Jurisprudentie
BD9149
Datum uitspraak2008-07-15
Datum gepubliceerd2008-08-01
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20-003061-07
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-08-01
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20-003061-07
Statusgepubliceerd
Indicatie
326 Sr. Strafmaat bij reeks oplichtingen, gerelateerd aan totale nadeel van ca. EUR 160.000. Straf: 18 maanden gevangenisstraf waarvan 9 maanden voorwaardelijk, afwijzing werkstraf en elektronisch toezicht. Vordering benadeelde partij omvat ook schade echtgenote, terwijl zij zich niet als zodanig heeft gesteld of machtiging daartoe heeft gegeven. Afwijzing deel vordering met betrekking tot schade echtgenote maar ten behoeve van haar wel (ambtshalve) schadevergoedingsmaatregel. Wettelijke rente toegewezen vanaf laatste dag bewezen verklaarde periode.
Uitspraak
Parketnummer: 20-003061-07
Uitspraak : 15 juli 2008
TEGENSPRAAK
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Breda van 7 augustus 2007 in de strafzaak met parketnummer 02-811403-06 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976,
wonende te [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De vordering van de advocaat-generaal houdt in dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen - onder aanvulling van de bewijsvoering -, behoudens ten opzichte van de opgelegde straf en te dien aanzien opnieuw rechtdoende de verdachte ten aanzien van de onder 1., 2., 3. en 4. ten laste gelegde feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de tijd van 18 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde dat zij zich zal houden aan alle aanwijzingen haar te geven door of namens de reclassering.
Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 120 uur, subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarbij iedere dag die in verzekering of voorlopige hechtenis is doorgebracht wordt gewaardeerd op 2 uur arbeid.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat:
- het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter;
- de bewijsvoering verbetering behoeft;
- het de rechtbank niet was toegestaan bij de oplegging van de bijzondere voorwaarde de keus tussen een ambulante of een klinische behandeling (en de duur van deze laatste mogelijkheid) aan de reclassering over te laten;
- het de rechtbank niet was toegestaan naar eigen inzicht aan de benadeelde partij [benadeelde 1] een bedrag toe te wijzen ter zake van geleden immateriële schade, aangezien (onder vermelding “p.m.”, naar het hof begrijpt: pro memorie) geen bepaald bedrag ter vergoeding van die schade was gevorderd.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1.
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 10 juli 2003 t/m 26 september 2006 te Molenschot, gemeente Gilze en Rijen, en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van (in totaal) ruim 65.000,00 euro, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of haar mededader(s) (telkens) met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid aan die [slachtoffer 1] medegedeeld (persoonlijk en/of via de mobiele telefoon en/of per email) dat zij, verdachte, leukemie had en/of niet meer beter kon worden en/of dat die [slachtoffer 1] moeder van de dochter van verdachte zou (kunnen) worden en/of dat zij, verdachte, geld nodig had voor medicijnen en/of dat zij, verdachte, was overleden door een dodelijke injectie en/of dat er geld moest worden overgemaakt om het papierwerk te regelen met betrekking tot de dochter van verdachte en/of om dingen voor de dochter van verdachte te regelen, waardoor [slachtoffer 1] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2.
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 23 augustus 2004 t/m 4 december 2005 te Molenschot, gemeente Gilze en Rijen,en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de heer [benadeelde 1] en/of diens echtgenote heeft/hebben bewogen tot de afgifte van (in totaal) ruim 88.000,00 euro, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of haar mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid aan die [benadeelde 1] en/of diens echtgenote medegedeeld (persoonlijk en/of via de mobiele telefoon en/of per email en/of door tussenkomst van [slachtoffer 1]) dat zij,verdachte, opgegeven was aan kanker en/of dat [slachtoffer 1] de voogdij over de dochter van verdachte zou krijgen en/of dat zij, verdachte, geld nodig had voor medicijnen en/of euthanasie en/of om het stoffelijk overschot van ene [naam] (de beweerdelijke man van verdachte) naar Nederland te krijgen (zodat ze samen begraven zouden kunnen worden), waardoor [benadeelde 1] en/of diens echtgenote (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
3.
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 februari (het hof begrijpt: 2006) t/m 16 april 2006 te Beverwijk en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] heeft/hebben bewogen tot de afgifte van (in totaal) ruim 2.300,00 euro, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of haar mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid aan die [slachtoffer 2] medegedeeld (persoonlijk en/of per internet en/of per email), dat haar, verdachtes, dochter leed aan een stofwisselingsziekte en/of dat zij, verdachte, geld inzamelde voor een duur medicijn tegen die ziekte en/of die [slachtoffer 2] ontvangen in de restauratie van het Academisch Ziekenhuis Maastricht onder de mededeling dat haar dochter ernstig ziek was en niemand bij haar mocht, waardoor [slachtoffer 2] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
4.
