Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD9175

Datum uitspraak2008-07-01
Datum gepubliceerd2008-08-01
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07.607413-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

vrijspraak seksueel misbruik kinderen


Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer Parketnummer : 07.607413-07 Uitspraakdatum : 1 juli 2008 Vonnis in de zaak van: het openbaar ministerie tegen [verdachte], [geboortedatum], [woonplaats]. Het onderzoek ter terechtzitting heeft laatstelijk plaatsgevonden op 17 juni 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.R. Bügel, advocaat te Dronten. De officier van justitie, mr. B.E.M. van der Ven, heeft ter terechtzitting gevorderd: -primair de schorsing van het onderzoek ter terechtzitting teneinde de verdachte te laten observeren in het Pieter Baan Centrum te Utrecht en daaromtrent te doen rapporteren; -subsidiair de veroordeling van verdachte ter zake het onder 1. en 2. tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. TENLASTELEGGING De verdachte is ten laste gelegd dat: (volgt tenlastelegging) VRIJSPRAAK Verdachte wordt –zakelijk weergegeven- verweten dat hij in de periode van mei 2000 tot juli 2007 zijn twee minderjarige kinderen sexueel zou hebben misbruikt. Als bewijs voor het ten lastegelegde misbruik bevinden zich in het dossier de studioverhoren van de beide kinderen. Voorts bevinden zich in het dossier een tweetal aangiften en nadere verklaringen van de moeder van de twee kinderen. Verdachte heeft de tenlastegelegde feiten ten overstaan van de politie immer ontkend en heeft in die opstelling ook ter terechtzitting volhardt. Teneinde de betrouwbaarheid van de door de kinderen bij gelegenheid van de studioverhoren afgelegde verklaringen te beoordelen, is door Prof. Dr. D. Bullens onderzoek gedaan. Naar aanleiding van zijn rapportage d.d. 17 maart 2008 is op verzoek van de rechtbank Prof. Bullens ter terechtzitting gehoord. Bij gelegenheid van die zitting werd eveneens de moeder van de kinderen, mevrouw [getuige] gehoord. Naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting overweegt de rechtbank het volgende. Tijdens de studioverhoren verklaren de beide kinderen op gedetailleerde wijze belastend over hun vader. In zijn rapport concludeert Prof. Bullens, naar aanleiding van zijn onderzoek van de studioverhoren en de verdere verklaringen in het dossier, dat hoewel niet uit te sluiten valt dat er seksueel misbruik kan hebben plaatsgevonden, in de loop van de tijd (2002-2007) teveel ruis is ontstaan om -in psychologisch opzicht- nog van betrouwbare (c.q. geloofwaardige) verklaringen van beide kinderen te kunnen spreken. Die ruis is, aldus de deskundige, veroorzaakt omdat de ontstaansgeschiedenis c.q. aangiftehistorie van het vermeende misbruik langdurig is en er –mede om die reden- vele contaminerende invloeden zijn geweest. Als voorbeeld daarvan noemt de deskundige het vele, niet altijd op deskundige wijze, ‘horen’ door de Raadsmaatschappelijk werkster, de gesprekken tussen de kinderen onderling en, niet op de laatste plaats, ook de vele gesprekken die moeder met de kinderen heeft gevoerd over het vermeende misbruik. Als gevolg daarvan, zo begrijpt de rechtbank de bevindingen van de deskundige, bevatten de verklaringen van de kinderen mogelijk elementen die de betrouwbaarheid ervan kunnen hebben aangetast. Bij zijn onderzoek heeft de deskundige de zogenaamde Statement Validity Assesment gehanteerd. Deze methode is ontwikkeld ten behoeve van de beoordeling van verklaringen van jongeren in seksueel misbruikzaken. De basis van deze methode kent een tweetal checklists: de Criteria-Based Content Analysis (CBCA), zijnde een checklist om de kwaliteit van de getuigenverklaring te beoordelen, en de Validity Checklist (VC), een lijst om aspecten betreffende de validiteit van de verklaring in kaart te brengen. Uit de rapportage volgt dat de studioverhoren slechts aan een gering aantal van de bij het onderzoek gehanteerde criteria van de CBCA en VC voldoen. De andere door de deskundige gehanteerde en in de rapportage tot uitdrukking gebrachte methode is die van de alternatieve scenario’s. Het scenario waarin wordt onderzocht of de verklaring van de kinderen het resultaat is van suggestieve bevraging van en/of informatie aan hen door derden, wordt door de deskundige als “zeker mogelijk” geoordeeld. De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot het oordeel dat de verklaringen van de kinderen, in het licht van de bevindingen en de -stellige- conclusie van de deskundige, ook in juridisch opzicht niet langer als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt. Als gevolg daarvan kunnen de verklaringen afgelegd bij gelegenheid van de studioverhoren niet tot het bewijs van de ten laste gelegde feiten dienen. Blijft over als belastend materiaal de aangiften van moeder, haar nadere verklaringen en haar getuigenverklaring ter terechtzitting, doch deze zijn de auditu en slechts terug te leiden tot de verklaringen van de beide kinderen. Deze verklaringen van moeder leveren, mede gezien het voormeld oordeel over de studieverhoren, onvoldoende wettig en overtuigend bewijs op. De verdachte dient derhalve van het onder 1. en 2. tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht. BESLISSING Ten aanzien van de tenlastelegging Het onder 1. en 2. zowel primair als subsidiair ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. Het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven. Aldus gewezen door mr. J.P.C. Obbink, voorzitter, mrs. G.H. Meijer en A.W.M. van Hoof rechters, in tegenwoordigheid van M. Smit, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 juli 2008.