Jurisprudentie
BD9194
Datum uitspraak2008-04-15
Datum gepubliceerd2008-08-04
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGemeensch. Hof van Justitie v.d. Ned. Antillen en Aruba
ZaaknummersAR 2755/05 - H 360/07
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-08-04
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGemeensch. Hof van Justitie v.d. Ned. Antillen en Aruba
ZaaknummersAR 2755/05 - H 360/07
Statusgepubliceerd
Indicatie
De vordering van [Bedrijfsnaam N.V. van appellante] tot betaling van US$ 135.000,- met rente en kosten is gebaseerd op de stelling dat zij dat bedrag aan schade heeft geleden doordat ICA haar zorgplicht als assurantietussenpersoon jegens [Bedrijfsnaam N.V. van appellante] heeft geschonden door haar niet deugdelijk op de hoogte te brengen van de in endorsement 8 opgenomen voorwaarde.
Uitspraak
Registratienummer: AR 2755/05 - H 360/07
Uitspraak: 15 april 2008
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Vonnis in de zaak van:
de naamloze vennootschap
[Bedrijfsnaam N.V. van appellante],
gevestigd in Aruba,
oorspronkelijk eiseres,
thans appellante,
gemachtigde: mr. G.W. Rep,
- tegen -
de naamloze vennootschap
ICA INSURANCE CENTRUM ARUBA. N.V.,
gevestigd in Aruba,
oorspronkelijk gedaagde,
thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. R.E. Offringa.
Partijen worden hierna "[Bedrijfsnaam N.V. van appellante]" en "ICA" genoemd.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Op 24 januari 2007 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (verder: GEA) tussen partijen vonnis gewezen. Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, de procesgang aldaar en de overwegingen en beslissingen van het GEA wordt verwezen naar dat vonnis.
1.2 [Bedrijfsnaam N.V. van appellante] is in hoger beroep gekomen van dat vonnis door op 6 maart 2007 een akte van hoger beroep in te dienen. Bij op 17 april 2007 ingekomen memorie van grieven, met producties, heeft zij zes grieven tegen het vonnis aangevoerd en toegelicht. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis zal vernietigen en haar vordering alsnog zal toewijzen, kosten rechtens.
1.3 Bij memorie van antwoord, met producties, heeft ICA de grieven bestreden.
Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis zal bevestigen, met veroordeling van [Bedrijfsnaam N.V. van appellante] in de proceskosten.
1.4 Op de voor pleidooi nader bepaalde dag hebben de gemachtigden van partijen pleitnotities overgelegd. Vonnis is gevraagd en bepaald op heden.
2. De grieven
Voor de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.
3. De beoordeling
3.1 Geen grieven zijn gericht tegen de door het GEA onder 2 als vaststaand aangenomen feiten. De vaststelling komt het Hof juist voor. Het Hof gaat daarom van die vaststelling uit. In aanvulling daarop stelt het Hof vast:
a. Endorsement 8 van 2 december 2002 bij polis MHA060265, waarbij als verzekerde betrokken was: Montreau International Ltd. (hierna Montreau), bevat de volgende dekkingsvoorwaarde:
"It is further agreed that the vessel (including shuttle boat and dinghy) is moored at Moomba Beach (near Holiday Inn) and cover is warranted that a security guard protects the risk when the vessel is not in use."
b. Bij endorsement 10 van 10 december 2003 bij voornoemde polis is [Bedrijfsnaam N.V. van appellante] als verzekerde in de plaats gekomen van Montreau.
3.2 De vordering van [Bedrijfsnaam N.V. van appellante] tot betaling van US$ 135.000,- met rente en kosten is gebaseerd op de stelling dat zij dat bedrag aan schade heeft geleden doordat ICA haar zorgplicht als assurantietussenpersoon jegens [Bedrijfsnaam N.V. van appellante] heeft geschonden door haar niet deugdelijk op de hoogte te brengen van de in endorsement 8 opgenomen voorwaarde. Het GEA heeft de vordering afgewezen. Hiertegen is het hoger beroep gericht met grieven die het bestreden vonnis in volle omvang aan het oordeel van het Hof onderwerpen en zich lenen voor gezamenlijke behandeling.
