Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD9263

Datum uitspraak2008-03-17
Datum gepubliceerd2008-08-05
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
ZaaknummersAWB 07-2714
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verweerder heeft bouwvergunning eerste fase verleend ten behoeve van de bouw van een bedrijfsverzamelgebouw. Anders dan eisers is de rechtbank van oordeel dat het bouwplan niet in strijd is met het bestemmingsplan, dat verweerder ontheffing heeft mogen verlenen van de bouwverordening en dat het welstandsadvies niet zodanige gebreken vertoont dat verweerder het niet aan het bestreden besluit ten grondslag had mogen leggen. Het beroep is ongegrond.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM Sector bestuursrecht zaaknummer: AWB 07 - 2714 uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 maart 2008 in de zaak van: Stichting Zaan en Dijk e.a., gevestigd te Zaandijk, eisers. tegen: het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad, verweerder. derde partij Zuiderven Vastgoed B.V., gevestigd te Landsmeer. 1. Procesverloop Bij besluit van 24 januari 2006 heeft verweerder Zuiderven Vastgoed B.V. een bouwvergunning eerste fase verleend voor het oprichten van een bedrijfsverzamelgebouw op het perceel Lagedijk 146 A te Zaandijk, kadastraal bekend als Zaandijk, sectie A, nr. 5381. Tegen dit besluit hebben eisers bij brieven van 4, 6 en 7 maart 2006 bezwaar gemaakt. Bij besluit van 27 februari 2007 heeft verweerder de bezwaarschriften deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond verklaard. Daarbij heeft verweerder verwezen naar het advies van de externe hoor- en adviescommissie voor behandeling van bezwaarschriften. Tegen deze besluiten hebben eisers bij brief van 10 april 2007, aangevuld bij brief van 5 mei 2007, beroep ingesteld. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend. Het beroep is behandeld ter zitting van 12 februari 2008, alwaar namens eisers zijn verschenen [eisers]. Verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. F.P. Brouwer, werkzaam bij de gemeente Zaanstad. Namens Zuiderven Vastgoed B.V. is verschenen [naam]. 2. Overwegingen 2.1 Het bouwplan ziet op het realiseren van een bedrijfsverzamelgebouw met 11 bedrijfsunits. Verweerder heeft een bouwvergunning eerste fase verleend. Verweerder heeft dit besluit in bezwaar gehandhaafd en heeft daarbij tevens vrijstelling van de artikelen 2.5.12 en 2.5.16 van de bouwverordening verleend. Eisers kunnen zich met dit besluit niet verenigen. 2.2 De grond waarop het bouwplan betrekking heeft, is grotendeels gelegen in het bestemmingsplan "Regeling bebouwde kom ten westen van Lagedijk tussen Karl Marxstraat en Hazepad" en is daarin bestemd voor "Industriebebouwing". Op een klein deel van de grond is het bestemmingsplan "Berkenweg en omgeving" van toepassing. 2.3 Eisers stellen dat het bouwplan in strijd is met de bestemming "Industriebebouwing", omdat er geen bedrijfsunits maar - zoals volgens hen blijkt uit de bouwtekeningen van 3 november 2005 - appartementen zullen worden gebouwd. Voorts menen eisers dat het bouwplan in strijd is met de bestemming, omdat het maximale bebouwingspercentage van 70% en de maximale goothoogte van 6 meter worden overschreden. 2.4 De rechtbank overweegt dat Zuiderven Vastgoed B.V. een bouwvergunning heeft aangevraagd voor het oprichten van een bedrijfsverzamelgebouw. Verweerder dient bij de beoordeling van de aanvraag van dat gegeven uit te gaan. Dit laat onverlet dat het bouwplan in strijd met de bestemming moet worden geoordeeld, indien redelijkerwijs valt aan te nemen dat het bouwwerk uitsluitend of mede zal worden gebruikt voor doeleinden die de bestemming niet toelaat. Naar het oordeel van de rechtbank is hiervan, gezien de toelichting van verweerder ter zitting dat in de bouwtekeningen van 3 november 2005 gedoeld wordt op bedrijfsappartementen en geen woonappartementen, geen sprake. 