair ten laste gelegde feit te worden vrijgesproken. De onder 3 subsidiair en 4 ten laste gelegde feiten dienen in de opvatting van de officier van justitie te leiden tot bewezenverklaring van opzetheling. 2.2. Het standpunt van de verdediging De verdediging heeft zich evenals de officier van justitie op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder 3 primair ten laste gelegde feit behoort te worden vrijgesproken. Anders dan de officier van justitie is de verdediging van mening dat ook voor de onder 2, 3 subsidiair en 4 ten laste gelegde feiten vrijspraak moet volgen. Indien er voor wat betreft de onder 3 subsidiair en 4 ten laste gelegde feiten al sprake zou zijn van strafbare feiten, dan dienen deze als schuldheling te worden gekwalificeerd. 2.3. Het oordeel van de rechtbank 2.3.1.Ten aanzien van feit 2 en feit 3 primair Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende aanknopingspunten in het dossier zijn om tot een veroordeling van het onder 3 primair ten laste gelegde feit te komen. Van dit feit moet verdachte worden vrijgesproken. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit wordt geoordeeld dat uit het dossier niet onomstotelijk is vast komen te staan wie van de beide personen tijdens hun vlucht voor de politie de goederen in de tuin heeft vernield. Gelet daarop moet de verdachte ook van dit feit worden vrijgesproken. 2.3.2. Ten aanzien van feit 1 (De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de – navolgende – motivering van de bewezenverklaring verwijzen naar de doorlopende paginanummering van de in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal nr. PL0960/08-006972 en nr. PL0960/07-365520. Daar waar naar het laatstgenoemde proces-verbaal wordt verwezen zal dit afzonderlijk worden genoemd.) Verdachte heeft ter terechtzitting het onder 1 ten laste gelegde feit bekend. Deze verklaring wordt ondersteund door de processen-verbaal van bevindingen van de politie en de aangifte door [aangever 1]. 2.3.3. Ten aanzien van feiten 3 en feit 4 (De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de – navolgende – motivering van de bewezenverklaring verwijzen naar de doorlopende paginanummering van het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL0960/07-018653.) In de kelderbox behorende bij de woning van verdachte, aan het [adres] te [woonplaats], is door de politie een groot aantal computers en flatscreens aangetroffen. Gebleken is dat de in de kelderbox aangetroffen en door de politie in beslag genomen goederen alle van diefstal afkomstig waren. Door de eigenaren van de goederen is (telkens) aangifte van diefstal gedaan. Door de verdachte is ter terechtzitting verklaard dat hij de kelderbox slechts ter beschikking heeft gesteld aan ene [M], van wie hij de achternaam niet kent en van wie hem geen adresgegevens bekend zijn, anders dan dat hij weet dat deze uit Overvecht zou komen. Deze [M] zou verdachte hebben gevraagd of hij een plaats wist, waar hij gedurende een week de goederen kon onderbrengen. Verdachte heeft daarop zijn kelderbox aangeboden en hij heeft [M] vervolgens geholpen met het uitladen van de goederen. Voor zijn diensten heeft hij 200 euro gekregen, aldus verdachte ter terechtzitting. Eerst ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat de goederen volgens [M] bestemd waren voor het bedrijf van diens oom te België. Het is een feit van algemene bekendheid dat computers, computeronderdelen en flatscreen televisies vaak worden gestolen. Verdachte heeft verklaard dat hem door “[M]” gevraagd was zijn kelderbox ter beschikking te stellen, een kelderbox waarop dat moment geen slot aanwezig was. Verdachte heeft verklaard dat [M] in een wit bestelbusje, waarin zich de genoemde goederen bevonden, is teruggekomen. Verdachte heeft geholpen de spullen uit te laden en in zijn kelderbox te plaatsen. Hij heeft daarbij kunnen constateren dat er sprake was van consumentenelektronica met een aanzienlijke economische waarde, die normaliter niet op de door verdachte aangegeven wijze deel uitmaken van het handelsverkeer. Gelet op deze omstandigheden kan het niet anders zijn dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het gestolen goederen betrof. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan heling in de zin van artikel 416, eerste lid en onder a, van het Wetboek van Strafrecht, zodat wettig en overtuigend bewezen is hetgeen onder 3 subsidiair en 4 aan hem ten laste is gelegd, op de wijze als hierna onder de bewezenverklaring is vermeld. 2.4. De bewezenverklaring De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte 1. op 02 mei 2008 te [plaats], omstreeks 23:50 uur, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (aan de [adres] te [plaats]) heeft weggenomen sieraden, toebehorende aan [aangever 1], waarbij verdachte en zijn medeverdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door inklimming; 3. Subsidiair op tijdstippen in de periode van 17 november 2007 tot en met 19 november 2007 te [plaats], -drie plasma schermen (merk Phocus) en -een muurbeugel en -drie LCD televisies (merk Samsung) en -een computer (merk Asus) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van voornoemde goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof; 4. op tijdstippen in de periode van 31 augustus tot en met 19 november 2007 te [plaats], meerdere plasmatelevisies en meerdere flatscreens en meerdere computerkasten en meerdere computerschermen voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van voornoemde goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof. Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad. Hetgeen onder 1, 3 subsidiair en 4 telkens meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. 3. De strafbaarheid 3.1. De strafbaarheid van de feiten Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het onder 1 bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op. Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming. Het onder 3 subsidiair en 4 bewezenverklaarde levert telkens het navolgende strafbare feit op. Opzetheling. 3.2. De strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. 4. De strafoplegging 4.1. De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met reclasseringscontact als bijzondere voorwaarde, ook indien dit behandeling bij De Wier inhoudt. De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht de vordering van de benadeelde partij [aangever 1] tot een bedrag van € 181,30 toe te wijzen en daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. In het overige deel van de vordering dient de benadeelde partij in de opvatting van de officier van justitie niet ontvankelijk te worden verklaard. 