Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD9251

Datum uitspraak2008-05-28
Datum gepubliceerd2008-08-04
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers285054 / HA ZA 07-1398
Statusgepubliceerd


Indicatie

Internationaal bevoegdheidsincident. Bepaling 'woonplaats' van vennootschappen onder de EEX-Vo. Toepasselijkheid forumkeuzebeding. Voor de beantwoording van de vraag of een forumkeuze exclusief is, is niet vereist dat een forumkeuzebeding zodanig is geformuleerd dat louter op grond van de bewoordingen ervan reeds kan worden bepaald welk gerecht bevoegd is. Voldoende is dat het beding voldoende objectieve elementen bevat op basis waarvan partijen overeenstemming hebben bereikt over de keuze van het gerecht of de gerechten waaraan zij de ontstane of toekomstige geschillen willen voorleggen. Absolute en relatieve bevoegdheid.


Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM Sector civiel recht Zaak-/rolnummer: 285054 / HA ZA 07-1398 Uitspraak: 28 mei 2008 VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ADT SECURITY SERVICES B.V., gevestigd te Rotterdam, eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident, procureur mr. P.H.Ch.M. van Swaaij, advocaat mr. D.J. Rijnbout te Houten, - tegen - de rechtspersoon naar het recht van de staat Delaware, Verenigde Staten van Amerika, DELPHI HOTELS CORPORATION, gevestigd te Dover, Delaware, Verenigde Staten van Amerika, gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident, procureur mr. O.R. baron van Hardenbroek van Ammerstol, advocaat mr. H.L. van Lookeren Campagne te Den Haag. Partijen worden hierna aangeduid als "ADT" respectievelijk "Delphi". 1. Het verloop van het geding De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken: - dagvaarding d.d. 29 mei 2007 en de door ADT overgelegde producties; - incidentele conclusie tot onbevoegdheid, met productie; - incidentele conclusie van antwoord, met producties. 2. De standpunten van partijen in de hoofdzaak 2.1 De vordering luidt om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Delphi te veroordelen om aan ADT te betalen een bedrag van € 8.087,17, te vermeerderen met primair de overeengekomen rente van 1,5 % per (gedeelte van een) maand over een bedrag van € 3.671,66 vanaf 1 juni 2007 en de wettelijke rente als bedoeld in artikelen 6:119a en 6:120 lid 2 BW vermeerderd met 2% over een bedrag van € 1.663,84 vanaf 24 mei 2007, dan wel subsidiair te vermeerderen met de wettelijke handelsrente zoals bedoeld in de artikelen 6:119a en 6:120 lid 2 BW, althans meer subsidiair met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikelen 6:119 en 6:120 lid 1 BW over een bedrag van € 5.335,50 vanaf 24 mei 2007 tot de dag der voldoening, met veroordeling van Delphi in de kosten van de procedure, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikelen 6:119 en 6:120 lid 1 BW over de proceskosten vanaf veertien dagen na de datum van het te wijzen vonnis, alsmede met veroordeling van Delphi in de nakosten van de procedure, vermeerderd met - kort gezegd - wettelijke rente. 2.2 ADT heeft aan haar vordering, verkort weergegeven, ten grondslag gelegd dat Delphi toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van de tussen Delphi en CIPE Nederland B.V. gesloten ‘abonneringsovereenkomst telebewaking’, op grond waarvan CIPE Nederland B.V. in het door Delphi gedreven hotelbedrijf een beveiligingssysteem heeft geïnstalleerd dat aan Delphi in bruikleen is gegeven en diensten verricht bestaande uit onderhoud aan het beveiligingssysteem en alarmopvolging. ADT heeft per 30 september 2001 alle contractuele verplichtingen van CIPE Nederland B.V. overgenomen, zodat ADT als rechtsopvolger van CIPE Nederland B.V. gerechtigd is de onderhavige vordering jegens Delphi in te stellen. in het incident 2.3 Delphi stelt dat deze rechtbank onbevoegd is om van de jegens haar ingestelde vordering van ADT kennis te nemen en vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart van de vordering kennis te nemen, met verwijzing van het geding naar het bevoegde gerecht, kosten rechtens. 2.4 Delphi heeft aan haar vordering onder meer ten grondslag gelegd dat de vordering van ADT is gebaseerd op een overeenkomst van huur/verhuur met daaraan ondergeschikt en onlosmakelijk verbonden een abonnement voor het onderhoud van het gehuurde, zodat ingevolge het bepaalde in artikelen 93 en 94 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna Rv) sprake is van een vordering die ter berechting dient te worden voorgelegd aan de sector kanton. Daarnaast heeft Delphi gesteld dat de rechtbank te Rotterdam relatief onbevoegd is om van de vordering van ADT kennis te nemen, nu Delphi kantoor houdt te Den Haag en derhalve ingevolge artikel 1:14 van het Burgerlijk Wetboek (hierna BW) woonplaats heeft te Den Haag, zodat ingevolge het bepaalde in artikel 99 Rv, in verbinding met het vorenstaande, het kantongerecht te Den Haag tot kennisneming van de vordering van ADT bevoegd is. 2.5 Het verweer van ADT strekt tot afwijzing van de incidentele vordering van Delphi, met veroordeling van Delphi in de kosten van het incident, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in de artikelen 6:119 en 6:120 lid 1 BW over de proceskosten vanaf veertien dagen na de datum van het te wijzen vonnis. 