Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD9186

Datum uitspraak2008-07-31
Datum gepubliceerd2008-08-01
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Groningen
Zaaknummers18/670162-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank spreekt twee verdachten vrij van afpersing. Het door verdachten aandringen op betaling van ( hoge ) rentebedragen en het van verdachte afnemen als onderpand van paspoort en rijbewijs kwalificeert de rechtbank niet als afpersing. Wèl is de tenlastegelegde bedreiging bewezen verklaard. De twee verdachten hebben een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd gekregen gelijk aan de tijd die zij reeds in voorlopige hechtenis hadden doorgebracht.


Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN Sector Strafrecht parketnummer: 18/670162-08 datum uitspraak: 31 juli 2008 op tegenspraak raadsman: mr. O.G. Schuur V O N N I S van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen: [ naam verdachte], geboren te [geboorteplaats/-land verdachte] op [geboortedatum verdachte], wonende te [woonplaats verdachte], [adres verdachte], [detentieadres verdachte]. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 juli 2008. Tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd: dat 1. hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2008 tot en met 12 april 2008 in de gemeente Groningen en/of elders in Nederland, meermalen, op verschillende tijdstippen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot - de afgifte van enig goed, te weten geld, pinpas, telefoon, rijbewijs, paspoort, auto, autosleutels, en/of autopapieren, in elk geval (telkens) van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer], in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en/of - het aangaan van een schuld of het teniet doen van een inschuld welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader die [slachtoffer] (telkens) heeft/hebben - gedwongen en/of ge-intimideerd, althans verzocht, om in een auto plaats te nemen, en/of/althans (vervolgens) meegenomen voor een autorit, en/of - (tijdens die autorit, althans in die auto) vastgehouden en/of geslagen en/of bewerkt met een stroomstootwapen, althans een stroomstootwapen getoond, en/of - (daarbij) op dreigende wijze medegedeeld "als jij je afspraken niet nakomt, is onze eer belangrijker dan ons geld", althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of - een pistool/vuurwapen in/tegen de hals gezet en/of (vervolgens) de trekker overgehaald en/of (daarbij) gezegd (nadat er een klik klonk) "gelukkig maar want we hebben de auto net schoongemaakt, anders moesten we dat weer doen", althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of - (aldus) een voor die [slachtoffer] bedreigende situatie geschapen; art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat A) hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2008 tot en met 12 april 2008 in de gemeente Groningen en/of elders in Nederland, meermalen, op verschillende tijdstippen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (telkens) opzettelijk dreigend die [slachtoffer]: - in een auto laten plaatsnemen en/of (aldaar) vastgehouden en/of (vervolgens) een stroomstootwapen getoond, en/of - (daarbij) dreigend meegedeeld "als jij je afspraken niet nakomt, is onze eer belangrijker dan ons geld", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of - een vuurwapen in/tegen de hals gezet en/of (vervolgens) de trekker overgehaald en/of (daarbij) gezegd (nadat er een klik klonk) "gelukkig maar want we hebben de auto net schoongemaakt, anders moesten we dat weer doen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking; art. 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht en/of B) hij in of omstreeks de maand februari 2008 in de gemeente Groningen en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer] ) heeft geslagen en/of bewerkt met een stroomstootwapen, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht 2. hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2008 tot en met 22 april 2008 in de gemeente Groningen een of meer wapens van categorie III, te weten een (semi-automatisch) pistool (merk/type FN Browning 1910, kal. 7,65 mm) en/of een (semi-automatisch) pistool (merk/type Umarex Walther P88 Compact, kal. 9 mm), en/of munitie van categorie III, te weten 18 patronen (kal. 7,65 mm), voorhanden heeft gehad; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; art 26 lid 1 Wet wapens en munitie Vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde en met in achtneming van de ad informandum gevoegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en vordert ten aanzien van het beslag dat de aangetroffen vuurwapens met 18 patronen, stroomstootwapens, cocaïne en hash, worden ontrokken aan het verkeer en dat een deel van het geld, te weten € 1939,00 wordt teruggegeven aan aangever en voor het overige verbeurd wordt verklaard. Overwegingen Vrijspraak feit 1 primair De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair heeft begaan. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij als volgt. De verdachte heeft zowel bij de politie, alsmede ter zitting verklaard dat met aangever terzake het aan deze uitgeleende geld een uiterste betalingstermijn was overeengekomen met daaraan gekoppeld een boete bij te late betaling. Deze verklaring wordt ondersteund door de verklaringen van medeverdachte. Ook aangever zelf heeft verklaard dat hij van verdachte en medeverdachte geld heeft geleend, welke lening hij uiterlijk op 30 september 2007 vermeerderd met aanzienlijke rente diende terug te betalen. Indien hij niet tijdig zou betalen, zou dit tot verhoging van het rentetarief leiden. De verklaringen van aangever, verdachte en medeverdachte lopen echter uiteen met betrekking tot de precieze afspraken aangaande de verschuldigde boete, dan wel rente, bij te late aflossing van de lening. Nu er met betrekking tot de lening en de onderliggende afspraken niets op schrift is gesteld kan niet worden vastgesteld of wederrechtelijke bevoordeling ten grondslag ligt aan de geldbedragen die verdachte en medeverdachte van aangever hebben gevorderd. Dit betekent dat de onder 1 primair tenlastegelegde afpersing ten aanzien van geld niet bewezen kan worden. Ook wat betreft de tenlastegelegde afpersing van de pinpas, het rijbewijs, het paspoort, de autopapieren, de autosleutels en de auto geldt dat deze goederen niet zijn afgenomen met het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling. Immers na voldoening van de gevorderde geldbedragen zijn de goederen teruggegeven aan aangever, hetgeen erop duidt dat de goederen zijn afgenomen/afgegeven teneinde een drukmiddel te hebben om aangever tot betaling te bewegen. Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het primair tenlastegelegde. Vrijspraak feit 1 subsidiair onder B De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 subsidiair onder B heeft begaan. Hiertoe wordt overwogen dat aangever zelf niet heeft verklaard dat hij is geslagen door verdachte of medeverdachte. Hij heeft wel verklaard te zijn bewerkt met een stroomstootwapen, echter daarvoor is in het dossier geen (steun)bewijs te vinden. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. Feit 1 subsidiair onder A De rechtbank is van oordeel dat gelet op de verklaring van aangever en de verklaring van verdachte en de medeverdachte wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de aangever is bedreigd met een misdrijf tegen het leven gericht door verdachte en diens medeverdachte. Ten aanzien van de verrichte handelingen oordeelt de rechtbank als volgt. De handelingen zoals in de tenlastelegging vermeld zijn niet alle door verdachte zelf gepleegd. Ook zijn medeverdachte is hiervoor verantwoordelijk geweest. Nu zowel de verstrekking van het geld, alsmede de wijze waarop de inning van de geldlening plaatsvond, voortkwam uit het initiatief van beide verdachten is er sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. Hetgeen onder 1 subsidiair onder A is tenlastegelegd is dan ook aan beide verdachten toe te rekenen, met dien verstande dat de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen acht dat aangever tevens bedreigd is met een vuurwapen. Aangever is vier keer gehoord. Hij heeft in het eerste verhoor gewag gemaakt van bedreiging met een vuurwapen, waarbij hij verder geen bijzonderheden ten aanzien van het wapen heeft genoemd. Weliswaar zijn er bij de huiszoeking bij verdachte twee vuurwapens aangetroffen, echter zowel verdachte als medeverdachte hebben los van elkaar verklaard dat medeverdachte niet op de hoogte was van het vuurwapenbezit van verdachte. De rechtbank zal de verdachte ten aanzien van dit onderdeel vrijspreken. Bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 subsidiair onder A en onder feit 2 tenlastegelegde heeft begaan met dien verstande dat: 1 subsidiair onder A. hij in de periode van 1 februari 2008 tot en met 12 april 2008 in de gemeente Groningen en/of elders in Nederland, meermalen, op verschillende tijdstippen, telkens tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers hebben verdachte en zijn mededader telkens opzettelijk dreigend die [slachtoffer]: - in een auto laten plaatsnemen en/of aldaar vastgehouden en/of vervolgens een stroomstootwapen getoond, en/of - daarbij dreigend meegedeeld "als jij je afspraken niet nakomt, is onze eer belangrijker dan ons geld" 2. hij in de periode van 1 februari 2008 tot en met 22 april 2008 in de gemeente Groningen wapens van categorie III, te weten een semi-automatisch pistool merk/type FN Browning 1910, kal. 7,65 mm en een semi-automatisch pistool merk/type Umarex Walther P88 Compact, kal. 9 mm, en munitie van categorie III, te weten 18 patronen kal. 7,65 mm, voorhanden heeft gehad; De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. Kwalificatie Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard levert de volgende strafbare feiten op: Feit 1 subsidiair onder A: - Medeplegen van bedreiging, meermalen gepleegd; Feit 2: - Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III. Strafbaarheid van verdachte De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht. Motivering straf Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en aangaande zijn persoon opgemaakte rapportage door de reclassering, alsmede de vordering van de officier van justitie. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ad informandum gevoegde feiten, zoals deze op de dagvaarding zijn vermeld en die door verdachte zijn erkend. Vrijheidsstraf Op grond van het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf moet worden opgelegd. De rechtbank neemt bij de bepaling van de hoogte hiervan in het bijzonder het volgende in aanmerking. Verdachte heeft zich onder meer schuldig gemaakt aan een ernstige bedreiging van aangever. Door aangever meermalen in een auto mee te nemen en hem tijdens deze autoritten te bedreigen zoals bewezenverklaard, hebben verdachte en zijn medeverdachte de aangever vrees aangejaagd. De rechtbank acht de wijze waarop verdachte samen met de medeverdachte aangever in het kader van de door hen verschafte geldlening hebben behandeld als zeer bedreigend en intimiderend, hetgeen ook naar voren komt in de slachtofferverklaring die door aangever is ingediend en voorgehouden ter zitting. Voorts heeft verdachte meerdere wapens, waaronder twee vuurwapens, voorhanden gehad. Tevens was verdachte in het bezit van cocaïne en hash. Ten gunste van verdachte weegt de rechtbank mee dat hij niet eerder met politie of justitie in aanraking is geweest, alsmede het feit dat hij blijkens de rapportage van de reclassering naar maatschappelijke maatstaven goed functioneert. Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Om te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst wederom schuldig zal maken aan strafbare feiten, zal de rechtbank een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen. Dat de rechtbank een lagere straf zal opleggen dan gevorderd is met name gelegen in het feit dat verdachte wordt vrijgesproken van het onder 1 primair tenlastegelegde. Onttrekking aan het verkeer De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomene, te weten de twee vuurwapens, de twee stroomstootwapens, de cocaïne en de hash moeten worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet en het algemeen belang. Teruggave De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomene, te weten een geldbedrag van € 1936,00 en een geldbedrag van € 415,00, moet worden teruggegeven aan verdachte. Vordering van de benadeelde partij Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [slachtoffer], wonende te [woonplaats slachtoffer]. De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust. De vordering is ter terechtzitting gemotiveerd bestreden. Verdachte is vrijgesproken van het onder feit 1 primair tenlastegelegde. De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partij wat betreft het materiële deel in haar vordering niet-ontvankelijk is. Dit houdt in dat de vordering niet in dit strafgeding wordt afgedaan, maar slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. Naar het oordeel van de rechtbank is wel komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder feit 1 subsidiair onder A bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht en zal de vordering toewijzen tot een bedrag van € 300,00. Ten aanzien van het overige immateriële deel van de vordering verklaart de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk. Hoofdelijkheid Verdachte is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden voorzover deze al door verdachtes mededader is voldaan. Schadevergoedingsmaatregel De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen voornoemd geldbedrag ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van de benadeelde partij ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoeding. Toepasselijke wettelijke voorschriften De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36b, 36c, 36f, 47, 57, 285 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie. BESLISSING De rechtbank: - verklaart het onder feit 1 primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij. - verklaart het onder feit 1 subsidiair onder A en onder feit 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierboven is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar. - verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij. - verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar. - veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot: een gevangenisstraf voor de duur van HONDERDZESTIEN DAGEN. Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht. Bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot DERTIG DAGEN, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op 2 jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Beslissing op de vordering van de benadeelde partij Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [woonplaats slachtoffer], gedeeltelijk toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 300,00 (zegge: driehonderd euro) voor immateriële schade. Verklaart de benadeelde partij voor het overige immateriële deel van de vordering niet-ontvankelijk. Verklaart de benadeelde partij voor het materiële deel van de vordering niet-ontvankelijk. Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil. De veroordeelde is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden voorzover deze al door veroordeeldes mededader is voldaan. Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 300,00 (zegge driehonderd euro) ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [woonplaats slachtoffer], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op. Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 300,00 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat. Beslag Gelast de teruggave van: - een geldbedrag van € 1939,00 aan verdachte; - een geldbedrag van € 415,00 aan verdachte. Verklaart onttrokken aan het verkeer: - 1 pistool 9 mm, Umarex type Walther P88, serienummer: A274430; - 1 pistool 7,65 mm, FN Browning, serienummer: 474229; - 18 patronen 7,65 mm, kleur: goud; - 2 stroomstootwapens, ZDT, type:JAE-608; - 3 bolletjes cocaïne, totaal 3,12 gram; - 2 plakken hash, totaal 219 gram. Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. L.M.E. Kiezebrink, voorzitter, L.W. Janssen en L.T. de Jonge, in tegenwoordigheid van mr. M.J. Mulder, als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 31 juli 2008.