Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD9203

Datum uitspraak2008-07-25
Datum gepubliceerd2008-08-04
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/4234 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Toekenning WAO-uitkering een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%. Geen onderschatting medische beperkingen. Toename beperkingen.


Uitspraak

06/4234 WAO Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [appellant] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 22 juni 2006, 05/2019 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 25 juli 2008 I. PROCESVERLOOP Namens appellant heeft mr. P.P.J.L. Appelman, advocaat te Alkmaar, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juni 2006, waar appellant met bericht van afwezigheid niet is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door E.M.C. Beijen. II. OVERWEGINGEN 1. Voor een overzicht van de voor dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar hetgeen de rechtbank daaromtrent in de aangevallen uitspraak heeft weergeven. De Raad volstaat met de vermelding dat het Uwv bij besluit op bezwaar van 29 augustus 2005 (hierna: bestreden besluit) het bezwaar van appellant gegrond heeft verklaard. Daarbij is aan appellant per 22 december 2004 een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%. 2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank geen reden gezien om te oordelen dat het Uwv van onjuiste medische beperkingen is uitgegaan. Met inachtneming van die beperkingen is appellant naar het oordeel van de rechtbank geschikt geacht voor de werkzaamheden verbonden aan de geselecteerde functies. Tevens beheerst appellant naar het oordeel van de rechtbank de Nederlandse taal voldoende om die functies te kunnen vervullen. 3. In hoger beroep heeft appellant zijn standpunt herhaald, dat zijn medische beperkingen zijn onderschat. Ter ondersteuning is informatie van GGZ te Alkmaar en een rapport van de verzekeringsarts W.M. van der Boog overgelegd. Voorts is aangevoerd dat de geselecteerde functies te zwaar zijn voor hem en dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn opleidingsniveau en de beheersing van de Nederlandse taal. Ten slotte heeft appellant gesteld dat bij besluit van 18 september 2007 zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering per 29 mei 2007 is verhoogd naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80-100%. Dit vanwege toegenomen beperkingen die, aldus appellant, al bestonden ten tijde van het thans bestreden besluit. 4.1. De Raad heeft evenals de rechtbank in de in dit geding beschikbare medische gegevens, waaronder de rapportages van de (bezwaar)verzekeringsartsen, alsook de overgelegde informatie van de huisarts en GGZ, geen aanknopingspunten gevonden om te twijfelen aan de juistheid van het aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde medische oordeel. 4.2. De Raad neemt hierbij in aanmerking dat appellant door de bezwaarverzekeringsarts J. Coehoorn is onderzocht, dat deze arts in zijn rapportage genoegzaam heeft aangegeven waarom de door de primaire verzekeringsarts aangenomen beperkingen in de Functionele Mogelijkheden Lijst juist zijn vastgesteld. Ook acht de Raad door Coehoorn voldoende toegelicht waarom de onderzoeksbevindingen van verzekeringsarts Van der Boog niet tot het aannemen van verdergaande beperkingen in verband met concentratiestoornissen leiden. 4.3. Voor wat betreft de beroepsgrond met betrekking tot de toegenomen beperkingen, onderschrijft Raad de reactie van de bezwaarverzekeringsarts Coehoorn die in het besluit van 18 september 2007 geen aanleiding heeft gevonden om zijn eerder ingenomen standpunt te wijzigen. 5. De Raad heeft, uitgaande van de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid, evenmin grond om ervan uit te gaan dat de voorgehouden functies voor appellant in medisch opzicht niet geschikt zouden zijn, dan wel dat hij niet zou beschikken over het vereiste taal- en opleidingsniveau. 6. Vastgesteld kan worden dat de toekenning van een WAO-uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55-65% op goede gronden berust. 7. Het vorenstaande betekent dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 8. De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door A.T. de Kwaasteniet. De beslissing is, in tegenwoordigheid van W.R. de Vries als griffier, uitgesproken in het openbaar op 25 juli 2008. (get.) A.T. de Kwaasteniet. (get.) W.R. de Vries.