Jurisprudentie
BD9231
Datum uitspraak2008-07-23
Datum gepubliceerd2008-08-04
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers258037 / HA ZA 06-877
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-08-04
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers258037 / HA ZA 06-877
Statusgepubliceerd
Indicatie
invordering dwangsommen door gemeente; beroep op verjaring gehonoreerd
Uitspraak
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
De openbare rechtspersoon [eiseres],
zetelende te [woonplaats],
eiseres,
procureur mr. G.J. Houweling,
- tegen -
[gedaagde] h.o.d.n. [gedaagde-1],
wonende te Spijkenisse,
gedaagde,
procureur aanvankelijk mr. M. Bonarius, thans mr. A.L. Kuit.
Partijen worden hierna aangeduid als "[eiseres-1]" respectievelijk "[gedaagde-A]".
1 Het verloop van het geding
1.1 De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 15 maart 2006 en de door [eiseres-1] overgelegde producties;
- vonnis van deze rechtbank d.d. 13 december 2006, in het incident tot tussenkomst, welke
incidentele vordering is afgewezen;
- conclusie van antwoord;
- tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 27 juni 2007, waarbij een comparitie van partijen
is gelast;
- proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 24 oktober 2007;
- conclusie van repliek, met producties;
- conclusie van dupliek;
- de stukken van het op 2 maart 2006 ten verzoeke van [eiseres-1] en ten laste van [gedaagde-A] gelegde conservatoire beslag tot afgifte van een kampeerauto, merk [X], Type [ABC], met kenteken [XYZ].
2 De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voorzover van belang - het volgende vast:
2.1 [gedaagde-A] heeft vanaf 1994 op een carpoolplaats langs de A15, nabij de N214 (hierna; de carpoolplaats), sekscampers geëxploiteerd binnen de grenzen van [eiseres-1].
2.2 Bij besluit van 15 april 2002 heeft het college van B&W van [eiseres-1] geweigerd [gedaagde-A] ontheffing te verlenen van de vergunningplicht voor het exploiteren van een seksinrichting van drie campers op de carpoolplaats.
2.3 Bij besluit van 30 juni 2003 heeft het college van [eiseres-1] [gedaagde-A], op straffe van een dwangsom, gelast om binnen een week de exploitatie van een of meer als seksinrichting gebruikte caravans te stoppen.
2.4 [gedaagde-A] heeft op 7 juli 2003 bezwaar ingediend tegen het besluit om een dwangsom op te leggen. Dat bezwaar is bij beslissing van 14 juni 2005 ongegrond verklaard.
2.5 In de beslissing op bezwaar wordt [gedaagde-A], op grond van artikel 5:32 AWB, gelast de exploitatie, zonder vergunning, van een of meerdere seksinrichtingen in een of meer campers of caravans, op de carpoolplaats, te staken en zich te onthouden van exploitatie zonder vergunning op enig ander deel van het grondgebied van [eiseres-1]. [gedaagde-A] wordt gelast de nog bestaande strijdigheid met de plaatselijke APV op te heffen voor 15 juli 2005 en bepaald wordt dat hij, van rechtswege, een dwangsom van € 1.365,= per dag - tot een maximum van € 20.475,= - verbeurt, indien de overtreding van de APV zich na 15 juli 2005 herhaalt.
3 De vordering
3.1 [eiseres-1]] vordert - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde-A] te veroordelen tot betaling van € 21.936,50, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 20.475,= vanaf 28 februari 2006 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde-A] in de proceskosten, die van het beslag daaronder begrepen.
3.2 Het college van burgemeester en wethouders van [eiseres-1] heeft besloten een rechtsgeding tegen [gedaagde-A] te voeren, ter invordering van de dwangsom. [eiseres-1]] voegt daar aan toe dat de mogelijkheid van invordering van een dwangbevel niet in de weg staat aan het volgen van de normale procedure (HR 10-1987, NJ 1988, 869).