2.5 De rechtbank is voorts van oordeel dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat het maximale bebouwingspercentage wordt overschreden. Uit de overgelegde stukken blijkt dat het perceel, voor zover bestemd voor "Industrieterrein", een oppervlakte heeft van 1462 m². Met een maximaal toegelaten bebouwingspercentage van 70% betekent dit dat 1023 m² van deze grond mag worden bebouwd. Het te realiseren bedrijfsgebouw op deze grond bedraagt 816 m² en blijft daarmee tezamen met de reeds aanwezige woning van 63 m² onder het toegelaten maximum. 2.6 Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat het bouwplan evenmin strijdig is met het bestemmingsplan voor wat betreft de toegelaten goothoogte. Artikel 7, onder f, van de planvoorschriften - de bepaling waar eisers naar verwijzen - bepaalt dat de hoogte van de bebouwing, welke op een afstand van minder dan 20 meter van de achtergevelrooilijn op belendende percelen met een andere bestemming is gelegen, ten hoogste 6 meter mag bedragen. Dit voorschrift is niet van toepassing nu achter het onderhavige perceel geen bebouwing aanwezig is. 2.7 Voor een klein deel van de grond waarop het bouwplan betrekking heeft geldt geen bestemmingsplan. Op deze grond zijn de bepalingen uit de bouwverordening van toepassing. Omdat het bouwplan de achtergevelrooilijn overschrijdt en niet voorziet in een twee meter diepe strook erf aan de achterzijde, is het bouwplan in strijd met artikel 2.5.12 en artikel 2.5.16 van de bouwverordening. Verweerder heeft van deze bepalingen ontheffing verleend op grond van artikel 2.5.29, tweede lid, onder c, en artikel 2.5.16, tweede lid, onder b. Eisers betogen dat verweerder deze ontheffing niet had mogen verlenen. 2.8 De rechtbank overweegt dat ingevolge 2.5.29, tweede lid, onder c, ontheffing kan worden verleend van het verbod tot bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn, indien het bouwplan in overeenstemming is met een in voorbereiding zijnd planologisch kader. Eisers hebben aangevoerd dat daarvan geen sprake is. Naar hun mening is het bouwplan niet in overeenstemming met de visie neergelegd in de structuurschets "Dansen op het Veen." Daarin wordt, naar zij stellen, de visie gehanteerd dat de dorpen dorps moeten blijven en de stad stadser moet worden. Vanuit deze visie zijn de afgelopen tijd in Zaandijk veel fabriekspanden vervangen door woonhuizen, zo stellen eisers. Het bouwplan wijkt af van deze lijn. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het bouwplan wel past binnen de ruimtelijke structuurschets "Dansen op het Veen". Hij wijst daarbij op de overweging in de structuurschets dat het wenselijk is dat in Zaandijk tussen de Zaan en de oude dijk een afwisseling van wonen en werken gehandhaafd blijft, die voor levendigheid en afwisseling moet zorgen. Het vorenstaande is niet in strijd met de visie dat het dorpse karakter in Zaandijk terug moet keren. Van oudsher waren in de dorpen ook werkplaatsen en fabriekjes tussen de woonhuizen die groter waren dan de huizen. De rechtbank is derhalve met verweerder van oordeel dat het bouwplan, waarbij kleinschalige woningbouw wordt afgewisseld door meer grootschalige werkgebouwen, niet in strijd is met de structuurschets "Dansen op het Veen". Verweerder heeft derhalve op goede gronden ontheffing verleend van artikel 2.5.12. Nu terecht ontheffing is verleend van het verbod tot overschrijding van de achtergevelrooilijn kan ingevolge artikel 2.5.16, tweede lid, onder b, eveneens ontheffing worden verleend van het bepaalde in artikel 2.5.16, eerste lid. De grief van eisers kan derhalve niet slagen. 2.9 Evenmin slaagt het betoog van eisers dat het bouwplan niet voldoet aan de bouwverordening voor wat betreft de daarin gestelde parkeernormen. Verweerder heeft overwogen dat op grond van de nota "Bouwen en Parkeren" moet worden voorzien in een parkeerbehoefte van 22 parkeerplaatsen, maar dat vanwege de geringe omvang van een aantal bedrijfsunits met minder parkeerplaatsen kan worden volstaan. Verweerder heeft berekend dat 15 parkeerplaatsen voldoende moet zijn. De rechtbank stelt vast dat de uitkomst van de door verweerder gemaakte berekening niet 15 maar aan 17 parkeerplaatsen moet zijn. Verweerder heeft voorts rekening gehouden met de bouw van 6 woningen die grenzend aan de bedrijfsunits zullen worden gerealiseerd. Deze woningen komen in de plaats van een fabriek waar een parkeervoorziening aanwezig was van 44 parkeerplaatsen. Er komt derhalve een overschot van 27 parkeerplaatsen vrij. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat, ook met de door hierboven aangebrachte correctie, aan de parkeernormen wordt voldaan. 2.10 Verweerder heeft aan het bestreden besluit het advies van 28 april 2006 van de Stichting Welstandszorg Noord-Holland (hierna: de welstandscommissie) ten grondslag gelegd. Eisers bestrijden het welstandsadvies op meerdere onderdelen. De rechtbank overweegt dat bij de welstandstoetsing in beginsel groot gewicht mag worden toegekend aan het advies van de welstandscommissie. Dit is anders, indien het welstandsadvies naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont dat het college dit advies niet - of niet zonder meer - aan zijn oordeel omtrent de welstand ten grondslag had mogen leggen. Naar het oordeel van de rechtbank is van zodanige gebreken geen sprake. Geen van de grieven die eisers in dit verband hebben aangevoerd treffen doel. De rechtbank overweegt dat verweerder terecht niet heeft getoetst aan de welstandscriteria die gelden voor het gebied Zaanoevers 10C, omdat in het onderhavige bouwplan geen sprake is van woningbouw. De rechtbank overweegt voorts dat eisers niet aannemelijk hebben kunnen maken dat het bedrijfsverzamelgebouw in massa verdubbelt ten opzichte van de voorheen aanwezige bebouwing en neemt daarbij in aanmerking dat op het gehele terrein, met inbegrip van het Klene Goedhart terrein, in totaal meer massa wordt afgebroken dan opnieuw wordt gerealiseerd. Uit de welstandsnota en het Beeldkwaliteitplan Zaan en Dijk volgt dat doorzichten naar rivier de Zaan behouden moeten blijven. De rechtbank overweegt dat weliswaar enige doorzichten verdwijnen, maar dat bij de herontwikkeling van het totale terrein andere nieuwe doorzichten worden gecreëerd, waardoor het aantal doorzichten per saldo niet minder wordt. Ten aanzien van hetgeen eisers hebben aangevoerd met betrekking tot het rijksmonument op de Lagedijk 146, overweegt de rechtbank dat de welstandscommissie de aanwezigheid van dit monument voldoende heeft meegewogen in het welstandsadvies. Ook de door eisers ingebrachte tegenadviezen leiden niet tot het oordeel dat het welstandsadvies zodanige gebreken vertoont dat verweerder het niet aan het bestreden besluit ten grondslag had mogen leggen. 2.11 Tenslotte komen eisers in hun beroepschrift op tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaarschrift van de heer en mevrouw [naam]. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de molen [adres], waar betrokkenen woonachtig zijn, zich op meer dan 300 meter afstand van het bouwterrein bevindt en dat betrokkenen daarom niet als belanghebbende kunnen worden aangemerkt. Eisers betogen echter dat de molen recht tegenover het bouwterrein ligt, op ongeveer 210 meter afstand, enkel gescheiden door de rivier de Zaan en dat betrokkenen dus wel degelijk als belanghebbende hadden moeten worden aangemerkt. Gelet op de door eisers ter zitting getoonde foto acht de rechtbank het niet aannemelijk dat de afstand tussen de molen en het bouwterrein meer dan 300 meter bedraagt. Gezien de omvang van het te realiseren bedrijfsverzamelgebouw en het directe uitzicht van de heer en mevrouw [naam] hierop, is de rechtbank van oordeel dat zij als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht moeten worden aangemerkt. Verweerder had het bezwaarschrift derhalve ontvankelijk moeten verklaren. Nu alle beroepsgronden, welke ook namens de heer en mevrouw [naam] zijn ingediend, inhoudelijk zijn behandeld ziet de rechtbank geen aanleiding verweerder het bezwaarschrift van de familie [naam] opnieuw te laten behandelen. 2.12 Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De rechtbank: verklaart het beroep ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E. Heijning-Huydecoper, rechter, en op 17 maart 2008 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. D. Krokké, griffier. afschrift verzonden op: Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.