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 16 maart (het hof begrijpt: 2006) t/m 1 november 2006 te Zwolle tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 2] heeft/hebben bewogen tot de afgifte van (in totaal) 4.800,00 euro, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of haar mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid aan die [benadeelde 2] medegedeeld (persoonlijk en/of per internet en/of email), dat haar, verdachtes, dochter leed aan een ernstige ziekte en/of dat zij, verdachte, geld inzamelde voor een medicijn tegen die ziekte dat niet zomaar vergoed werd, waardoor [benadeelde 2] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1., 2., 3. en 4. ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
zij in de periode van 10 juli 2003 t/m 27 november 2005 te Molenschot, gemeente Gilze en Rijen, en/of elders in Nederland telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen telkens door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van in totaal ruim 65.000,00 euro, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – in strijd met de waarheid aan die [slachtoffer 1] medegedeeld (persoonlijk en/of via de mobiele telefoon en/of per email) dat zij, verdachte, leukemie had en niet meer beter kon worden en dat die [slachtoffer 1] moeder van de dochter van verdachte zou (kunnen) worden en dat zij, verdachte, geld nodig had voor medicijnen en dat zij, verdachte, was overleden door een dodelijke injectie en dat er geld moest worden overgemaakt om het papierwerk te regelen met betrekking tot de dochter van verdachte en om dingen voor de dochter van verdachte te regelen, waardoor [slachtoffer 1] telkens werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2.
zij in de periode van 23 augustus 2004 t/m 4 december 2005 te Molenschot, gemeente Gilze en Rijen,en/of elders in Nederland, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen telkens een samenweefsel van verdichtsels, de heer [benadeelde 1] en/of diens echtgenote heeft bewogen tot de afgifte van in totaal ruim 88.000,00 euro, hebbende verdachte toen aldaar met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – in strijd met de waarheid aan die [benadeelde 1] en/of diens echtgenote medegedeeld (persoonlijk en/of via de mobiele telefoon en/of per email en/of door tussenkomst van [slachtoffer 1]) dat zij,verdachte, opgegeven was aan kanker en dat [slachtoffer 1] de voogdij over de dochter van verdachte zou krijgen en dat zij, verdachte, geld nodig had voor medicijnen en euthanasie en om het stoffelijk overschot van ene [naam] (de beweerdelijke man van verdachte) naar Nederland te krijgen zodat ze samen begraven zouden kunnen worden, waardoor [benadeelde 1] en/of diens echtgenote telkens werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
3.
zij in de periode van 1 februari 2006 t/m 16 april 2006 te Beverwijk en elders in Nederland, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen telkens door een listige kunstgreep en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van in totaal ruim 2.300,00 euro, hebbende verdachte toen aldaar telkens met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – listiglijk en in strijd met de waarheid aan die [slachtoffer 2] medegedeeld (persoonlijk en/of per internet), dat haar, verdachtes, dochter leed aan een stofwisselingsziekte en dat zij, verdachte, geld inzamelde voor een duur medicijn tegen die ziekte en die [slachtoffer 2] ontvangen in de restauratie van het Academisch Ziekenhuis Maastricht onder de mededeling dat haar dochter ernstig ziek was en niemand bij haar mocht
waardoor [slachtoffer 2] telkens werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
4
zij in de periode van 16 maart 2006 t/m 1 november 2006 te Zwolle telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen telkens door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 2] heeft bewogen tot de afgifte van in totaal 4.800,00 euro, hebbende verdachte toen aldaar telkens met voren omschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – in strijd met de waarheid aan die [benadeelde 2] medegedeeld (persoonlijk en/of per internet), dat haar, verdachtes, dochter leed aan een ernstige ziekte en dat zij, verdachte, geld inzamelde voor een medicijn tegen die ziekte dat niet zomaar vergoed werd, waardoor [benadeelde 2] telkens werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan wordt vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
De door het hof gebruikte bewijsmiddelen worden in het geval van beroep in cassatie vermeld in de aanvulling als bedoeld in artikel 365a van het Wetboek van Strafvordering, welke aanvulling in dat geval aan het arrest wordt gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is telkens voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze bepaling luidde ten tijde van de gepleegde feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten worden gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
Bij de beoordeling van de strafbaarheid van de verdachte heeft het hof in het bijzonder acht geslagen op de inhoud van het de verdachte betreffend rapport, d.d. 29 juni 2007, opgemaakt door drs. J.W.G.M. van Soest, psycholoog, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – dat de verdachte ten tijde van het plegen van de bewezen verklaarde feiten lijdende was aan een ziekelijke stoornis van haar geestvermogens dan wel persoonlijkheidsstoornis. Het rapport houdt voorts als oordeel van de deskundige in dat als gevolg van die stoornis de feiten haar in enigszins verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Het hof volgt deze conclusies zoals verwoord in het rapport van de deskundige en legt deze ten grondslag aan zijn beslissing. Op grond daarvan is het hof van oordeel dat de bewezen verklaarde feiten de verdachte in enigszins verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
In verband met de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de mate waarin het onder 1., 2., 3. en 4. bewezen verklaarde tot financiële schade heeft geleid voor de gedupeerden;
- de omstandigheid dat de verdachte zich kennelijk geen enkele rekenschap heeft gegeven van de gevoelens van de slachtoffers en slechts heeft gehandeld met het oog op persoonlijk financieel gewin.
