Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD9193

Datum uitspraak2008-07-30
Datum gepubliceerd2008-08-04
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/7194 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Met nader besluit geheel tegemoet gekomen. Proceskostenveroordeling.


Uitspraak

05/7194 WAO Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K [appellante] (hierna: appellante), tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 8 december 2005, 05/2316 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellante en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv) I. PROCESVERLOOP Namens appellante heeft mr. H.W. Bemelmans, advocaat te Nijmegen, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 december 2007. Appellante is verschenen bij haar gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door J. de Graaf. Na de behandeling ter zitting van de Raad is gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest, in verband waarmee de Raad heeft besloten het onderzoek te heropenen. De Raad heeft de psychiater A.R. Hertroijs benoemd als deskundige voor het instellen van een onderzoek. Deze heeft een schriftelijk verslag van zijn onderzoek, gedateerd 29 februari 2008, aan de Raad uitgebracht. Naar aanleiding van dit verslag heeft het Uwv op 1 april 2008 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen. Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten. II. OVERWEGINGEN 1. Bij besluit van 12 oktober 2004 heeft het Uwv aan appellante meegedeeld dat haar uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), die op dat moment werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, per 13 december 2004 wordt herzien en nader wordt berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%. 2. Appellante heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Bij besluit van 27 mei 2005 heeft het Uwv dit bezwaar ongegrond verklaard. 3. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. 4.1. Naar aanleiding van het onderzoek dat psychiater Hertoijs op verzoek van de Raad heeft uitgevoerd heeft het Uwv bij brief van 1 april 2008 aan de Raad meegedeeld het bestreden besluit van 27 mei 2005 niet langer te handhaven en appellante doorlopend 80 tot 100% arbeidsongeschikt te beschouwen vanaf 13 december 2004. Dit heeft het Uwv door middel van een nieuwe beslissing op bezwaar, eveneens gedateerd 1 april 2008, tevens aan appellante meegedeeld. 4.2. Door de gemachtigde van appellante is bij brief van 16 april 2008 de Raad medegedeeld dat appellante op grond van het gewijzigde standpunt van het Uwv geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het bij de Raad aanhangige geschil. In voornoemd schrijven heeft de gemachtigde tevens de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten, reiskosten en de kosten van de medische rapportage. 5. De Raad stelt vast dat tussen partijen geen geschil meer bestaat over de kwestie die appellante in hoger beroep aan de Raad ter beoordeling heeft voorgelegd. Dit betekent dat appellante geen procesbelang meer heeft bij een beslissing van de Raad op het hoger beroep. 5.1. Dit brengt de Raad tot de conclusie dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard. 5.2. De Raad acht termen aanwezig om op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante in beroep en in hoger beroep, welke met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht zijn begroot op € 644,- voor verleende rechtsbijstand in beroep, € 644,-- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep, € 39,46 voor reiskosten in beroep en voor medisch onderzoek en € 90,-- voor de medische advisering door Bureau Dyckhoff, in totaal derhalve € 1.417,46. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk; Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de kosten van appellante tot een bedrag van € 1.417,46, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan de griffier van de Raad; Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan appellante het door haar in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 140,-- vergoedt. Deze uitspraak is gedaan door H. Bolt. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. Lochs als griffier, uitgesproken in het openbaar op 30 juli 2008. (get.) H. Bolt. (get.) M. Lochs. CB