2.6 ADT heeft daartoe, verkort weergegeven, het volgende aangevoerd: - partijen hebben geen overeenkomst tot huur en verhuur gesloten, maar hebben een ‘Abonneringsovereenkomst Telebewaking’ en ‘onderhoudscontract videobewaking’ gesloten, die als overeenkomsten van dienstverlening moeten worden getypeerd; - op grond van artikel 14.6 van de Abonneringsovereenkomst Telebewaking en artikel 9.5 van het onderhoudscontract videobewaking, alsmede artikelen 2 lid 1 en 23, 59 en 60 van de EEX-Vo, alsmede op grond van artikelen 2 en 108 Rv is de rechtbank bevoegd tot kennisneming van de vordering. 3. De beoordeling in het incident 3.1 De incidentele conclusie van onbevoegdheid is vóór alle weren en derhalve tijdig genomen. 3.2 ADT ageert uit hoofde van toerekenbare tekortkoming in de nakoming van een abonneringsovereenkomst telebewaking en bijbehorend onderhoudscontract. Ongeacht de vraag of de betreffende overeenkomst een overeenkomst uit hoofde van dienstverlening dan wel een overeenkomst uit hoofde van huur is, zoals door Delphi is betoogd, geldt dat de vordering gekwalificeerd moet worden als een ‘burgerlijk geschil’ als bedoeld in artikel 1 lid 1 van de Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: EEX-Vo), dat binnen het toepassingsgebied van de EEX-Vo valt. 3.3 In dit kader heeft Delphi gesteld dat de EEX-Vo toepassing mist, nu Delphi - kort gezegd - ingevolge artikel 1:14 BW ‘woonplaats’ heeft in Nederland en aldaar ook ondernemingsactiviteiten uitvoert, zodat zij op grond van de Wet formeel buitenlandse vennootschappen met een Nederlandse rechtspersoon gelijkgesteld dient te worden. Deze stelling wordt verworpen. Bij het bepalen of een partij ‘woonplaats’ heeft op het grondgebied van een lidstaat is geen plaats voor toepassing van artikel 1:14 BW, nu het begrip ‘woonplaats’ verdragsautonoom dient te worden uitgelegd en de EEX-Vo zelf in een regeling voorziet ter bepaling van de ‘woonplaats’ van vennootschappen en rechtspersonen (art. 60 EEX-Vo). Onder artikel 60 EEX-Vo hebben vennootschappen en rechtspersonen woonplaats op de plaats van hun statutaire zetel of hun hoofdbestuur of hun hoofdvestiging. Nu Delphi statutair gevestigd is buiten Nederland en niet gebleken is dat zij in Nederland het centrum van haar bestuursactiviteiten dan wel bedrijfsactiviteiten heeft (dat Delphi ‘ondernemingsactiviteiten heeft’ in Nederland is daartoe ontoereikend), heeft Delphi geen ‘woonplaats’ in een lidstaat in de zin van de EEX-Vo en is voldaan aan het door de EEX-Vo gestelde internationaliteitsvereiste. 3.4 Teneinde te bepalen of deze rechtbank bevoegd is om van de vordering van ADT kennis te nemen, dient eerst te worden onderzocht of tussen partijen een forumkeuzebeding in de zin van artikel 23 EEX-Vo is overeengekomen. Immers, ook in geval de verweerder geen woonplaats heeft in een EEX-Vo lidstaat kan de onderhavige rechtbank rechtsmacht ontlenen aan een rechtsgeldige forumkeuze, mits één der partijen gevestigd is in een staat die partij is bij de EEX-Vo. Nu aan dit vereiste is voldaan, dient derhalve te worden beoordeeld of tussen partijen een forumkeuzebeding in de zin van artikel 23 EEX-Vo is overeengekomen. 3.5 Voor het aannemen van een geldige forumkeuze eist artikel 23 EEX-Vo dat de overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegde rechter gesloten dient te worden hetzij (a) bij een schriftelijke overeenkomst, hetzij bij een schriftelijk bevestigde mondelinge overeenkomst, (b) hetzij in een vorm die toegelaten wordt door de handelwijzen die tussen partijen gebruikelijk zijn geworden, (c) hetzij, in de internationale handel, in een vorm die overeenstemt met een gewoonte waarvan de partijen op de hoogte zijn of hadden behoren te zijn en die in de internationale handel algemeen bekend is en door partijen bij dergelijke overeenkomsten in de betrokken handelsbranche doorgaans in acht wordt genomen. Niet in geschil is dat de algemene voorwaarden van CIPE Nederland B.V. (ADT) op de ten processe bedoelde overeenkomsten van toepassing zijn en dat in die algemene voorwaarden een forumkeuzebeding is opgenomen dat aan het schriftelijkheidsvereiste van artikel 23 lid 1 sub a EEX-Vo voldoet. 