Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD9174

Datum uitspraak2008-08-01
Datum gepubliceerd2008-08-01
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09?758582-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven.


Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE SECTOR STRAFRECHT MEERVOUDIGE KAMER (VERKORT VONNIS) parketnummer 09/758582-07 's-Gravenhage, 1 augustus 2008 De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1955, adres: [adres]. De terechtzitting. Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 18 juli 2008. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr M. van Stratum, advocaat te 's Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord. De officier van justitie mr W. Bos heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding als eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding als tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De tenlastelegging. Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A. Vrijspraak. De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding als eerste cumulatief/alternatief is ten laste gelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken. Overweging met betrekking tot het bewijs. De raadsman van verdachte heeft onder overlegging van een pleitnota ter zitting aangevoerd dat geen sprake is geweest van een strafbare bedreiging, aangezien het opzet van verdachte er niet op was gericht [slach[slachtoffer] angst aan te jagen en bang te maken. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het volgende. Verdachte heeft in verband met het telefoongesprek van 8 december 2007 met [slachtoffer] verklaard: “Ik wilde [slachtoffer] bang maken, ik wilde haar weg hebben van [X's] huis”(1). Tevens heeft hij verklaard: “Ik bedreigde [slachtoffer] en [X] (…)”(2). De opname van voornoemd telefoongesprek is ter zitting afgespeeld en de rechtbank heeft geconstateerd dat verdachte zich bedreigend heeft uitgelaten. Zeker gelet op de context waarin de telastgelegde uitlatingen zijn gedaan – verdachte refereert aan wat er zou zijn gebeurd ‘bij die huis van die man’ – kan die bedreiging niet anders dan als reëel zijn overgekomen. Dat de uitlatingen van verdachte door [slachtoffer] daadwerkelijk als bedreigend zijn ervaren blijkt uit het feit dat zij in het telefoongesprek heeft gezegd: “Niet bedreigen ons, niet bedreigen”(3). Met betrekking tot de plaats waar het feit is gepleegd, overweegt de rechtbank dat de leer van het constitutieve gevolg expliciet is aanvaard door de Hoge Raad (Singapore-arrest, 6 april 1954, NJ 1954, 368). Dat wil zeggen dat [plaats], de plaats waar de bedreiging is ontvangen, als pleegplaats kan worden aangemerkt. De bewijsmiddelen. De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht. De bewezenverklaring. Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan acht de rechtbank wettig bewezen en is zij tot de overtuiging gekomen dat de verdachte het op de dagvaarding als tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de tenlastelegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte. Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar. De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden. Strafmotivering. Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Voorts neemt de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Dit is een ernstig feit, dat bij het slachtoffer gevoelens van onveiligheid en onrust teweeg kan brengen. In het onderhavige geval waren de woorden van verdachte te meer bedreigend, nu hij deze in het eerder genoemde telefoongesprek uitsprak terwijl hij gedetineerd was ter zake van een veroordeling wegens een zware mishandeling en het slachtoffer, [slachtoffer], daarvan op de hoogte was(4). Bovendien refereerde verdachte in het telefoongesprek aan wat er is gebeurd met het huis waar [slachtoffer] woont. Enkele dagen vóór het telefoongesprek, op 5 december 2007, is dat huis beschoten. Kennelijk was verdachte daarmee bekend en door daaraan te refereren zette hij zijn bedreiging kracht bij. Daarnaast maakt de rechtbank uit de stukken op dat verdachte al langere tijd bezig was [slachtoffer] te bedreigen(5), hetgeen in de ten laste gelegde bedreiging is geculmineerd. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Voorts slaat de rechtbank acht op het uittreksel justitiële documentatie op naam van verdachte, gedateerd 9 april 2008, waarin de veroordeling voor het genoemde ernstige geweldsdelict staat vermeld. De rechtbank ziet in deze strafverzwarende omstandigheden aanleiding verdachte een hogere straf op te leggen dan in het geval van (mondelinge) bedreiging gebruikelijk is. Naar het oordeel van de rechtbank is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur op zijn plaats. De toepasselijke wetsartikelen. De op te leggen straf is gegrond op artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht; Dit voorschrift is toegepast, zoals het gold ten tijde van het bewezenverklaarde. Beslissing. De rechtbank, verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding als eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij; verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding als tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht; verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar; verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij; veroordeelt de verdachte tot: een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden; bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht; in verzekering gesteld op: 7 april 2008; in voorlopige hechtenis gesteld op: 10 april 2008; welke voorlopige hechtenis is opgeheven op: 23 juli 2008. Dit vonnis is gewezen door mrs E. Rabbie, voorzitter, J.A. van Dorp en H.J. van Kooten, rechters, in tegenwoordigheid van mr M.G. Ligthart, griffier. en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 augustus 2008. Mr. Van Dorp is buiten staat dit vonnis te ondertekenen. 1 Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 4 mei 2008, nummer PL1531/2007/67152-115, blz. 176. 2 T.a.p. 3 Proces-verbaal van bevindingen opgenomen gesprekken d.d. 18 maart 2008, nummer PL1531/2007/67152 (ongenummerd). 4 Proces-verbaal van aangifte d.d. 5 december 2007, nummer PL1531/2007/67152-1, blz. 29. 5 Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 4 mei 2008, nummer PL1531/2007/67152-115, blz. 172: “In [plaats] begon ik met het bedreigen van [slachtoffer]”.