3.3 Een assurantietussenpersoon heeft als taak te waken voor de belangen van de verzekeringnemers bij de tot zijn portefeuille behorende verzekeringen. Bij het uitoefenen van die taak dient hij tegenover zijn opdrachtgever de zorg te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot mag worden verwacht. Deze zorgplicht brengt in dit geval mee dat ICA [Bedrijfsnaam N.V. van appellante] deugdelijk op de hoogte behoorde te brengen van de in endorsement 8 opgenomen voorwaarde.
3.4 De voorwaarde dient aldus te worden uitgelegd dat wanneer de boot buiten gebruik was, deze voor Moomba Beach moest liggen onder toezicht van een bewaker. Voorzover de voorwaarde al toestond dat de boot, wanneer die buiten gebruik was, elders dan voor Moomba Beach werd gemeerd, geldt in elk geval dat ook dan de boot onder toezicht van een bewaker moest staan. Deze uitleg van de voorwaarde is door partijen ook niet betwist.
3.5 Vast staat dat ICA endorsement 8 niet aan [Bedrijfsnaam N.V. van appellante] heeft toegezonden. Daarom mocht van ICA worden verwacht dat zij de inhoud van de in die endorsement opgenomen voorwaarde voldoende duidelijk aan [Bedrijfsnaam N.V. van appellante] zou mededelen. Nu deze voorwaarde niet van ondergeschikte betekenis is, mocht dat ook van ICA worden verwacht, indien tussen partijen de afspraak gold dat de verzekeringsdocumenten van [Bedrijfsnaam N.V. van appellante] ten kantore van ICA werden bewaard.
3.6 Getuige [NAAM VAN GETUIGE 1] heeft verklaard dat hij rond december 2002 telefonisch aan [NAAM VAN GETUIGE 2] heeft gezegd dat Royal akkoord ging met het idee dat een security guard van Moomba Beach vanaf de kant toezicht hield op de boot. Deze mededeling houdt niet voldoende duidelijk in dat de boot, indien die niet in gebruik was, onder toezicht van een bewaker moest worden gehouden. De mededeling kan immers redelijkerwijs ook zo worden begrepen dat Royal de voorwaarde van de bewaker had ingetrokken, omdat zij voldoende vond dat de boot, indien die niet in gebruik was, normaal gesproken lag afgemeerd voor Moomba Beach, waar een bewaker vanaf de kant toezicht hield (overigens kan ook de handgeschreven mededeling aan Royal op de fax van
26 november 2002 zo begrepen worden). Van een assurantietussenpersoon mag worden verwacht dat hij als deskundige op het gebied van verzekeringen aan de verzekerde, die geen deskundige is op dat gebied, met een zekere precisie mededeelt waaraan deze zich heeft te houden.
Getuige [NAAM VAN GETUIGE 3] heeft niets verklaard over de precieze inhoud van de contacten tussen [NAAM VAN GETUIGE 2] en [NAAM VAN GETUIGE 1].
Getuige [NAAM VAN GETUIGE 2] heeft verklaard dat [NAAM VAN GETUIGE 1] slechts heeft gevraagd of [NAAM VAN GETUIGE 2] een security guard had bij Moomba, omdat [NAAM VAN GETUIGE 1] daarover specifiek contact had gehad met Royal. Aan deze vraag behoefde [NAAM VAN GETUIGE 2] in redelijkheid niet de betekenis toe te kennen dat Royal slechts dekking zou verlenen onder de in endorsement 8 opgenomen voorwaarde.
Het Hof acht daarom bewezen dat [NAAM VAN GETUIGE 1] niet voldoende duidelijk aan [NAAM VAN GETUIGE 2] heeft medegedeeld dat de boot, indien die niet in gebruik was, altijd onder toezicht van een bewaker moest worden gehouden.
