Jurisprudentie
BD9161
Datum uitspraak2008-08-06
Datum gepubliceerd2008-08-06
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers241112/ FA RK 07-7110 + 246243/ FA RK 08-1778
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-08-06
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers241112/ FA RK 07-7110 + 246243/ FA RK 08-1778
Statusgepubliceerd
Indicatie
Alimentatie, draagkrachtbrekening.
Uitspraak
beschikking
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rekestnummer: 241112 / FA RK 07-7110 en 246243 / FA RK 08-1778
Echtscheiding
Beschikking van 6 augustus 2008
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen de man,
procureur mr. F.E.J. Menkveld,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen de vrouw,
procureur mr. T.C. Cooman.
1. Verloop van de procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift van de man, het verweerschrift met zelfstandige verzoeken van de vrouw, het verweerschrift daarop van de man en de nadien ingekomen stukken.
De zaak is behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren van 16 juli 2008.
2. Vaststaande feiten
Partijen zijn op [datum] te [plaats] in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd.
Hun huwelijk is duurzaam ontwricht.
Zij hebben de Nederlandse nationaliteit.
De minderjarige kinderen van partijen zijn:
[kind 1], geboren op 26 december 1997 te [geboorteplaats], en
[kind 2], geboren op 5 januari 2001 te [geboorteplaats].
3. Beoordeling van het verzochte
3.1. Op grond van de vaststaande feiten kan het verzoek tot echtscheiding worden toegewezen.
De nevenverzoeken met betrekking tot de gewone verblijfplaats van de kinderen en het huurrecht van de woning zijn onbestreden gebleven en kunnen daarom eveneens worden toegewezen.
Vanwege de beslissing over het huurrecht is een beslissing over het voortgezet gebruik (artikel 1:165 van het Burgerlijk Wetboek) niet nodig en niet mogelijk. Dit verzoek zal daarom worden afgewezen.
Het geschil tussen partijen betreft de omgangsregeling tussen de man en de kinderen, de alimentatie en de boedelscheiding.
3.2. De man vraagt een omgangsregeling vast te stellen tussen hem en de kinderen. Bij voorlopige voorzieningen is al een omgangsregeling vastgesteld; [kind 2] is in dat kader een paar keer op zaterdag bij de man geweest. Voor [kind 1] wordt die regeling niet nagekomen, omdat zij nu geen contact met haar vader wil.
De man heeft op de zitting verklaard dat hij [kind 1] heel graag wil zien, maar dat hij haar niet wil dwingen omdat voor hem haar belang voorop staat. Beide partijen zijn het er wel over eens dat de situatie verontrustend is, en dat een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming gewenst is. De rechtbank zal de behandeling daarvoor aanhouden.
3.3. Over [kind 2] zijn op de zitting aanvullende afspraken gemaakt, die inhouden dat de omgangsregeling voor hem zal worden opgebouwd als volgt:
- in het weekend van 2 augustus, van zaterdagmorgen tot zondag 12.00 uur;
- van vrijdagmorgen 29 augustus tot zaterdag 30 augustus 17.00 uur,
- en verder eenmaal per veertien dagen een weekend, van zaterdagmorgen tot zondag 17.00 uur.
Vanwege de datum van deze beschikking zal de rechtbank deze voorlopige omgangsregeling vaststellen als na te melden.
3.4. Het geschil over de alimentatie betreft een verzoek van de vrouw om een bijdrage voor de kinderen van € 200 per kind per maand en om een bijdrage in haar eigen levensonderhoud van € 450 per maand. De man voert verweer. Hij betwist zowel de behoefte van de vrouw en de kinderen als zijn draagkracht.
3.5. Bij de beoordeling stelt de rechtbank het volgende voorop. Voor de beoordeling van draagkracht en behoefte bestaan uitgebreide richtlijnen en rekenkundige modellen. Deze leveren echter nooit meer dan een benadering van de draagkracht (dan wel behoefte). Draagkracht en behoefte zijn van zoveel factoren afhankelijk dat deze niet tot op de euro precies uit te rekenen zijn, laat staan tot op de cent. Op bedragen achter de komma en op afrondingsverschillen zal de rechtbank daarom niet ingaan: deze hebben geen werkelijke betekenis.
3.6. De vrouw stelt de kosten van de kinderen op (in totaal) € 410 per maand. Zij heeft dat op de zitting toegelicht en becijferd, en de man heeft dat niet (althans onvoldoende concreet) weersproken. De berekening is bovendien althans in zoverre juist dat ook vakantiegeld en fiscale voordelen bij het gezinsinkomen gerekend moeten worden. De rechtbank zal deze berekening daarom volgen en de behoefte van de kinderen stellen op (afgerond) € 200 per kind per maand.
3.7. Bij de beoordeling van de draagkracht van de man gaat de rechtbank voor het inkomen uit van de draagkrachtberekening van mr. Menkveld, overgelegd bij zijn brief van 24 juni 2008. Deze dient echter te worden gecorrigeerd door bijtelling van de belaste reiskostenvergoeding van € 37 per maand, omdat niet is gebleken van noodzakelijke reiskosten.