3.6 Delphi heeft gesteld dat het forumkeuzebeding toepassing mist, omdat de forumkeuze niet exclusief is. De rechtbank overweegt hierover als volgt. Het forumkeuzebeding in de abonneringsovereenkomst telebewaking luidt: “ Alle geschillen die ontstaan naar aanleiding van de Overeenkomst zullen, voor zover niet anders door de wet dwingend voorgeschreven, zijn onderworpen aan het oordeel van de bevoegde rechter te Rotterdam”. Het forumkeuzebeding in het onderhoudscontract videobewaking luidt: “Alle geschillen die ontstaan naar aanleiding van het onderhavige onderhoudscontract zullen, voor zover niet anders door de Wet dwingend voorgeschreven, zijn onderworpen aan het oordeel van de bevoegde rechter te Rotterdam”. Met ADT is de rechtbank van oordeel dat beide - praktisch gelijkluidende - forumkeuze-bedingen voldoende duidelijk de ‘bevoegde rechter te Rotterdam’ aanwijzen als rechter die tot kennisneming van het geschil tussen partijen bevoegd is. Voor zover Delphi bedoelt te stellen dat de toevoeging(en) ‘bevoegde’ en/of ‘voor zover niet anders door de Wet dwingend voorgeschreven’ ruimte laat voor afwijking van het forum en maakt dat geen sprake is van een exclusieve forumkeuze, wordt deze stelling verworpen. Het Hof van Justitie EG heeft immers in haar uitspraak van 9 november 2000, zaak C-387/98, (Coreck Maritime GmbH tegen Handelsveem e.a.) geoordeeld dat niet is vereist dat een forumkeuzebeding zodanig is geformuleerd dat louter op grond van de bewoordingen ervan reeds kan worden bepaald welk gerecht bevoegd is, maar dat voldoende is dat het beding de objectieve elementen bevat op basis waarvan partijen overeenstemming hebben bereikt over de keuze van het gerecht of de gerechten waaraan zij de ontstane of toekomstige geschillen willen voorleggen. Nu die elementen voldoende nauwkeurig zijn om de geadieerde rechter in staat te stellen te bepalen of hij bevoegd is tot kennisneming van het geschil en Delphi bovendien haar betoog terzake ook op geen enkele wijze feitelijk heeft onderbouwd, dient de door Delphi betrokken stelling te worden verworpen. 3.7 Dit geldt ook voor de door Delphi betrokken stelling dat, kort gezegd, het forumkeuze-beding toepassing mist, nu dwingendrechtelijk een ander gerecht door de wet wordt aangewezen en zich derhalve de uitzondering ‘voor zover niet anders door de Wet dwingend voorgeschreven’ voordoet, om reden als volgt. Bij de beantwoording van de vraag of een vordering betrekkelijk is tot huur en dientengevolge tot de kennisneming van de sector kanton behoort, is bepalend de grondslag van de vordering, zoals die blijkens de dagvaarding door de eisende partij is gesteld. ADT ageert uit hoofde van niet-nakoming van een abonneringsovereenkomst telebewaking en bijbehorend onderhoudscontract en heeft niet een overeenkomst van huur aan haar vordering ten grondslag ten grondslag gelegd. ADT heeft bij conclusie van antwoord in het incident ter onderbouwing van haar standpunt afschriften van de betreffende overeenkomsten overgelegd. Uit de stellingen van Delphi valt genoegzaam af te leiden dat Delphi bekend is met de tekst van die overeenkomsten (Delphi heeft immers zelf ook passages uit de overeenkomsten geciteerd), zodat de rechtbank deze afschriften in haar beoordeling zal betrekken zonder Delphi eerst nog in de gelegenheid te stellen zich daarover uit te laten. Gelet ook op de considerans van de abonneringsovereenkomst telebewaking dient als kern van de overeenkomst te worden beschouwd het leveren van een beveiligingssysteem en het verlenen van diensten door CIPE bestaande uit onder meer installatie, onderhoud en alarmopvolging. Hieruit volgt dat geen sprake is van een ‘aardvordering’ die dwingendrechtelijk ter beoordeling van de kantonrechter staat. De omschrijving op de factuur van ADT doet daar niet aan af. Wat betreft de relatieve bevoegdheid geldt dat de regels van relatieve bevoegdheid niet dwingendrechtelijk van aard zijn, zodat de uitzonderingsbepaling zich niet voordoet en de slotsom luidt dat de rechtbank bevoegd is om van de door ADT ingestelde vordering kennis te nemen. 3.8 Delphi zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van het incident. 4. De beslissing De rechtbank, in het incident verklaart zich bevoegd om van de vordering van ADT kennis te nemen; veroordeelt Delphi in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van ADT bepaald op nihil aan verschotten en op € 384,- aan salaris voor de procureur; in de hoofdzaak verwijst de zaak naar de rol van woensdag 25 juni 2008 voor het nemen van een conclusie van antwoord door Delphi. Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten. Uitgesproken in het openbaar. 1182/106