Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD9154

Datum uitspraak2008-07-31
Datum gepubliceerd2008-08-01
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers21-000784-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden- dat verdachte zich samen met zijn mededaders schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag, waarbij door de daders na aanmerkelijk alcoholgebruik op een grove wijze zinloos geweld is toegepast op het slachtoffer. Terwijl het slachtoffer op de grond lag is meerdere malen tegen het lichaam en het hoofd getrapt. Dit is een bijzonder ernstig feit waarbij het niet aan verdachte en zijn mededaders is te danken dat het slachtoffer geen dodelijk letsel heeft opgelopen. Uit de verklaringen van het slachtoffer is af te leiden dat deze nog langdurig last heeft gehad van het gepleegde geweld. Door zo te handelen hebben verdachte en zijn medeverdachten veel leed aan het slachtoffer toegebracht en zijn in sterke mate gevoelens van onveiligheid bij anderen opgewekt en vergroot en is de rechtsorde in ernstige mate geschokt. Verder heeft het hof rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte geen antecedenten heeft op het gebied van geweldsmisdrijven. Dit alles brengt het hof ertoe verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen van na te melden duur. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de op 1 juli 2008 in werking getreden regeling betreffende de wijziging van de vervroegde invrijheidstelling in een voorwaardelijke invrijheidstelling, in die zin dat het hof een straf zal opleggen die (“netto”) overeenkomt met het onvoorwaardelijk deel van de door de rechtbank opgelegde straf.