3.3 [eiseres-1]] stelt dat de gemeentelijk buitengewoon opsporingsambtenaar en verbalisanten van politie op tijdstippen in de periode van 8 juli 2005 tot en met 18 oktober negenentwintig maal geconstateerd hebben dat op de carpoolplaats telkens weer dezelfde campers met de kentekens [UVW] en [XYZ] geparkeerd stonden. Daarbij is meermaals geconstateerd dat zich in de campers schaars geklede vrouwen bevonden, dat mannen de campers verlieten en dat de gordijnen van de campers regelmatig gesloten waren. Het is de plaatselijke politie ambtshalve bekend dat de kentekenhouders van de campers [gedaagde-A] en zijn echtgenote zijn.
3.4 Door het voortzetten van de exploitatie na 14 juni 2005 heeft [gedaagde-A] de maximumdwangsom verbeurd. Tegen de beschikking waarin de dwangsom is opgelegd heeft [gedaagde-A] geen beroep aangetekend. Ook na sommatie betaalt [gedaagde-A] de verbeurde dwangsommen niet. [eiseres-1]] heeft bij brief van 31 oktober 2005 aan [gedaagde-A], aanspraak gemaakt op de wettelijke rente op het door [gedaagde-A] verschuldigde bedrag. [gedaagde-A] is nogmaals gesommeerd bij brief van 22 februari 2006. De eventuele verjaring is door die brieven gestuit.
4 Het verweer
4.1 Het verweer van [gedaagde-A] strekt tot niet ontvankelijkverklaring, althans ontzegging van de vordering, kosten rechtens.
4.2 [gedaagde-A] stelt voorop dat niet is gebleken van een besluit van het college van burgemeester en wethouders van [eiseres-1] om een rechtsgeding tegen hem te voeren, zodat [eiseres-1] niet in haar vordering kan worden ontvangen. Het door [eiseres-1] overgelegde procesbesluit is volgens [gedaagde-A] geen besluit in de zin van de Awb.
4.3 [gedaagde-A] ontkent dat hij na 14 juni 2005 seksinrichtingen binnen de grenzen van [eiseres-1] heeft geëxploiteerd. In maart 2006 heeft hij zijn zaak overgedragen. In de periode daarvoor was hij niet meer bij de onderneming betrokken. Hij is toen ook niet meer op de carpoolplaats geweest. [gedaagde-A] heeft na 14 juni 2005 alleen nog campers aan derden verhuurd, waarbij de feitelijke werkzaamheden door zijn partner werden verricht.
[gedaagde-A] constateert dat er nooit actie ondernomen is tegen de personen die op de verschillende data op de carpoolplaatsen zijn aangetroffen en dat van hen geen verklaringen zijn opgenomen. Daardoor is de kans groot dat niet meer te traceren valt wie destijds de inzittenden waren van de campers. [eiseres-1]] heeft aldus een bewijsprobleem geschapen voor [gedaagde-A] en ook zijn mogelijk ontlastende verklaringen buiten het dossier gebleven.
4.4 [gedaagde-A] stelt verder dat hij wel in beroep is gegaan van de beschikking van 14 juni 2005. Het gelegde beslag is op deze onjuiste bewering van [eiseres-1] gegrond. In het beroep is pas op 22 augustus 2007 uitspraak gedaan.
4.5 [gedaagde-A] betwist dat hij door [eiseres-1] is aangemaand om verbeurde dwangsommen te voldoen. De brieven van 31 oktober 2005 en 22 februari 2006 zijn hem onbekend. De vordering van [eiseres-1] is ingevolge artikel 5:35 Awb verjaard, en die verjaring is niet gestuit. [gedaagde-A] heeft bovendien nooit de kans gehad om tegen de dwangsommen verweer te voeren, of daartegen bezwaar te maken.
4.5 [gedaagde-A] betwist dat [eiseres-1] andere buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht dan tot instructie der zaak.