De vrouw wil tevens het spaarloon bijtellen. Dat acht de rechtbank niet juist, omdat dit op het brutoloon wordt ingehouden. Alleen bij een nettoberekening kan bijtelling van spaarloon aan de orde zijn.
3.8. Onder de streep gaat de rechtbank uit van de bijstandsnorm en huur zoals in die draagkrachtberekening zijn opgegeven. De rechtbank houdt verder rekening met het opgegeven bedrag voor aflossing van schulden, omdat ook dit niet betwist wordt.
Bij de zorgverzekering moet het eigen risico worden geschrapt en de correctie van € 54 (vanwege het in de bijstandsnorm begrepen nominaal deel van de premie) toegevoegd. Deze correcties zijn niet betwist. Partijen zijn het er verder over eens dat de omgangskosten voorlopig kunnen worden aangepast, omdat de omgangsregeling nu alleen op [kind 2] betrekking heeft. De rechtbank stelt de kosten daarom op de helft van het opgegeven bedrag.
3.9. Partijen zijn het niet eens over de herinrichtingskosten. De vrouw voert aan dat de inboedel van de echtelijke woning nog niet verdeeld is, en dat de man daarvan de helft kan meekrijgen.
De rechtbank stelt vast dat de man nog geen eigen woonruimte heeft. Hij hoeft op dit moment dus geen kosten te maken. Partijen zullen bovendien de gezamenlijke inboedel bij helfte moeten verdelen. Ook wanneer dat gebeurt echter zal de man ongetwijfeld kosten moeten maken wanneer hij een eigen woning krijgt. Het is de vraag of partijen zoveel dubbel hebben dat de man alle noodzakelijke spullen mee zou kunnen krijgen, en zelfs als dat zo is zal hij nog kosten moeten maken voor vloerbedekking, gordijnen en dergelijke. De rechtbank gaat er daarom van uit dat de man herinrichtingskosten zal moeten maken, en acht het niet onredelijk dat hij daarvoor reserveert (zodat hij te zijner tijd geen nieuwe schulden hoeft te maken).
3.10. Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat de man de gevraagde bijdrage voor de kinderen kan betalen, maar dat hij geen ruimte heeft om daarnaast nog een bijdrage voor de vrouw te betalen. Op haar behoefte hoeft dan ook niet te worden ingegaan.
3.11. De man vraagt tenslotte een bevel tot verdeling van de gemeenschap; de vrouw vraagt afsplitsing van de verdeling overeenkomstig artikel 9 van het procesreglement scheiding. De rechtbank begrijpt dat daarin besloten ligt een verzoek tot vaststelling van de verdeling, hetgeen verder strekt dan het door de man gevraagde bevel. Niet is gebleken dat de vrouw daarbij geen belang heeft. De rechtbank zal daarom de vaststelling van de verdeling ter hand nemen en wel op de gebruikelijke wijze.
4. Beslissing
4.1. De rechtbank spreekt uit de echtscheiding tussen partijen.
4.2. De kinderen [kind 1] en [kind 2] zullen hun gewone verblijfplaats hebben bij de vrouw.
4.3. De man moet aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen € 200,-- per kind per maand betalen, met ingang van de dag van inschrijving van deze echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand en telkens bij vooruitbetaling te voldoen.
4.4. De man heeft recht op omgang met [kind 2] en wel voorlopig, totdat nader wordt beslist:
- van vrijdag 29 tot zaterdag 30 augustus 17.00 uur,
- en daarna eenmaal per veertien dagen een weekend, van zaterdagmorgen tot zondag 17.00 uur.
4.5. De vrouw zal de huurster zijn van de woning aan de [adres], met ingang van de dag van inschrijving van deze echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand.
4.6. Deze beslissing is tot zover uitvoerbaar bij voorraad, met uitzondering van het gedeelte onder 4.1 en 4.5.
4.7. Het verzoek met betrekking tot het voortgezet gebruik van de woning wordt afgewezen, evenals het verzoek om een bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw.
4.8. De rechtbank houdt de behandeling van de zaak met betrekking tot de omgangsregeling voor het overige PRO FORMA aan tot 4 november 2008,
met verzoek aan de Raad voor de Kinderbescherming, vestiging Utrecht, om een onderzoek in te stellen naar de vraag welke omgangsregeling met haar vader het meest in het belang van [kind 1] te achten is.
De griffier dient deze beschikking en de relevante processtukken toe te zenden aan de Raad voor de Kinderbescherming.
4.9. De rechtbank houdt de behandeling van de zaak met betrekking tot de verdeling PRO FORMA aan tot 18 november 2008.
Beide advocaten dienen voor die datum een standpunt over de verdeling over te leggen, met daarbij alle stukken zoals bedoeld in artikel 9.2 van het procesreglement scheiding.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.S. Penders, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. N.I. Ganzevoort, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2008.