
Jurisprudentie
BD9171
Datum uitspraak2008-05-07
Datum gepubliceerd2008-08-01
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers105.011.670/01
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-08-01
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers105.011.670/01
Statusgepubliceerd
Indicatie
Schuldsanering (WSNP) en rekening houden met kinderalimentatie?
Uitspraak
GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 7 mei 2008
Rekestnummer : 1103-H-07
Rekestnr. rechtbank : FA RK 06-5949
Reisnummer : 105.011.670/01
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
procureur mr. E. Kars,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats]
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
procureur mr. M.J.J.A. Ooms.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 3 augustus 2007 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank ‘s-Gravenhage van 8 mei 2007.
De moeder heeft op 11 september 2007 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de vader zijn bij het hof op 9 augustus 2007, 17 augustus 2007 (2x), 26 maart 2008 en 27 maart 2008 aanvullende stukken ingekomen.
Op 4 april 2008 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vader, bijgestaan door zijn advocaat, mr. V.T.M. Smeets, en de moeder, bijgestaan door haar procureur.Partijen en hun raadslieden hebben het woord gevoerd.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking. Bij die beschikking is, uitvoerbaar bij voorraad, het verzoek van de vader - met wijziging van de beschikking van de rechtbank van 25 maart 2005 in zoverre - de kinderalimentatie met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift op nihil te stellen afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de kinderalimentatie voor de minderjarige:
[de minderjarige], geboren [datum] 1996 te [adres]
[minderjarige], geboren op [datum] 1998 te [adres] en
[minderjarige], geboren op [datum] 2000 te [adres],
verder gezamenlijk: de kinderen, die bij de moeder verblijven.
2. De vader verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, de door hem te betalen kinderalimentatie op nihil te stellen, met ingang van de dag waarop de vader toegelaten is tot de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP), te weten: 23 augustus 2006, althans een ingangsdatum zoals het hof vermeent te behoren.
3. De moeder bestrijdt zijn beroep en verzoekt het hof het appel van de vader niet-ontvankelijk te verklaren, althans af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4. Ter toelichting op zijn hoger beroep voert de vader aan dat de rechtbank ten onrechte tot de conclusie is gekomen dat de kinderalimentatie niet in de boedel vloeit. Uit de beschikking van de rechter-commissaris van 6 oktober 2006 volgt volgens de vader niet dat bij de bepaling van de beslagvrije voet met zijn alimentatieverplichting rekening is gehouden. Het feit dat de bewindvoerder van de alimentatieplicht van de vader op de hoogte is, brengt niet met zich mede dat met de kinderalimentatie rekening is gehouden bij de berekening van het bedrag dat hij aan de boedel dient af te dragen.
5. Met betrekking tot zijn draagkracht is de vader van mening, gelet op zijn lasten en het vrij te laten bedrag, (met ingang van 1 januari 2008 € 960,81) dat hij niet in staat is de vastgestelde kinderalimentatie te betalen. Ter staving heeft de vader een draagkrachtberekening overgelegd, waarbij hij onder meer rekening heeft gehouden met de bijstandsnorm voor een gezin.
6. Voorop wordt gesteld dat de behoefte van de kinderen aan alimentatie als niet bestreden vast staat. Het hof is van oordeel dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat aan de hand van de destijds door de vader overgelegde beschikking van 6 oktober 2006 niet kon worden vastgesteld of er met de kinderalimentatie rekening is gehouden bij de bepaling van de beslagvrije voet, nu alle bedragen onleesbaar waren gemaakt en derhalve niet na te gaan was wat de hoogte was van het vrij te laten bedrag. Daar komt bij dat de samenstelling van het vrij te laten bedrag in deze beschikking niet apart is genoemd, en ontbrak de berekening van het vrij te laten bedrag waaraan in de beschikking wordt gerefereerd. De eerste grief van de vader faalt derhalve.
7. Ten aanzien van de draagkracht van de vader neemt het hof als uitgangspunt de door de vader overgelegde draagkrachtberekening, overgelegd bij brief van 25 maart 2008 als productie 1, met het daarin genoemde maandinkomen van in totaal € 1.548,- netto, zoals blijkt uit de door de vader overgelegde stukken. Het betoog van de moeder, dat de vader veel meer werkt dan op zijn salarisspecificatie staat aangegeven en dat hij derhalve meer inkomen geniet, is door haar niet nader onderbouwd noch gestaafd met enig bewijs, zodat het hof hieraan voorbijgaat. Evenmin is door de moeder aannemelijk gemaakt dat de vader aandeelhouder is van de onderneming die statutair gevestigd is op zijn woonadres, en uit dien hoofde inkomsten geniet.
8. De moeder heeft in haar verweerschrift verder betoogd dat de vader er een levensstijl op nahoudt die niet overeenkomt met de vastgestelde schuldsanering. Zij doelt hierbij op onder meer de aanschaf van een nieuwe keuken en vakanties naar [adres] voor vier personen. Desgevraagd heeft de vader ter zitting verklaard dat de nieuwe keuken door zijn nieuwe partner is betaald en dat zijn ouders, die in [adres] wonen en bij wie hij verbleef, de vliegtickets hebben betaald, welke verklaring het hof niet onaannemelijk voorkomt. Het hof gaat derhalve voorbij aan het betoog van de moeder dienaangaande.
9. Ten aanzien van de nieuwe partner van de vader, met wie hij getrouwd is en een gezin vormt, is het hof uit de stukken en het besprokene ter zitting gebleken dat de huidige partner van de vader, voordat zij met de vader trouwde, betaalde arbeid heeft verricht en in haar eigen levensonderhoud heeft voorzien. De vader heeft ter zitting verklaard dat zijn nieuwe echtgenote haar baan inmiddels heeft opgezegd, omdat haar zoontje ADHD heeft en het voor haar noodzakelijk is om thuis te blijven. Zij voorziet thans niet in haar eigen levensonderhoud. Het hof houdt met deze - gemotiveerd bestreden - verklaring geen rekening, nu de vader deze onvoldoende onderbouwd heeft en onvoldoende inzicht heeft verschaft in de door hem gestelde situatie. Het hof gaat er in de gegeven omstandigheden van uit dat de huidige partner in staat moet worden geacht om zich met werkzaamheden dusdanige inkomsten te verwerven dat zij volledig in haar levensonderhoud kan voorzien. Het hof beschouwt de vader derhalve als alleenstaande bij de bepaling van zijn draagkracht en rekent de nieuwe echtgenote de helft van de relevante gezamenlijke lasten toe.
10. Ten aanzien van de in geschil zijnde lasten houdt het hof rekening met een kale huurlast van € 566,- per maand, zoals blijkt uit de overgelegde huurspecificatie van 26 april 2007, van welk bedrag, zoals hiervoor overwogen, de helft aan zijn nieuwe echtgenote wordt toegerekend. Zelfs indien dan geheel rekening wordt gehouden met de overige lasten, zoals genoemd in de draagkrachtberekening van de vader, laat zijn draagkracht een kinderalimentatie toe van € 57,- per kind per maand, zoals bij beschikking van de rechtbank van 25 maart 2005 vastgesteld, zodat de bestreden uitspraak dient te worden bekrachtigd, onder aanvulling van gronden.
BESLISSING
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Labohm, Kamminga en Mulder, bijgestaan door Lekahena als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 mei 2008.