5 De beoordeling
5.1 De eerste vraag die in dit geding moet worden beantwoord is of [eiseres-1] in haar vordering kan worden ontvangen.
5.2 [gedaagde-A] heeft betoogd dat er geen besluit van het college van burgemeester en wethouders is en dat het door [eiseres-1] overgelegde procesbesluit, geen procesbesluit in de zin van de Awb is.
Krachtens artikel 171 Gemeentewet vertegenwoordigt de burgemeester [eiseres-1] in en buiten rechte. De burgemeester van [eiseres-1] Papendracht heeft een procesbesluit genomen dat de voor haar optredende procureur machtigt om een rechtsgeding aanhangig te maken, welk besluit is overgelegd. Dat procesbesluit is voldoende om [eiseres-1] in haar vordering te ontvangen. [gedaagde-A] laat na te onderbouwen waarom van een besluit in de zin van de Awb geen sprake is, en wat de gevolgen daarvan zouden moeten zijn. De rechtbank passeert dit verweer dan ook.
5.3 [gedaagde-A] heeft zich ter comparitie op het standpunt gesteld dat de vordering verjaard is. Hij heeft daartoe gewezen op artikel 5:35 Awb, dat bepaalt dat de bevoegdheid tot invordering van de verbeurde bedragen verjaart door verloop van zes maanden na de dag waarop zij zijn verbeurd. De toenmalige raadsman van [gedaagde-A] heeft daar, ter comparitie, aan toegevoegd niet bekend te zijn met brieven waaruit de stuiting van de verjaring zou (kunnen) blijken. [eiseres-1] stelt zich op het standpunt dat de verjaring is gestuit door brieven aan [gedaagde-A] van 31 oktober 2005 en 22 februari 2006. [gedaagde-A] heeft ter comparitie betwist deze brieven te hebben ontvangen.
5.4 De bestuursrechtelijke verjaring ex artikel 5:35 BW is vatbaar voor stuiting op de voet van de in boek 3 BW opgenomen stuitingsregeling (HR 28 juni 2002, NJ 2003/76).
[eiseres-1]] heeft nagelaten de brieven waarvan zij stelt dat die de verjaring hebben gestuit, bij conclusie van repliek, in het geding te brengen. De rechtbank kan daardoor geen kennis nemen van de inhoud van die brieven en, daardoor, niet beoordelen of sprake is van schriftelijke aanmaning of een schriftelijke mededeling waarin [eiseres-1] zich ondubbelzinnig het recht op nakoming voorbehoudt. [eiseres-1]] heeft bovendien nauwelijks wat gesteld over de inhoud van die brieven en ook geen bewijs aangeboden van de inhoud daarvan. De rechtbank ziet gelet op het vorenstaande, en in aanmerking nemende dat over dit punt ter comparitie uitdrukkelijk debat is gevoerd, geen aanleiding om [eiseres-1] ambtshalve bewijs van de stuiting van de verjaring op te dragen.
5.5 De dwangsomaanzegging heeft bij brief 14 juni 2005 plaatsgevonden. Vervolgens heeft [eiseres-1] pas in maart 2006, na ommekomst van negen maanden, in rechte een vordering tegen [gedaagde-A] ingesteld. Er moet van uit worden gegaan dat de verjaring niet is gestuit, zodat de vordering, gelet op het bepaalde in artikel 5:35 Awb, door ommekomst van een periode van meer dan zes maanden is verjaard. Dat leidt ertoe dat de vordering wordt afgewezen, met veroordeling van [eiseres-1] in de kosten van deze procedure.
6 De beslissing
De rechtbank,
wijst af de vordering van [eiseres-1];
veroordeelt [eiseres-1] in de proceskosten, die van het beslag daaronder begrepen, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde-A] bepaald op € 1.737,= aan salaris voor de procureur.
Dit vonnis is gewezen door mr. De Bruin.
Uitgesproken in het openbaar.
2009/1917