Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD9236

Datum uitspraak2008-07-29
Datum gepubliceerd2008-08-04
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/4179 WWB
Statusgepubliceerd


Indicatie

Griffierecht. Vermindering verleend.


Uitspraak

07/4179 WWB Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van: [appellante] (hierna: appellante), tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 26 juni 2007, 06/1986 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellante en het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam (hierna: College). I. PROCESVERLOOP Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak. II. OVERWEGINGEN In artikel 22 van de Beroepswet is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven. Bij brief van 24 juli 2007 is appellante erop gewezen dat een griffierecht van € 106,-- is verschuldigd, en is medegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken dient te zijn voldaan, bij voorkeur door middel van de aangehechte acceptgirokaart. Bij schrijven van 29 juli 2007, door de Raad ontvangen op 31 juli 2007, stelt appellant dat zij vanwege schuldsanering betalingsonmachtig is het verschuldigde griffierecht te voldoen. Bij brief van 11 oktober 2007 is appellante in de gelegenheid gesteld een aanvaag om bijzondere bijstand voor de kosten van het griffierecht bij het College in te dienen. Het besluit van het College van 8 november 2007 waarin tot een bedrag van € 56,-- bijzondere bijstand in de kosten van griffierecht aan appellante is toegekend, is op 13 november 2007 door de Raad ontvangen. Bij aangetekende brief van 16 november 2007 is appellante nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is medegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken dient te zijn bijgeschreven op de rekening van de Centrale Raad van Beroep dan wel ter griffie dient te zijn gestort. Bij schrijven van 2 december 2007 deelt appellante mee dat zij ook na toekenning van bijzondere bijstand niet in staat is het verschuldigde griffierecht te voldoen, nu zij ook wat het resterende bedrag van € 50,-- betreft betalingsonmachtig is. De Raad heeft bovengenoemd schrijven van appellante opgevat als een verzoek om vrijstelling van betaling van (het resterend bedrag aan) griffierecht en heeft - na beoordeling van appellantes financiële positie - bij aangetekende brief van 6 juni 2008 aan appellante vermindering van het griffierecht verleend tot een bedrag van € 56,--. Wederom is medegedeeld dat het thans verschuldigde bedrag van € 56,-- binnen vier weken dient te zijn bijgeschreven op de rekening van de Centrale Raad van Beroep dan wel ter griffie dient te zijn gestort. Daarbij is erop gewezen dat overschrijding van die termijn kan leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep. De Raad stelt vast dat het griffierecht niet binnen de termijn is betaald. Nu op grond van de beschikbare gegevens redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest, acht de Raad het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk. Deze uitspraak is gedaan door Th.C. van Sloten. De beslissing is, in tegenwoordigheid van N.L.E.M. Bynoe als griffier, uitgesproken in het openbaar op 29 juli 2008. (get.) Th.C. van Sloten. (get.) N.L.E.M. Bynoe. Tegen deze uitspraak kunnen de belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van dit afschrift schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord. OA