Jurisprudentie
BD9168
Datum uitspraak2008-06-24
Datum gepubliceerd2008-08-01
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07.996566-06
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-08-01
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07.996566-06
Statusgepubliceerd
Indicatie
strafmaatmotivering
Uitspraak
RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer : 07.996566/06
Uitspraakdatum : 24 juni 2008
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte]
[geboortedatum]
[woonplaats]
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 10 juni 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.P. van der Graaf, advocaat te Utrecht.
De officier van justitie, mr. A.L.A.H. de Muij, heeft ter terechtzitting gevorderd:
de veroordeling van verdachte ter zake het onder 1. en 2. tenlastegelegde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan een gedeelte van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging)
BEWIJS
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1. en 2. ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
(volgt bewezenverklaring; zie aangehechte kopie dagvaarding)
Van het onder 1. en 2. meer of anders tenlastegelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID
Het bewezene levert op:
Feit 1.:
overtreding van een voorschrift, gesteld bij of krachtens artikel 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen, opzettelijk begaan;
Feit 2.:
overtreding van een voorschrift, gesteld bij of krachtens artikel 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen, opzettelijk begaan.
De feiten en de verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijke verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zou worden. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte vanwege het geldelijke gewin een betrekkelijk grote hoeveelheid illegaal en ten dele zeer krachtig vuurwerk voorhanden heeft gehad, terwijl algemeen bekend is dat aan het gebruik van zodanig vuurwerk zeer ernstige risico’s kleven. Die risico’s zijn er niet alleen voor degene die het vuurwerk afsteekt, maar ook voor nietsvermoedende omstanders. Voorts acht de rechtbank verwijtbaar dat de verdachte, die reeds in 2005 ter zake van een vergelijkbaar misdrijf werd veroordeeld, thans weer in de fout gaat en zich aan die eerdere veroordeling kennelijk niet veel gelegen heeft laten liggen. Tenslotte rekent de rechtbank het de verdachte aan dat opslag van het illegale vuurwerk plaatsvond in een huis in een woonwijk.
De rechtbank legt de verdachte een deels voorwaardelijke straf op, opdat er voor hem een stok achter de deur is om zich in de toekomst van de bewezenverklaarde gedragingen te onthouden. Dit klemt temeer nu de verdachte ter terechtzitting heeft verklaard zich ook in de toekomst met vuurwerk te blijven bezighouden, zij het in het legale circuit. In genoemde omstandigheid en de omstandigheid dat de verdachte binnen betrekkelijk korte tijd heeft gerecidiveerd ziet de rechtbank bovendien aanleiding een langere dan de gebruikelijke proeftijd op te leggen.
Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op:
-de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht;
-de artikelen 1a en 6 Wet op de economische delicten;
-de artikelen 1.2.2 en 2.1.3. Vuurwerkbesluit;
-artikel 9 en bijlage III van de Regeling nadere eisen vuurwerk 2004.
BESLISSING
Het onder 1. en 2. ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1.en 2. meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot 4 maanden, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 5 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt
Het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven.
Aldus gewezen door mr. J.P.C. Obbink, voorzitter, mrs. G.H. Meijer en G.J.J.M. Essink rechters, in tegenwoordigheid van E.M. Scheffer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 juni 2008.