Uitspraak

Parketnummer: 21-000784-08 Uitspraak d.d.: 31 juli 2008 TEGENSPRAAK Gerechtshof Arnhem meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Arnhem van 11 februari 2008 in de strafzaak tegen [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], wonende te [woonplaats], thans verblijvende in [huis van bewaring]. Het hoger beroep De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 17 juli 2008 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, Mr. M.A.W. Nillesen, naar voren is gebracht. Omvang van het hoger beroep Door verdachte is ter terechtzitting verklaard dat hij geen rechtsmiddel heeft willen instellen tegen dat deel van het vonnis waarvan beroep waarbij hij van het onder 2 tenlastegelegde werd vrijgesproken. Het hoger beroep van verdachte blijft daarom beperkt tot dat deel van het vonnis waarvan beroep waarbij verdachte ter zake van het onder 1 tenlastegelegde werd veroordeeld. Het vonnis waarvan beroep Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan zijn oordeel onderworpen om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen. De tenlastelegging Aan verdachte is tenlastegelegd dat: 1. hij op of omstreeks 07 juli 2007 te Nijmegen, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, opzettelijk een of meermalen (met kracht) tegen het lichaam van [het slachtoffer] heeft geduwd en/of geslagen (waardoor [het slachtoffer] ten val is gekomen) en/of (vervolgens) (met kracht) tegen het (gehele) lichaam en/of het hoofd en/of het gezicht van voornoemd [slachtoffer] heeft geschopt/getrapt en/of gestompt/geslagen (terwijl [het slachtoffer] op de grond lag) en/of (met kracht) met een bierflesje tegen het hoofd van voornoemd [slachtoffer] heeft geslagen (waarbij dat flesje kapot werd geslagen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot veroordeling leidt: hij op of omstreeks 07 juli 2007 te Nijmegen tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan [het slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een gebroken oogkas, gebroken jukbeen, gebroken neus en een scheur in de schedel), heeft toegebracht, door deze opzettelijk een of meermalen (met kracht) tegen het lichaam te duwen en/of te slaan (waardoor [het slachtoffer] ten val is gekomen) en/of (vervolgens) (met kracht) tegen het (gehele) lichaam en/of het hoofd en/of het gezicht te schoppen/trappen en/of te stompen/slaan (terwijl [het slachtoffer] op de grond lag) en/of (met kracht) met een bierflesje tegen het hoofd te slaan (waarbij dat flesje kapot werd geslagen); meer subsidiair: hij op of omstreeks 07 juli 2007 te Nijmegen met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Broerstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen[het slachtoffer], welk geweld bestond uit het een of meermalen (met kracht) tegen het lichaam van voornoemd [slachtoffer] duwen en/of slaan (waardoor [het slachtoffer] ten val is gekomen)en/of (vervolgens) (met kracht) tegen het (gehele) lichaam en/of het hoofd en/of het gezicht van [het slachtoffer] schoppen/trappen en/of stompen/slaan (terwijl [het slachtoffer] op de grond lag) en/of (met kracht) met een bierflesje tegen het hoofd van [het slachtoffer] slaan (waarbij dat flesje kapot werd geslagen); Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Bewezenverklaring Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: hij op 07 juli 2007 te Nijmegen, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [het slachtoffer] van het leven te beroven, opzettelijk meermalen met kracht tegen het lichaam van voornoemd [slachtoffer] heeft geduwd en/of geslagen (waardoor [het slachtoffer] ten val is gekomen) en/of (vervolgens) (met kracht) tegen het lichaam en het hoofd en het gezicht van voornoemd [slachtoffer] heeft geschopt/getrapt en/of gestompt/geslagen terwijl [het slachtoffer] op de grond lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid. Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken. Verdachte en zijn mededaders hebben verklaard dat het slaan en schoppen van het slachtoffer het gevolg is geweest van een aanval van het slachtoffer. Het hof acht een aanval van de zijde van het slachtoffer – mede gelet op de verklaring van [getuige] – onaannemelijk. Deze getuige heeft geen aanval van de zijde van het slachtoffer waargenomen, terwijl een dergelijke actie het hof, gelet op het feit dat de verdachte en zijn mededaders met z’n vieren waren, ook niet aannemelijk voorkomt. Uit het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting is vast komen te staan dat verdachte en zijn mededaders met zijn vieren tegen een op de grond liggend persoon hebben getrapt, waarbij het hoofd van die persoon niet is ontzien. Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een zeer kwetsbaar en uiterst vitaal deel is van het menselijk lichaam. Eén harde trap tegen het hoofd kan al tot de dood leiden. Naar het oordeel van het hof is bij een trap tegen het hoofd altijd de aanmerkelijke kans aanwezig dat het slachtoffer dodelijk wordt getroffen. Het hof komt dan ook tot het oordeel dat verdachte en zijn medeverdachten door het trappen tegen het hoofd van een op de grond liggend slachtoffer willens en wetens de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat het slachtoffer tengevolge daarvan komt te overlijden. Door met zijn allen tegelijk tegen het lichaam te schoppen van het slachtoffer is qua uiterlijke verschijningsvorm sprake van bewuste en nauwe samenwerking en kan dus worden gesproken van medeplegen van poging tot doodslag. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezene levert op het misdrijf: ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde: Medeplegen van poging tot doodslag. Strafbaarheid van de verdachte Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn. Oplegging van straf en/of maatregel De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden- dat verdachte zich samen met zijn mededaders schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag, waarbij door de daders na aanmerkelijk alcoholgebruik op een grove wijze zinloos geweld is toegepast op het slachtoffer. Terwijl het slachtoffer op de grond lag is meerdere malen tegen het lichaam en het hoofd getrapt. Dit is een bijzonder ernstig feit waarbij het niet aan verdachte en zijn mededaders is te danken dat het slachtoffer geen dodelijk letsel heeft opgelopen. Uit de verklaringen van het slachtoffer is af te leiden dat deze nog langdurig last heeft gehad van het gepleegde geweld. Door zo te handelen hebben verdachte en zijn medeverdachten veel leed aan het slachtoffer toegebracht en zijn in sterke mate gevoelens van onveiligheid bij anderen opgewekt en vergroot en is de rechtsorde in ernstige mate geschokt. Verder heeft het hof rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte geen antecedenten heeft op het gebied van geweldsmisdrijven. Dit alles brengt het hof ertoe verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen van na te melden duur. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de op 1 juli 2008 in werking getreden regeling betreffende de wijziging van de vervroegde invrijheidstelling in een voorwaardelijke invrijheidstelling, in die zin dat het hof een straf zal opleggen die (“netto”) overeenkomt met het onvoorwaardelijk deel van de door de rechtbank opgelegde straf. Verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van verdachte. De raadsman heeft ter zitting de opheffing van de voorlopige hechtenis van verdachte verzocht. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. Met instemming van de raadsman wordt op dit verzoek thans beslist. Naar het oordeel van het hof zijn de bezwaren en gronden voor de voorlopige hechtenis nog onverkort aanwezig en is niet gebleken van enigerlei omstandigheid die de opheffing van de voorlopige hechtenis rechtvaardigen. Het verzoek wordt derhalve afgewezen. Toepasselijke wettelijke voorschriften Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 47 en 287 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde. BESLISSING Het hof: Verstaat dat het door verdachte ingestelde rechtsmiddel niet is gericht tegen dat deel van het vonnis waarvan beroep waarbij verdachte terzake van het onder 2 tenlastegelegde werd vrijgesproken. Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht: Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) maanden. Bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. De voorlopige hechtenis Wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van verdachte. Aldus gewezen door mr H.W. Koksma, voorzitter, mr. E.H. Schulten en mr G. Mannoury, raadsheren, in tegenwoordigheid van B.J. Berendsen, griffier, en op 31 juli 2008 ter openbare terechtzitting uitgesproken.