Jurisprudentie
BD9147
Datum uitspraak2008-07-31
Datum gepubliceerd2008-08-01
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
ZaaknummersAWB 08/552
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-08-01
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
ZaaknummersAWB 08/552
Statusgepubliceerd
Indicatie
Vrijstelling ex artikel 19 lid 1 WRO verleend van niet langer geldende bestemmingsplan. Indiening bouwaanvraag na verlenen vrijstelling. Artikel 49 lid 5 Woningwet. Artikel 50 Woningwet
Uitspraak
RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
procedurenummer: AWB 08/552
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 juli 2008 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
1. Stichting "Us Doarpshûs"
(hierna: de Stichting),
gevestigd te Gaastmeer,
eiseres,
2. [naam eiser]
(hierna: [X])
wonende te [woonplaats],
eiser,
tezamen: eisers,
gemachtigde: mr. A.H. van der Wal, advocaat te Leeuwarden,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wymbritseradiel
(hierna: het college),
verweerder,
gemachtigde: K.J. Elzinga, werkzaam bij de gemeente Wymbritseradiel.
Procesverloop
Bij besluit van 29 januari 2008 heeft het college met toepassing van artikel 19 lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) aan Gaastmeer Bouw B.V. te Gaastmeer vrijstelling verleend ten behoeve van de bouw van zeven woningen (inclusief aanleg infrastructuur) op de locatie "De Feestpôle", een perceel grond tussen de Munkedyk en de Turfdyk te Gaastmeer.
Tegen dit besluit hebben [X] en de Stichting beroep aangetekend.
Op grond van art. 8:26 lid 1 Awb zijn het college van gedeputeerde staten van Fryslân (GS) en Gaastmeer Bouw B.V. door de rechtbank in de gelegenheid gesteld als partij aan het geding deel te nemen. Anders dan GS, heeft Gaastmeer Bouw B.V. van deze gelegenheid gebruik gemaakt en namens haar is door [Y] (hierna: [Y]) een schriftelijke uiteenzetting over de zaak gegeven.
De zaak is behandeld ter zitting van de rechtbank, gehouden op 17 juli 2008, waarbij [X] in persoon en namens de Stichting [Z] zijn verschenen, bijgestaan door mr. M.A. Jansen, advocaat te Leeuwarden, en het college zich heeft laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens Gaastmeer Bouw B.V. is [Y] verschenen, vergezeld van zijn echtgenote en [naam], werkzaam bij Wijnia-Noorman-Partners B.V. (hierna: WNP).
Motivering
Artikel 19 lid 1 van de WRO bepaalt dat de gemeenteraad ten behoeve van de verwezenlijking van een project vrijstelling kan verlenen van het geldende bestemmingsplan, mits dat project is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing en vooraf van gedeputeerde staten de verklaring is ontvangen, dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben. Onder een goede ruimtelijke onderbouwing wordt bij voorkeur een gemeentelijk, intergemeentelijk of regionaal structuurplan verstaan. Indien er geen structuurplan is of wordt opgesteld, wordt bij de ruimtelijke onderbouwing in elk geval ingegaan op de relatie met het geldende bestemmingsplan, dan wel wordt er gemotiveerd waarom het te realiseren project past binnen de toekomstige bestemming van het betreffende gebied. De gemeenteraad kan de in de eerste volzin bedoelde vrijstellingsbevoegdheid delegeren aan burgemeester en wethouders.
Artikel 19a van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 (Bro) bepaalt dat de ruimtelijke onderbouwing, bedoeld in artikel 19 lid 1 van de WRO, vergezeld gaat van een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het besluit voor de waterhuishouding.
Artikel 46 lid 3, tweede volzin, van de Woningwet bepaalt dat een aanvraag om bouwvergunning die slechts kan worden ingewilligd na vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de WRO wordt geacht mede een verzoek om zodanige vrijstelling in te houden.
Artikel 49 lid 5 van de Woningwet bepaalt dat de verlening van de vrijstelling voor de mogelijkheid van beroep ingevolge hoofdstuk 8 van de Awb geacht wordt deel uit te maken van de beschikking waarop zij betrekking heeft.
Artikel 50 lid 1 van de Woningwet -voor zover hier van belang- bepaalt dat burgemeester en wethouders de beslissing op een aanvraag om bouwvergunning aanhouden indien er geen grond is om de vergunning te weigeren en voor het gebied, waarin het bouwwerk zal worden uitgevoerd, een bestemmingsplan is vastgesteld. Lid 2 van dit artikel -voor zover hier van belang- bepaalt dat de aanhouding duurt totdat het bestemmingsplan in werking is getreden.
Met het vrijstellingsbesluit heeft het college ten behoeve van het hiervoor beschreven project van Gaastmeer Bouw B.V vrijstelling verleend van (de relevante planvoorschriften) van het bestemmingsplan "Gaastmeer 1988". Dit bestemmingsplan is op 20 december 1988 vastgesteld door de gemeenteraad van Wymbritseradiel en op 22 maart 1999 goedgekeurd door GS.