4.2. Het standpunt van de verdediging De verdediging heeft betoogd dat de rechtbank rekening zal houden met het feit dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft gepleegd, nadat hij daartoe onder bedreiging van een mes was gedwongen. Verdachte heeft dit feit gepleegd om onder problemen uit te komen, aldus de verdediging. 4.3. Het oordeel van de rechtbank Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte. Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een woninginbraak, waarbij zij op heterdaad door de politie zijn betrapt. Aan het plegen van woninginbraken tilt de rechtbank zwaar. Woninginbraken veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Het is voor hen vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht. Verdachte heeft voorts een hoeveelheid goederen voorhanden gehad die van diefstal afkomstig zijn. Een delict als opzetheling bevordert het plegen van delicten, zoals diefstallen, nu door het plegen van heling de daders van dergelijke delicten worden verzekerd van de afzet van de als gevolg van deze misdrijven verkregen goederen. De verdachte heeft door zijn handelwijze meegewerkt aan het in stand houden van een crimineel circuit. Uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte in zijn nog betrekkelijk jonge leven reeds eerder met politie en justitie in aanraking is geweest. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van na te melden duur noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Wel ziet de rechtbank aanleiding een deel daarvan voorwaardelijk op te leggen. Deze voorwaardelijke straf maakt een verplichte begeleiding door Reclassering Nederland mogelijk, ook indien dit behandeling bij Wier inhoudt, overeenkomstig het in het rapport van 14 juli 2008 door Reclassering Nederland verwoorde advies. De straf die aan verdachte wordt opgelegd is lager dan door de officier van justitie is gevorderd. Naar het oordeel van de rechtbank kan met deze straf worden volstaan. De rechtbank vindt hiervoor mede aanleiding in het feit dat verdachte, anders dan door de officier van justitie is gevorderd, van het onder 2 ten laste gelegde wordt vrijgesproken. In de duur van de gevangenisstraf wil de rechtbank tot uitdrukking brengen, zonder afbreuk te doen aan de hiervoor geschetste ernst van de feiten die zonder meer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur rechtvaardigt, dat verdachte naar haar oordeel zo spoedig mogelijk met de behandeling bij Wier dient te beginnen. 5. Het in beslag genomen goed Het in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp dat aan verdachte toebehoort, te weten een paar handschoenen, zal worden verbeurd verklaard, aangezien met betrekking tot dit voorwerp het onder 1 bewezenverklaarde is begaan. 6. De benadeelde partij De benadeelde partij [aangever 1] heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering. De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 1 ten laste gelegde feit, te weten een bedrag van € 225,10 wegens materiële schade. Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door het ten aanzien van verdachte onder 1 bewezenverklaarde feit. De materiële schade wordt begroot op € 38,40 aan reiskosten en € 60,00 aan een kapotte tussenschutting. De vordering zal daarom tot een totaalbedrag van € 98,40 worden toegewezen. Het overige deel van de vordering van de benadeelde partij is niet van zo eenvoudige aard dat dit onderdeel van de vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding. De benadeelde partij zal daarin niet-ontvankelijk worden verklaard met bepaling dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. De benadeelde partij zal worden verwezen in de tot op heden door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil. De verdachte is op de voet van de artikelen 6:6 e.v. van het Burgerlijk Wetboek niet tot vergoeding gehouden indien en voor zover het toegewezen bedrag reeds door (een) mededader(s) is voldaan. Na te noemen maatregel wordt opgelegd omdat verdachte naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht. 7. De toepasselijke wettelijke voorschriften De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 33a, 33b, 57, 310, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde. 8. DE BESLISSING De rechtbank beslist als volgt: Verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder 2 en 3 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 3 subsidiair en 4 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan. Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1, 3 subsidiair en 4 telkens meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert. Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar. Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 9 (NEGEN) maanden. Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 3 (DRIE) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast. Stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren. Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien: -de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt. -de veroordeelde na te melden bijzondere voorwaarde niet naleeft: - dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de door of namens Reclassering Nederland te geven aanwijzingen, zolang die reclasseringsinstelling dat nodig acht, ook indien dit behandeling bij Wier of een soortgelijke instelling inhoudt, met opdracht aan voornoemde instelling de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen. Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Verklaart verbeurd: een paar handschoenen. Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 1], wonende te [aangever 1], ten dele toe tot een bedrag van € 98,40 (zegge achtennegentig euro en veertig eurocent). Veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen kwijting aan deze benadeelde partij te betalen. Verwijst de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt, vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken. Bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering voor wat betreft het overige gedeelte van de vordering en dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter. Legt aan de veroordeelde de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 98,40 (zegge achtennegentig euro en veertig eurocent) bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Indien en voor zover door de veroordeelde dit bedrag aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij is betaald, vervalt daarmee de verplichting van de veroordeelde om voormeld bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Andersom vervalt de verplichting tot betaling aan de Staat indien en voor zover door de veroordeelde voormeld bedrag aan de benadeelde partij is betaald. Dit vonnis is gewezen door mrs. A.J.P. Schotman, J.K.J. van den Boom en J.W. Veenendaal, bijgestaan door mr. J.A. van Wageningen als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 juli 2008.