Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD9179

Datum uitspraak2008-08-01
Datum gepubliceerd2008-08-01
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers009/900230-08 - 09/758632-07 (gev. ttz.) - 11/710394-07 (vordering TUL)
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bedreiging door middel van het beschieten van een woning, nog twee andere bedreigingen, belaging en twee pogingen tot afpersing.


Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE SECTOR STRAFRECHT MEERVOUDIGE KAMER (VERKORT VONNIS) parketnummers 09/900230-08 09/758632-07 (gev. ttz.) 11/710394-07 (vordering TUL) 's-Gravenhage, 1 augustus 2008 De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaken van de officier van justitie tegen de verdachte: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968, zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande, thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "Haaglanden", P.C.S. Unit 2 te ’s-Gravenhage. De terechtzitting. Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 22 april 2008 (alleen in de zaak met parketnummer 09/758632-07) en 18 juli 2008. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr R.A.J. Verploegh, advocaat te 's Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord. De officier van justitie mr W. Bos heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding met parketnummer 09/900230-08 als eerste cumulatief/alternatief en bij dagvaarding met parketnummer 09/758632-07 onder 2., primair en subsidiair, ten laste gelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding met parketnummer 09/900230-08 als tweede cumulatief/alternatief en bij dagvaarding met parketnummer 09/758632-07 onder 1. als eerste en tweede alternatief/cumulatief, 3., 4. primair en 5. primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat last zal worden gegeven tot de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Dordrecht d.d. 11 oktober 2007 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, te weten gevangenisstraf voor de duur van één maand. De tenlastelegging. Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopieën van de dagvaardingen, gemerkt A1 en A2. Ontvankelijkheid van de officier van justitie De raadsman heeft betoogd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vervolging met betrekking tot feit 1., tweede cumulatief / alternatief, voor zover dit betrekking heeft op [mevr. A] en de kinderen, nu uitsluitend door [B] klachte is gedaan en niet door zijn echtgenote en kinderen. De rechtbank verwerpt dit verweer, overwegende dat uit de klachte van [B] duidelijk blijkt dat er sprake is geweest van een inbreuk op de privacy van het gehele gezin en dat het om die reden klaarblijkelijk de bedoeling van klager is geweest om ook namens de overige gezinsleden klachte te doen. Aan de schending van het vormvoorschrift, bij art. 164, 1e lid, van het Wetboek van Strafvordering gegeven, dat de klachte namens een ander bij “eene bijzondere schriftelijke volmacht” geschiedt, kan verdachte geen verweer ontlenen, nu dit voorschrift niet strekt ter bescherming van zijn belangen. Dit geldt te meer nu de officier van justitie op grond van de (onbestreden rechtsgeldige) klachte van [B] in elk geval een vervolgingsrecht heeft. Vrijspraak. De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding met parketnummer 09/900230-08 als eerste cumulatief/alternatief is ten laste gelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken. De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting evenmin wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding met parketnummer met parketnummer 09/758632-07 onder 2. primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken. Overweging met betrekking tot het bewijs. Parketnummer 09/900230-08 De rechtbank is van oordeel dat verdachte op 5 december 2007 te Den Haag [C] heeft bedreigd door met een vuurwapen een kogel door het raam van haar woning te schieten, terwijl zij daar aanwezig was. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Op 5 december 2007 heeft [C],wonende op de [adres], aangifte gedaan in verband met een beschieting van haar woning eerder die dag. Zij was aanwezig in haar woning toen zij omstreeks 17.50 uur de deurbel hoorde gaan. Toen zij uit het keukenraam naar buiten keek, zag zij twee mannen bij het portiek van haar woning staan. Zij kon hun gezichten niet zien. Ze deed niet open en de mannen liepen direct weg. Vervolgens, omstreeks 18.00 uur hoorde zij een harde klap en glasgerinkel. Zij zag een gat in het raam. In de woonkamer op de grond vond zij een “patroon”. Forensisch technisch onderzoek heeft uitgewezen dat het een gedeformeerde kogel betrof. In het kader van datzelfde onderzoek is vastgesteld dat in het keukenraam van de woning een gat zat en is buiten de woning een huls aangetroffen. De aangetroffen kogel en huls zijn onderzocht door het Nederlands Forensisch Instituut, dat concludeerde dat de huls vermoedelijk afkomstig was van een semi-automatisch pistool van het merk Crvena Zastava model 70. De afvuursporen in de kogel passen bij een pistool van dat merk. Het dossier bevat taps van telefoongesprekken tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte], ten tijde van de gesprekken gedetineerd te Dordrecht. In deze gesprekken gaat het meerdere malen over [C] (ook wel genoemd: [....]) en de [adres]. [Medeverdachte] heeft een relatie met [C] gehad. Zij woonde ten tijde van het schietincident bij [D]. Verdachte heeft verklaard dat deze [D] en [medeverdachte] ruzie hadden. Volgens verdachte stoorde het [medeverdachte] dat [C] ([...]) bij [D] was en wilde hij dat zij bij [D] wegging. “[Medeverdachte] heeft mij en vele anderen meerdere malen gevraagd te regelen dat ze wegging”, aldus verdachte. De rechtbank heeft in het bijzonder acht geslagen op de volgende passages uit de telefoongesprekken. Op 13 november 2007 vraagt [medeverdachte] aan verdachte wanneer hij de groetjes van “[bijnaam]” krijgt. Verdachte antwoordt: “Rap, binnenkort” en “er wordt aan gewerkt”. Op 4 december 2007 zegt verdachte tegen [medeverdachte]: “Dan doe ik het anders, ik los het vanavond zelf wel op, niks met [E], ik doe het wel (…) Er is wel iets gebeurd, ik ben er zelf bij geweest. Ik heb aan de overkant gestaan”. Op 7 december 2007 zegt verdachte tegen [medeverdachte], op diens vraag wat er kan gebeuren als “die honden doen niet de deur open”: “Er zitten ramen in hè”. [Medeverdachte] zegt dan: “Via raam”, waarop verdachte antwoordt: “ja, via het raam hè. Je meisje weet er alles van.” [Medeverdachte] zegt dan dat het niet helemaal zijn manier is en vraagt verdachte “de gereedschap” achter te laten bij zijn maten. Iets later in het gesprek zegt verdachte tegen [medeverdachte] dat er twee keer iets gebeurd is en dat twee keer de vrienden van [medeverdachte] zeggen van niet: “Bel [C] eens op dan, vraag het aan [C]”. Nog later in hetzelfde gesprek zegt verdachte: “Zij is weg daar, zij is weg daar omdat zij is bang. Ze stond er een meter vanaf, een meter”. [Medeverdachte] lacht dan: “gewoon via raam. Oké, maar al wil je hier blijven of weggaan ik wil de gereedschap van je hebben”. In een telefoongesprek op 8 december 2007 zegt verdachte tegen [medeverdachte]: “Dat andere, bij die raam, heb ik gewoon met het gereedschap gedaan. (…) dat had ik maandag ook al gedaan, dus da’s al de 2e keer, alleen de 2e keer was [C] bij. (...) [C] stond een meter ervan af en [C] heeft mij ook gezien toen dat gebeurde. (…) [C] is weg bij hem, hoor, is echt weg. (...) Hij is vrijgezel nou.” De rechtbank betrekt in de door haar gevolgde uitleg van deze tapgesprekken nog het volgende. [Medeverdachte] heeft verklaard dat [F] en [G] bij hem op bezoek zijn geweest en hem hebben verteld dat “[naam verdachte]” (zoals verdachte naar hij heeft verklaard wordt genoemd) op het raam had geschoten. “Ik was boos omdat ik geen probleem heb met dat raam, ik heb een probleem met [C]”, aldus [medeverdachte]. Getuige [G], een vriend van [medeverdachte], in het dossier [G] genoemd, heeft verklaard dat waar er over de telefoon wordt gesproken over “gereedschap” en “ijzer”, dit gaat over een pistool. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij op de avond van het schietincident (5 december 2007) eerst bij zijn vriend [H] (“[bijnaam]”) en diens vrouw was en daarna óf daar óf bij zijn vriendin [vriendin verdachte] was. De vrouw van [H], [J], als getuige gehoord bij de rechter-commissaris, durft echter niet met zekerheid te zeggen dat verdachte die avond bij hen was. Ook [H] zelf kan dit blijkens zijn getuigenverklaring bij de rechter-commissaris niet met voldoende zekerheid bevestigen. Getuige [vriendin verdachte] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat verdachte op 5 december 2007 bij haar was, maar dat zij niet meer weet hoe laat. Ze weet wel dat hij niet vroeg was en denkt dat hij om 20.00 of 21.00 uur kwam. Gelet op deze uiteenlopende verklaringen is naar het oordeel van de rechtbank de juistheid van de verklaring van verdachte omtrent zijn verblijf rond het tijdstip van de beschieting niet komen vast te staan. In elk geval kan verdachte hieraan geen steun ontlenen voor het door hem geponeerde alibi. Verdachte heeft voorts ter zitting verklaard dat alle telefoongesprekken die in het dossier zijn uitgewerkt over hennep gingen. Deze uitleg acht de rechtbank evenwel niet geloofwaardig, gelet op het feit dat [C] en [D] en hun woning een afzonderlijk gespreksonderwerp vormden (zoals reeds blijkt uit de hierboven geciteerde passages). Op de vraag ter zitting waarom hij dit met [medeverdachte] besprak en wat zij daarover precies bespraken, bleef verdachte het antwoord schuldig. Parketnummer 09/758632-07 De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte aan [K] sms-berichten heeft gestuurd. De sms-berichten aan [K] zijn verzonden vanaf de telefoon van verdachte. [H] (“[bijnaam]”) heeft verklaard dat hij het met verdachte wel eens over [K] had gehad. Zijn vrouw, [J], verklaarde dat zij kort voor de aanhouding van verdachte met hem nog over [K] had gesproken en dat hij toen extra in hem geïnteresseerd leek. Verdachte vroeg aan haar of ze wist waar [K] woonde en of hij nog meer bedrijven had. Uit onderzoek van de computer van [H] en [J], bij wie verdachte destijds verbleef, blijkt dat op 3 januari 2008 naar de gegevens van [K] is gezocht. Voorts werd bij verdachte een briefje met de adresgegevens van [K] aangetroffen, geschreven in het handschrift van verdachte. Verdachte kon hiervoor geen verklaring geven. Ook is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het voicemailbericht heeft ingesproken bij en de sms-berichten heeft verzonden aan [L]. Het telefoonnummer dat als afzender bij de aan [L] verzonden berichten werd vermeld, was van verdachte. Het telefoonnummer van [L] was in de telefoon van verdachte opgeslagen onder de naam: “Paardelul”. [L] was de ex-partner van de toenmalige vriendin van verdachte, [vriendin verdachte]. Verdachte was bij [vriendin] toen zij hoorde dat haar paarden door [L] werden meegenomen, zo heeft zij verklaard. Zij heeft tevens verklaard dat verdachte over het telefoonnummer van [L] beschikte. [H] heeft verklaard dat verdachte wel eens bij hem had geïnformeerd wat voor soort vent die [L] was en of het een stevige kerel was. Verdachte zou toen tegen hem gezegd hebben dat hij die [voornaam] ([L]) wel eens wat zou aandoen, aldus [H]. Gedurende de periode dat verdachte gedetineerd was, zijn er geen sms-berichten aan [L] verstuurd. Naar het oordeel van de rechtbank kan de door de verdediging gesuggereerde mogelijkheid dat de sms-berichten niet werkelijk van de telefoon van verdachte afkomstig waren, maar door een onbekende derde verzonden zijn met gebruikmaking van software die ervoor zorgde dat de berichten van het telefoonnummer van verdachte afkomstig leken als onaannemelijk worden uitgesloten. Ten slotte wijst de rechtbank erop dat de wijze waarop [K] en [L] zijn benaderd sterk overeenkomt met de wijze waarop verdachte – blijkens de door de officier van justitie overgelegde dagvaarding – in 2002 pogingen tot afpersing heeft gepleegd, voor welke pogingen tot afpersing hij onherroepelijk veroordeeld is. In het geval van [K] valt daarbij met name de overeenkomst in de bewoordingen (“het omdraaien van de opdracht”) op. De bewijsmiddelen. De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht. De bewezenverklaring. Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan acht de rechtbank wettig bewezen en is zij tot de overtuiging gekomen dat de verdachte het op de dagvaarding met parketnummer 09/900230-08 als tweede cumulatief/alternatief en op de met parketnummer 09/758632-07 onder 1. eerste en tweede alternatief/cumulatief, 3., 4. primair en 5. primair ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de tenlastelegging, zoals deze is vermeld in de fotokopieën daarvan, gemerkt B1 en B2. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte. Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar. De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden. Strafmotivering. Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Voorts neemt de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking. Verdachte wordt schuldig bevonden aan bedreiging door middel van het beschieten van een woning, nog twee andere bedreigingen, belaging en twee pogingen tot afpersing. Dit zijn zeer ernstige feiten, waarmee hij meerdere personen grote vrees en onrust heeft bezorgd. Zoals blijkt uit de bewezenverklaarde feiten, hecht de rechtbank geen geloof aan de verklaring van verdachte dat hij de familie [B] heeft willen waarschuwen. Verdachte heeft geen besef getoond van de ontwrichtende werking van zijn berichten. Daar komt nog bij dat hij geen enkel inzicht heeft willen verschaffen in zijn werkelijke motieven. Uit het op naam van verdachte staande uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 9 april 2008 blijkt dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten tot langdurige vrijheidsstraf is veroordeeld. Verdachte heeft daar kennelijk geen lering uit getrokken. De rechtbank acht dan ook opnieuw een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur op zijn plaats. Vordering tenuitvoerlegging De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie van 17 juli 2008 tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf, waartoe verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in de rechtbank te Dordrecht d.d. 11 oktober 2007, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat deze zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten. De toepasselijke wetsartikelen. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen: - 14g, 45, 47, 55, 57, 63, 285, 285b en 317 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde. Beslissing. De rechtbank, verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding met parketnummer 09/900230-08 als eerste cumulatief/alternatief en de bij dagvaarding met parketnummer met parketnummer 09/758632-07 onder 2. primair en subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij; verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding met parketnummer 09/900230-08 als tweede cumulatief/alternatief en de bij dagvaarding met parketnummer 09/758632-07 onder 1. eerste en tweede alternatief/cumulatief, 3., 4. primair en 5. primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt: ten aanzien van het bij dagvaarding met parketnummer 09/900230-08 als tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit: medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht; ten aanzien van de bij dagvaarding met parketnummer 09/758632-07 onder 1. als eerste en tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde feiten: eendaadse samenloop van bedreiging met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen ontstaat en met gijzeling, meermalen gepleegd, en belaging; ten aanzien van de bij dagvaarding met parketnummer 09/758632-07 onder 3. en onder 5. primair ten laste gelegde feiten: poging tot afpersing, meermalen gepleegd; ten aanzien van het bij dagvaarding met parketnummer 09/758632-07 onder 4. primair ten laste gelegde feit: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd; verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar; verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij; veroordeelt de verdachte tot: een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren; bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht; parketnummer 09/758632-07: in verzekering gesteld op: 9 januari 2008, in voorlopige hechtenis gesteld op: 11 januari 2008, parketnummer 09/900230-08: in verzekering gesteld op: 7 april 2008, in voorlopige hechtenis gesteld op: 10 april 2008; gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de politierechter in de rechtbank te Dordrecht d.d. 11 oktober 2007, gewezen onder parketnummer 11/710394-07, te weten gevangenisstraf voor de duur van één maand. Dit vonnis is gewezen door mrs E. Rabbie, voorzitter, J.A. van Dorp en H.J. van Kooten, rechters, in tegenwoordigheid van mr M.G. Ligthart, griffier. en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 augustus 2008. Mr. Van Dorp is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.