In de "Ruimtelijke onderbouwing Plan De Feestpôle, Gaastmeer" van 4 mei 2007 dat het college ten grondslag heeft gelegd aan het vrijstellingsbesluit is het volgende aangegeven: "Voor het gehele dorp Gaastmeer is op dit moment een nieuw bestemmingsplan in voorbereiding, omdat de vigerende regeling te oud is. Omdat voor de locatie De Feestpôle ten tijde van het in procedure brengen van het (ontwerp)bestemmingsplan nog niet exact bekend was welke ruimtelijke invulling het gebied zou gaan krijgen, is in dat nieuwe, geactualiseerde bestemmingsplan een globale bestemming opgenomen".
Ter zitting is duidelijk geworden dat het nieuwe bestemmingsplan "Gaastmeer" op 19 juni 2007 is vastgesteld door de gemeenteraad van Wymbritseradiel en op 11 maart 2008, na goedkeuring door GS, van kracht is geworden. Het college heeft daarnaast aangegeven dat de locatie De Feestpôle op grond van het nieuwe bestemmingsplan de globale bestemming "woongebied" heeft, maar dat op deze locatie (nog) geen bouwvlakken zijn ingetekend, zodat, teneinde het project te kunnen realiseren, vrijstelling van het nieuwe bestemmingsplan "Gaastmeer" verleend moet worden. Ter zitting is verder naar voren gekomen dat inmiddels een bouwaanvraag is ingediend voor het project van Gaastmeer Bouw B.V.
Uit het vorenstaande volgt dat -nog afgezien van het bepaalde in artikel 49 lid 5 van de Woningwet voor zover het de bouw van de woningen betreft- geen uitvoering aan het vrijstellingsbesluit kan worden gegeven. Nu thans een bouwaanvraag is ingediend, dient het college deze bouwaanvraag -na een (afhankelijk van de datum van indiening van deze aanvraag) eventuele aanhouding ingevolge artikel 50 lid 1 van de Woningwet- te toetsen aan het thans van kracht zijnde bestemmingsplan. Daarbij dient het college deze aanvraag tevens te beschouwen als een verzoek om vrijstelling zoals bedoeld in artikel 19 lid 1 van de WRO (van het thans van kracht zijnde bestemmingsplan "Gaastmeer").
Bij de beoordeling van de bouwaanvraag en met name de vraag of vrijstelling van het bestemmingsplan "Gaastmeer" verleend kan worden, dient het college naar het oordeel van de rechtbank nog de navolgende aspecten te betrekken.
Voor de vraag of uit een oogpunt van geluid een goede ruimtelijke onderbouwing aan het project ten grondslag is gelegd, is bepalend of ter plaatse van de voorziene nieuwbouwwoningen sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat (vgl. LJN: BB6335). Tegen deze achtergrond kan het college met een verwijzing naar voormelde ruimtelijke onderbouwing niet volstaan met de stelling dat, gelet op de uitkomsten van ter plaatse verricht akoestisch onderzoek, de nieuwbouw geen beperkingen zal opleveren voor het dorpshuis, omdat richting de nieuwbouw niet meer geluid zal worden geprojecteerd dan richting de reeds bestaande woningen. Met deze milieutechnische beoordeling is immers nog niet aangetoond dat de geluidsbelasting op de gevels van de nieuwbouwwoningen in ruimtelijk opzicht binnen de gestelde grenzen blijft.
Naar het oordeel van de rechtbank dient het college voorts nog te bezien welke gevolgen de thans voorziene demping van (een gedeelte van) de sloot, die de bouwlocatie (gedeeltelijk) omringt, heeft voor de waterhuishouding. Zoals het college ter zitting desgevraagd heeft erkend, is bij de beoordeling of realisatie van het project gevolgen heeft voor de waterhuishouding er immers steeds van uit gegaan dat geen demping zal plaatsvinden. Op dit punt zal dus nader onderzoek en een nadere afweging dienen plaats te vinden.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de slotsom dat het beroep gegrond is. Het vrijstellingsbesluit zal worden vernietigd.
Gelet op het vorenstaande en op artikel 8:74 lid 1 van de Awb wordt bepaald dat de gemeente Wymbritseradiel het door [X] en de Stichting gezamenlijk betaalde griffierecht van € 143,00 vergoedt.
Op grond van artikel 8:75 lid 1 van de Awb veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten. Overeenkomstig het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht worden de gezamenlijke proceskosten van [X] en de Stichting vastgesteld op € 644,00 ter zake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (beroepschrift 1 punt; verschijnen ter zitting 1 punt; gewicht van de zaak: gemiddeld; waarde per punt € 322,00). De rechtbank wijst de gemeente Wymbritseradiel aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het vrijstellingsbesluit van 29 januari 2008;
- bepaalt dat de gemeente Wymbritseradiel het gezamenlijk betaalde griffierecht van € 143,00 aan [X] en de Stichting vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de gezamenlijke proceskosten van [X] en de Stichting ten bedrage van € 644,00, aan [X] en de Stichting te vergoeden door de gemeente Wymbritseradiel.
Aldus gegeven door mr. E.M. Visser, rechter, en door deze in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2008, in tegenwoordigheid van mr. J.R. Leegsma als griffier.
w.g. J.R. Leegsma
w.g. E.M. Visser
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor partijen hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, zulks behoudens het bepaalde in art. 6:13 juncto 6:24 Awb.
Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Postbus 20019
2500 EA Den Haag
In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.