3.7 Niet van belang is dat ten tijde van de uitgifte van endorsement 8 [Bedrijfsnaam N.V. van appellante] nog niet de verzekerde was, maar Montreau. Van een redelijk bekwaam en redelijk handelend assurantietussenpersoon mag immers worden verwacht dat hij ook een nieuwe verzekeringnemer/verzekerde op de hoogte brengt van de voorwaarden van de op hem overgegane verzekering. Overigens staat vast dat [NAAM VAN GETUIGE 2] ook van Montreau. het aanspreekpunt was voor ICA en dat ICA aan Montreau geen andere mededelingen heeft gedaan dan hiervoor besproken en zij de endorsement ook niet aan Montreau heeft toegezonden. ICA heeft dus haar zorgplicht jegens [Bedrijfsnaam N.V. van appellante] geschonden.
3.8 Met het verlenen van kwijting aan Royal heeft [Bedrijfsnaam N.V. van appellante] niet haar eventuele rechten op ICA uit toerekenbare tekortkoming (schending van de uit hoofde van de opdracht bestaande zorgplicht) prijsgegeven. Evenmin heeft [Bedrijfsnaam N.V. van appellante] daarmee aanvaard dat de totale brandschade op het schikkingsbedrag moet worden begroot. Ook zijn daarmee de eventuele rechten van [Bedrijfsnaam N.V. van appellante] op ICA , voorzover Royal de schade niet heeft vergoed, niet op Royal overgegaan.
3.9 De omstandigheden dat de boot ten tijde van de brand niet door een bewaker werd bewaakt, dat [Bedrijfsnaam N.V. van appellante] voordien een medewerker had ontslagen omdat die steekjes had laten vallen op het gebied van veiligheid en dat in het verleden sprake is geweest van diefstal op de boot, brengen - ook in samenhang beschouwd - niet mee dat [Bedrijfsnaam N.V. van appellante]
merkelijke schuld heeft aan het ontstaan van de brand. Andere omstandigheden die deze conclusie zouden rechtvaardigen zijn gesteld noch gebleken.
3.10 Voorzover ICA het verweer dat Royal de claim mogelijk op andere gronden heeft afgewezen dan op de grond dat de boot niet onder toezicht van een bewaker stond, niet in eerste aanleg (zie bestreden vonnis onder 2.2) of in hoger beroep heeft prijsgegeven, wordt het wegens onvoldoende onderbouwing verworpen.
3.11 Voor het overige is tegen de vordering geen verweer gevoerd. Het Hof ziet, ervan uitgaande dat indien ICA aan haar zorgplicht had voldaan, [Bedrijfsnaam N.V. van appellante] de boot niet zonder bewaker voor anker zou hebben gelegd bij het vliegveld en de brandschade niet zou zijn ontstaan, geen reden de vordering af te wijzen op gronden die verband houden met causaliteit, relativiteit of begroting van de schade. De vordering dient derhalve te worden toegewezen. Het bestreden vonnis dient te worden vernietigd. [Bedrijfsnaam N.V. van appellante] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in beide instanties.
BESLISSING:
Het Hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt ICA om aan [Bedrijfsnaam N.V. van appellante] te voldoen: US$ 155.500,- vermeerderd met de wettelijke rente over US$ 295.000,- vanaf 18 oktober 2004 tot en met 3 mei 2005 en over US$ 135.000,- vanaf 3 mei 2005 tot de dag der voldoening;
veroordeelt ICA in de kosten van de eerste aanleg, aan de zijde van [Bedrijfsnaam N.V. van appellante] gevallen en begroot op Afl. 3.589,65 aan verschotten en Afl. 13.500,00 aan salaris voor de gemachtigde;
veroordeelt ICA in de kosten van dit hoger beroep, aan de zijde van [Bedrijfsnaam N.V. van appellante] gevallen en tot op heden begroot op Afl. 5.102,00 aan verschotten en Afl. 15.000,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J. de Boer, G.C.C. Lewin en F.J.P. Lock, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba uitgesproken op 15 april 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.
Proceskosten
GEA
griffierecht Afl. 2.430
beslag 1.012,65
beslag 147
aantal punten:
beslagrekest 1
verz. 1
CvR 1
akte uitl 0
pleidooi 2
--- +
5 x f. 2.700 (tarief 8) = f 13.500.
(waarom GEA 4 x f. 1.700 heeft gehanteerd, weet ik niet, ik laat de aanwezigheid bij voorlopig getuigenverhoren dan maar buiten beschouwing)
HB: f. 5.000 x 3= f. 15.000