Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD9219

Datum uitspraak2008-07-14
Datum gepubliceerd2008-08-05
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsAmsterdam
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 08/22041
Statusgepubliceerd


Indicatie

Tijdelijke stuiting laissez passer aanvragen Congo
Eiser heeft aangevoerd dat er geen zicht op uitzetting is. Volgens het M120-formulier, afgegeven door verweerder zelf, blijkt op 8 mei 2008 dat er door de autoriteiten van Congo geen laissez passers worden afgegeven. Verweerder heeft op 3 juli 2008 schriftelijk aan de rechtbank laten weten dat de aanvragen met betrekking tot afgifte van laissez passer op verzoek van de Congolese consul enige tijd zijn gestuit. In die periode zijn alle laissez passer aanvragen schriftelijk ingediend en is er gerappelleerd. Schriftelijke presentaties hebben echter niet plaatsgevonden. Vanaf 20 juni 2008 konden de laissez passer aanvragen weer in behandeling worden genomen door de Congolese autoriteiten. Op 1 juli 2008 zijn alle aanvragen schriftelijk gepresenteerd bij de Congolese autoriteiten. De rechtbank leidt uit de door verweerder na schorsing verstrekte inlichtingen af dat de (schriftelijke) indiening van een aanvraag om een laissez passer dient te worden onderscheiden van de schriftelijke presentatie ervan. Tevens begrijpt de rechtbank uit deze inlichtingen dat slechts de indiening van de aanvragen om laissez passer zijn gestuit. Volgens de inlichtingen was eiser reeds schriftelijk gepresenteerd op het moment dat de consul verzocht om een tijdelijke stillegging van de schriftelijke laissez passer aanvragen. De tijdelijke stillegging van de aanvragen heeft daarom geen effect gehad op de lopende aanvraag van eiser. Anders dan eiser meent, is dan ook niet van belang vanaf welke datum de aanvragen niet konden worden ingediend. Uit het voorgaande volgt dat niet is gebleken dat zicht op uitzetting heeft ontbroken.


Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage zittinghoudende te Amsterdam enkelvoudige kamer vreemdelingenzaken Uitspraak op grond van artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) jo artikel 96 en artikel 106 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) reg. nr.: AWB 08/22041 V-nr.: 270.945.2096 inzake: [eiser], geboren op [geboortedatum] 1984, van (gestelde) Congolese nationaliteit, verblijvende in Detentiecentrum Alphen aan den Rijn, eiser, gemachtigde: mr. drs. E.M. Hoorenman, advocaat te Hoorn, tegen: de Staatssecretaris van Justitie, verweerder, gemachtigde: mr. T. Nauta, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING Op 29 februari 2008 is eiser op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 in bewaring gesteld. Laatstelijk bij uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 7 mei 2008 is het beroep van eiser gericht tegen deze maatregel ongegrond verklaard. Bij beroepschrift van 19 juni 2008 heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder tot voortduring van de vrijheidsontnemende maatregel. Daarbij is opheffing van de maatregel tot bewaring gevorderd alsmede toekenning van schadevergoeding. Het beroep is behandeld ter openbare zitting van 1 juli 2008. Eiser is aldaar vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen nadere inlichtingen te verstrekken met betrekking tot de afgifte van laissez passer door de autoriteiten van de Democratische Republiek Congo (DRC). Verweerder heeft bij faxbericht van 3 juli 2008 nadere inlichtingen verstrekt. Gemachtigde van eiser heeft hierop gereageerd bij faxbericht van 4 juli 2008. Beide partijen hebben de rechtbank toestemming verleend de zaak zonder nadere zitting af te doen. Het onderzoek is vervolgens gesloten op 7 juli 2008. II. OVERWEGINGEN Eiser heeft het volgende - zakelijk weergegeven - aangevoerd. Verweerder handelt onvoldoende voortvarend. Er is nog geen reactie van de autoriteiten van Congo ontvangen op de presentatie van eiser en de Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V) heeft niet gerappelleerd. Daar komt bij dat de inhoud van de vertrekgesprekken sterk de indruk wekt dat verweerder slechts voldoet aan een formaliteit en dat verweerder niet actief op zoek is naar aanknopingspunten. Tevens is er geen zicht op uitzetting. Volgens het M120-formulier, afgegeven door verweerder zelf, blijkt op 8 mei 2008 dat er door de autoriteiten van Congo geen laissez passer worden afgegeven. Volgens verweerder hebben er sinds begin april 2008 weer uitzettingen plaatsgevonden, dit is echter in tegenspraak met het M120-formulier. De bewaring is onrechtmatig en deze dient te worden opgeheven onder toekenning van schadevergoeding. Verweerder heeft het volgende - zakelijk weergegeven - aangevoerd. Verweerder handelt voldoende voortvarend. Er loopt een onderzoek bij de Congolese autoriteiten. Op 8 april 2008 en op 13 juni 2008 is er gerappelleerd. Op 26 mei 2008 en op 27 juni 2008 hebben er vertrekgesprekken plaatsgevonden met eiser. Tevens is er wel degelijk zicht op uitzetting. De informatie op het M120-formulier is correct, maar verouderd. Volgens informatie van DT&V verleent de Congolese ambassade haar volledige medewerking aan de terugkeer van Congolese vreemdelingen. In verband met de veiligheidsomstandigheden was uitzetting tijdelijk niet mogelijk, maar begin april 2008 is uitzetting van vreemdelingen naar Congo weer hervat. Verweerder kan niet verklaren waarom in het M120-formulier staat vermeld dat op 8 mei 2008 nog altijd geen laissez passer worden verstrekt. Mogelijk werden tijdelijk geen laissez passer verstrekt, maar werden laissez passer aanvragen wel in behandeling genomen. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen nadere inlichtingen te verstrekken omtrent de afgifte van laissez passer door de autoriteiten van de DRC. Verweerder heeft op 3 juli 2008 schriftelijk aan de rechtbank laten weten dat de aanvragen met betrekking tot afgifte van laissez passer op verzoek van de Congolese consul enige tijd zijn gestuit. In die periode zijn alle laissez passer aanvragen schriftelijk ingediend en is er gerappelleerd. Schriftelijke presentaties hebben echter niet plaatsgevonden. Vanaf 20 juni 2008 konden de laissez passer aanvragen weer in behandeling worden genomen door de Congolese autoriteiten. Op 1 juli 2008 zijn alle aanvragen schriftelijk gepresenteerd bij de Congolese autoriteiten. Voor de stillegging van de aanvragen was eiser reeds schriftelijk gepresenteerd. Derhalve heeft de tijdelijke stillegging van de aanvragen geen effect gehad voor de reeds lopende aanvraag ten behoeve van eiser. De gemachtigde van eiser heeft daarop in zijn reactie van 4 juli 2008 het volgende aangevoerd. De informatie verstrekt door verweerder is innerlijk tegenstrijdig. Verweerder stelt enerzijds dat de aanvragen voor laissez passer zijn gestuit, maar anderzijds dat alle laissez passer aanvragen schriftelijk zijn ingediend. Bovendien wordt nergens openbaar bevestigd dat de Congolese autoriteiten laissez passer aanvragen weer in behandeling nemen. Het blijft onduidelijk vanaf wanneer de aanvragen voor een laissez passer niet konden worden ingediend. Eiser blijft van mening dat de bewaring dient te worden opgeheven. De rechtbank overweegt het volgende. Eiser is op 29 februari 2008 in bewaring gesteld. Op 20 maart 2008 is een laissez passer aanvraag ingediend bij de autoriteiten van de DRC. Op 8 april 2008 is eiser schriftelijk gepresenteerd bij de deze autoriteiten. De rechtbank leidt uit de door verweerder na schorsing verstrekte inlichtingen af dat de (schriftelijke) indiening van een aanvraag om een laissez passer dient te worden onderscheiden van de schriftelijke presentatie ervan. Tevens begrijpt de rechtbank uit deze inlichtingen dat slechts de indiening van de aanvragen om laissez passer zijn gestuit. Met eiser is de rechtbank het eens dat de mededeling dat tijdens die stillegging alle aanvragen om laissez passer schriftelijk zijn ingediend hiermee in tegenstrijd is. Het kan eiser echter niet baten gezien het volgende. Volgens de inlichtingen was eiser immers reeds schriftelijk gepresenteerd op het moment dat de consul verzocht om een tijdelijke stillegging van de schriftelijke laissez passer aanvragen. De tijdelijke stillegging van de aanvragen heeft daarom geen effect gehad op de lopende aanvraag van eiser. Anders dan eiser meent is dan ook niet van belang vanaf welke datum de aanvragen niet konden worden ingediend. Uit het voorgaande volgt dat niet is gebleken dat zicht op uitzetting heeft ontbroken. Verweerder voert regelmatig vertrekgesprekken en rappelleert de Congolese autoriteiten met betrekking tot de lopende laissez passer aanvraag van eiser. Niet is gebleken dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt. Na beoordeling van de door of namens eiser naar voren gebrachte beroepsgronden, concludeert de rechtbank dat voortduring van de vrijheidsontnemende maatregel of de wijze van tenuitvoerlegging niet in strijd is met de wet en dat deze bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid gerechtvaardigd is te achten. Derhalve wordt het beroep ongegrond verklaard. Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank geen gronden aanwezig om toepassing te geven aan artikel 106 van de Vw 2000 of artikel 8:75 van de Awb. III. BESLISSING De rechtbank - verklaart het beroep ongegrond; - wijst het verzoek om schadevergoeding af. Deze uitspraak is gedaan op 11 juli 2008 door mr. G.S. Crince Le Roy, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. drs. A.L. Braam, griffier, en bekendgemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum. Afschrift verzonden op: Conc.: AB Coll: D: B Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.