Jurisprudentie
BD9268
Datum uitspraak2008-07-17
Datum gepubliceerd2008-08-05
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/5507 CSV
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-08-05
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/5507 CSV
Statusgepubliceerd
Indicatie
Verzoek om herziening. Geen nieuw gebleken feit of veranderde omstandigheid.
Uitspraak
07/5507 CSV
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellant] te [vestigingsplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 10 augustus 2007, 05/9258 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv)
Datum uitspraak: 17 juli 2008.
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep doen instellen.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 juni 2008. Appellant heeft zich doen vertegenwoordigen door
T. Ghauharali, werkzaam bij Comfi & Partners, Belastingadviseurs te ’s-Gravenhage. Het Uwv heeft zich, zoals vooraf schriftelijk is bericht, niet doen vertegenwoordigen.
II. OVERWEGINGEN
Voor een weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad allereerst naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat hier met het vermelden van de voor de beoordeling van het hoger beroep van belang zijnde gegevens.
Met de besluiten van 17 en 21 december 2004 werden aan appellant als uitvloeisel van een looncontrole afrekeningsnota’s opgelegd over de premiejaren 1999 tot en met 2002. Aangezien bezwaar hiertegen te laat is ingediend, werd dit door het Uwv niet-ontvankelijk verklaard bij beslissing op bezwaar van 15 maart 2005.
Bij brief van 20 mei 2005 is verzocht de besluiten van 17 en 21 december 2004 te herzien. Dit verzoek is bij besluit van 28 juni 2005 afgewezen. Het hiertegen aangetekende bezwaar op 30 juni en 8 augustus 2005 is bij het in geding zijnde besluit op bezwaar van 18 november 2005 ongegrond verklaard onder handhaving van het besluit van 28 juni 2005. Daaraan is het oordeel ten grondslag gelegd dat geen sprake is van een nieuw gebleken feit dat het slagen van het verzoek om herziening zou rechtvaardigen.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank zich aangesloten bij de zienswijze dat er geen sprake is van een nieuw feit of veranderde omstandigheid als bedoeld in artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht.
In hoger beroep blijft appellant, in tegenstelling tot het Uwv en de rechtbank, beklemtonen dat het naderhand hervinden van - een deel van - de verloren gewaande loonadministratie als gevolg van een inbraak en daarmee samenhangende vernielingen en brand in het bedrijfspand, gebaseerd op een geloofwaardig te achten verklaring, dient te worden aangemerkt als een novum. Een toetsing van dit feit dient volgens appellant tot het alsnog toewijzen van het herzieningsverzoek te leiden.
De Raad overweegt daaromtrent op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting als volgt.
De Raad oordeelt dat het feit dat ten tijde van de voorafgaande looncontrole dan wel de bezwaarfase voorafgaande aan de finale inhoudelijke besluitvorming appellant kennelijk zelf abusievelijk de mening was toegedaan dat hij niet de beschikking had over bepaalde documenten door welke oorzaak dan ook binnen het eigen organisatiegebeuren en de eigen risicosfeer is gelegen en dat het achteraf gebleken zijn dat de desbetreffende documenten nog wel bij hem voorhanden waren, thans niet als nieuw gebleken feit of veranderde omstandigheid in de zin van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht kan worden aangemerkt. Dit brengt mee dat het Uwv zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat er voor toewijzing van het herzieningsverzoek met een beoordeling op inhoudelijke gronden geen plaats is.
Het hoger beroep kan reeds hierom niet slagen en de aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
De Raad acht tot slot geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van der Net. De beslissing is, in tegenwoordigheid van R.E. Lysen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2008.
(get.) B.J. van der Net.
(get.) R.E. Lysen.
CB