In verband met de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op de inhoud van:
- het haar betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 3 juni 2008;
- het haar betreffend voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland d.d. 5 juli 2007;
- het hiervoor genoemde deskundigenrapport, alsmede op de hiervoor vastgestelde enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte;
- de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Naar het oordeel van het hof kan op grond van het vorenstaande niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Bij het bepalen van de duur van deze straf heeft het hof acht geslagen op voormelde omstandigheden alsmede op rechterlijke uitspraken met betrekking tot feiten, die - ten aanzien van de hoogte van het financieel nadeel dat derden (waaronder begrepen de Staat en uitkeringsinstanties) is berokkend - met de onderhavige zaak (grosso modo) vergelijkbaar zijn. Aan de hand daarvan heeft het hof een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk tot uitgangspunt genomen.
Gelet daarop kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een straf als door de advocaat-generaal gevorderd. Voorts acht het hof, gelet op het voorgaande, de door de verdediging bepleite toepassing van elektronisch toezicht geen passende reactie. Om die reden wijst het hof af het verzoek van de verdediging tot aanhouding van de zaak teneinde de reclassering een nieuwe rapportage omtrent de mogelijkheid van elektronische toezicht te laten uitbrengen.
De persoonlijke omstandigheden van verdachte, in het bijzonder de omstandigheid dat de bewezen verklaarde feiten de verdachte in enigszins verminderde mate kunnen worden toegerekend, vormen voor het hof evenwel aanleiding om af te wijken van voornoemd uitgangspunt en een gevangenisstraf van na te melden duur op te leggen. Het hof acht voorts termen aanwezig om aan deze straf tevens de door de advocaat-generaal gevorderde, bijzondere voorwaarde verbinden, met dien verstande dat deze aanwijzingen ook kunnen inhouden het ondergaan van een poliklinische behandeling.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Schadevergoedingsmaatregelen ex artikel 36f Wetboek van Strafrecht
1. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat [benadeelde 1], wonende [adres] te [woonplaats], als gevolg van het onder 2. bewezen verklaarde feit schade heeft geleden, die het hof begroot op een bedrag van EUR 75.469,00.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
Het hof zal daarom (ambtshalve) aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de hieronder te vermelden betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van EUR 75.469,00 te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
2. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat [betrokkene], zijnde de echtgenote van [benadeelde 1], wonende [adres] te [woonplaats], als gevolg van het onder 2. bewezen verklaarde feit schade heeft geleden, die het hof begroot op een bedrag van EUR 12.888,00.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
Naar het oordeel van het hof zijn er geen redenen om aan te nemen dat deze [betrokkene] geen prijs zou stellen op vergoeding van deze schade. Het hof zal daarom (ambtshalve) aan de verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van EUR 12.888,00 te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
3. Uit het onderzoek ter terechtzitting is voorts gebleken dat [benadeelde 2], wonende [adres] te [woonplaats], als gevolg van het onder 4. bewezen verklaarde feit schade heeft geleden, die het hof begroot op een bedrag van EUR 4.800,00.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
Het hof zal daarom (ambtshalve) aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de hieronder te vermelden betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van EUR 4.800,00 te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
Vorderingen van de benadeelde partijen
1. [benadeelde 1], wonende [adres] te [woonplaats], heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend ten bedrage van EUR 88.357,00, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering is door de eerste rechter toegewezen tot een bedrag van EUR 76.469,00, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij heeft in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg gedane vordering.
Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade.
De vordering is niet gemotiveerd betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het onder 2. bewezen verklaarde handelen materiële schade heeft geleden tot een bedrag van EUR 75.469,00. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente.
Ten aanzien van het resterende materiële schadebedrag, EUR 12.888,00, is het hof gebleken dat dit bedrag door de echtgenote van de benadeelde partij is overgemaakt naar de rekening van verdachte of haar dochtertje, vanaf de rekening die alleen op naam van die echtgenote is gesteld. De echtgenote heeft zich noch via een eigen voegingsformulier noch via het voegingsformulier dat door haar echtgenoot is ingediend gevoegd als benadeelde partij.
Naar het oordeel van het hof is niet aannemelijk geworden dat de benadeelde partij, [benadeelde 1] zelf deze schade heeft geleden als rechtstreeks gevolg van het onder 2. bewezen verklaarde handelen.
Gelet hierop zal het hof dit deel van de vordering afwijzen.
Ten aanzien van de door de benadeelde partij gevorderde vergoeding ter zake van immateriële schade is het hof gebleken dat door de benadeelde partij het schadebedrag niet is gespecificeerd. De voeging ter zake van deze schade is aldus niet in overeenstemming met de daaraan gestelde wettelijke eisen, zodat het hof niet op dit gedeelte van de vordering kan beslissen.
2. [benadeelde 2], wonende [adres] te [woonplaats], heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend ten bedrage van EUR 4.800,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade.
De vordering is niet gemotiveerd betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het onder 4. bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. De vordering met inbegrip van de wettelijke rente zal geheel worden toegewezen.
En ten aanzien van elk van de evenvermelde schadevergoedingsmaatregelen en vorderingen:
Het hof zal daarbij bepalen dat indien en voor zover de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij, daarmede de verplichting van de verdachte tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer in zoverre komt te vervallen (zulks vice versa, dat wil zeggen: indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer daarmede de verplichting van de verdachte tot betaling van de vordering van de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen).
Het hof zal de verdachte tevens veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 57, 60a, 63 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het onder 1., 2., 3. en 4. ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het onder 1., 2., 3. en 4. bewezen verklaarde telkens oplevert:
Oplichting, meermalen gepleegd.
Verklaart verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 9 (negen) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte gedurende de proeftijd zich stelt onder het toezicht van Reclassering Nederland te Leeuwarden en zich gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen, door deze instelling te geven in het reclasseringsbelang van verdachte, ook indien deze aanwijzingen inhouden het ondergaan van een poliklinische behandeling.
Geeft deze instelling opdracht de verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om, ten behoeve van [benadeelde 1], wonende te [adres] [woonplaats], aan de Staat een bedrag te betalen van EUR 75.469,00 (vijfenzeventigduizend vierhonderdnegenenzestig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente, berekend vanaf 4 december 2005, zijnde de laatste dag van de periode waarbinnen het onder 2 bewezen verklaarde feit werd begaan tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 311 (driehonderdelf) dagen hechtenis.
Legt aan verdachte de verplichting op om, ten behoeve van [betrokkene], zijnde de echtgenote van [benadeelde 1], wonende [adres] te [woonplaats], aan de Staat een bedrag te betalen van EUR 12.888,00 (twaalfduizend achthonderdachtentachtig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente, berekend vanaf 4 december 2005, zijnde de laatste dag van de periode waarbinnen het onder 2 bewezen verklaarde feit werd begaan tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt aan verdachte de verplichting op om, ten behoeve van [benadeelde 2], wonende te [adres] [woonplaats], aan de Staat een bedrag te betalen van EUR 4.800,00 (vierduizend achthonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente, berekend vanaf 1 november 2006 zijnde de laatste dag van de periode waarbinnen het onder 4 bewezen verklaarde feit werd begaan tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 54 (vierenvijftig) dagen hechtenis.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] voor een bedrag van EUR 75.469,00 (vijfenzeventigduizend vierhonderdnegenenzestig euro) toe.
Veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij voornoemd te betalen een bedrag van EUR 75.469,00 (vijfenzeventigduizend vierhonderdnegenenzestig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip waarop het onder 2 bewezen verklaarde feit werd begaan tot aan de dag der algehele voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde 1], voor het overige af.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] toe.
Veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij voornoemd, te betalen een bedrag van EUR 4.800,00 (vierduizend achthonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip waarop het onder 4 bewezen verklaarde feit werd begaan tot aan de dag der algehele voldoening.
En ten aanzien van elk van de evenvermelde schadevergoedingsmaatregelen en vorderingen:
Bepaalt dat de aan de verdachte opgelegde verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij vervalt, indien en voor zover door de verdachte aan de opgelegde maatregel, inhoudende de verplichting tot betaling van voormeld bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer is voldaan.
Bepaalt dat de aan de verdachte opgelegde maatregel, inhoudende de verplichting tot betaling van voormeld bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer vervalt, indien en voor zover door de verdachte aan zijn verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij, is voldaan.
Veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van het geding door de benadeelde partijen, [benadeelde 1] en [benadeelde 2] voornoemd, gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. E.S.G.N.A.I. van de Griend, voorzitter,
mr. A. de Lange en mr. F.L. Muskens,
in tegenwoordigheid van mr. M.F.S. ter Heide, griffier,
en op 15 juli 2008 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. A. de Lange is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.