Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD9144

Datum uitspraak2008-07-15
Datum gepubliceerd2008-08-01
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20-002744-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

5 WVW 1994. avas. Aanrijding tussen optrekkende trekker met oplegger en een bromfiets die zich rechts voor de cabine van de trekker heeft opgesteld, ten gevolge waarvan de bestuurster van de bromfiets overlijdt. Alle omstandigheden in aanmerking nemend, kan naar het oordeel van het hof verdachte redelijkerwijs niet worden verweten dat hij de bestuurster van de bromfiets niet heeft gezien direct voorafgaand en tijdens de door hem begonnen en fataal gebleken rijmanoevre. Volgt ontslag van alle rechtsvervolging.


Uitspraak

Parketnummer: 20-002744-07 Uitspraak : 15 juli 2008 TEGENSPRAAK Gerechtshof 's-Hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Roermond van 4 juli 2007 in de strafzaak met parketnummer 04-620043-06 tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [1953], wonende te [woonplaats], [adres]. Hoger beroep De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht. De vordering van de advocaat-generaal houdt in dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen, behoudens ten opzichte van de opgelegde straf en te dien aanzien opnieuw rechtdoende de verdachte zal veroordelen tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van twintig uren subsidiair tien dagen hechtenis, alsmede tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Vonnis waarvan beroep Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing. Tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: primair hij op of omstreeks 17 maart 2006 in de gemeente Roermond als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (trekker met oplegger), daarmede rijdende over de weg, de Randweg (komende uit de richting van de Keulsebaan) en gekomen ter hoogte van het kruispunt van die weg en de Stationsweg en de Veldweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, - terwijl er ter plaatse sprake was van een omleidingsroute die liep over een bedrijventerrein en/of terwijl er ter plaatse geen afzonderlijke (brom)fietspaden waren - (terwijl hij, verdachte,voornemens was naar rechts af te slaan) het door hem, verdachte, bestuurde voertuig tegen/naast de (op de asstreep van de weg aangebrachte) verkeersdruppel op te stellen (waardoor er aan de [gezien zijn, verdachtes, rijrichting] rechter zijde van het door hem, verdachte, bestuurde voertuig nog voldoende ruimte voor passerende bromfietsen en fietsen was) en/of vervolgens (nadat hij, verdachte, daar enkele minuten, althans enige tijd, had stilgestaan) weg te rijden en/of naar rechts af te slaan (teneinde de Stationsweg op of in te rijden) en zich daarbij er niet, althans onvoldoende, van te vergewissen dat zich ondertussen voor het, door hem, verdachte, bestuurde voertuig geen verkeersdeelnemer(s) had(den) opgesteld, waarbij hij, verdachte, (een bestuurster van) een bromfiets (die zich inmiddels [schuin rechts] voor het door hem, verdachte, bestuurde voertuig had opgesteld) van achteren heeft genaderd en niet voldoende en/of niet behoorlijk naar links is gereden, althans is uitgeweken, en/of de snelheid van het door hem, verdachte, bestuurde voertuig niet tijdig en/of niet voldoende heeft verminderd, zodat een botsing of aanrijding is ontstaan tussen het door hem, verdachte, bestuurde voertuig en (de bestuurster van) de bromfiets, waardoor de bestuurster van de bromfiets ten val is gekomen en/of hij, verdachte, met het door hem, bestuurde voertuig over de bestuurster van de bromfiets is gereden, door welk verkeersongeval [slachtoffer] (zijnde de bestuurster van de bromfiets) werd gedood; subsidiair hij op of omstreeks 17 maart 2006 in de gemeente Roermond als bestuurder van een voertuig (trekker met oplegger), daarmee rijdende op de weg, de Randweg (komende uit de richting van de Keulsebaan) en gekomen ter hoogte van het kruispunt van die weg en de Stationsweg en de Veldweg, en toen aldaar - terwijl er ter plaatse sprake was van een omleidingsroute die liep over een bedrijventerrein en/of terwijl er ter plaatse geen afzonderlijke (brom)fietspaden waren -(terwijl hij, verdachte, voornemens was naar rechts af te slaan) het door hem, verdachte, bestuurde voertuig tegen/naast de (op de asstreep van de weg aangebrachte) verkeersdruppel heeft opgesteld (waardoor er aan de [gezien zijn, verdachtes, rijrichting] rechter zijde van het door hem, verdachte, bestuurde voertuig nog voldoende ruimte voor passerende bromfietsen en fietsen was) en/of vervolgens (nadat hij,verdachte, daar enkele minuten, althans enige tijd, had stilgestaan) is weggereden en/of naar rechts is afgeslagen (teneinde de Stationsweg op of in te rijden) en zich daarbij er niet, althans onvoldoende, van heeft vergewist dat zich ondertussen voor het, door hem, verdachte, bestuurde voertuig geen verkeersdeelnemer(s) had(den) opgesteld, waarbij hij, verdachte, (een bestuurster van) een bromfiets (die zich inmiddels [schuin rechts] voor het door hem, verdachte, bestuurde voertuig had opgesteld) van achteren heeft genaderd en niet voldoende en/of niet behoorlijk naar links is gereden, althans is uitgeweken, en/of de snelheid van het door hem, verdachte, bestuurde voertuig niet tijdig en/of niet voldoende heeft verminderd, zodat een botsing of aanrijding is ontstaan tussen het door hem, verdachte, bestuurde voertuig en (de bestuurster van) de bromfiets, waardoor de bestuurster van de bromfiets ten val is gekomen en/of hij, verdachte, met het door hem, bestuurde voertuig over de bestuurster van de bromfiets is gereden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op de weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op de weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd. Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Vrijspraak Het hof acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. Het hof overweegt daartoe dat niet is gebleken dat verdachte zeer dan wel aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend heeft gereden in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: hij op 17 maart 2006 in de gemeente Roermond als bestuurder van een voertuig (trekker met oplegger), daarmee rijdende op de weg, de Randweg (komende uit de richting van de Keulsebaan) en gekomen ter hoogte van het kruispunt van die weg en de Stationsweg en de Veldweg, en toen aldaar - terwijl er ter plaatse sprake was van een omleidingsroute die liep over een bedrijventerrein en terwijl er ter plaatse geen afzonderlijke (brom)fietspaden waren -terwijl hij, verdachte, voornemens was naar rechts af te slaan het door hem, verdachte, bestuurde voertuig tegen de op de asstreep van de weg aangebrachte verkeersdruppel heeft opgesteld waardoor er aan de [gezien van zijn, verdachtes, rijrichting] rechterzijde van het door hem, verdachte, bestuurde voertuig nog voldoende ruimte voor passerende bromfietsen en fietsen was en vervolgens, nadat hij,verdachte, daar enkele minuten had stilgestaan, is weggereden en naar rechts is afgeslagen, teneinde de Stationsweg op of in te rijden, en zich daarbij er onvoldoende van heeft vergewist dat zich ondertussen voor het, door hem, verdachte, bestuurde voertuig geen verkeersdeelnemer had opgesteld, waarbij hij, verdachte, een bestuurster van een bromfiets die zich inmiddels schuin rechts voor het door hem, verdachte, bestuurde voertuig had opgesteld van achteren heeft genaderd, zodat een aanrijding is ontstaan tussen het door hem, verdachte, bestuurde voertuig en de bestuurster van de bromfiets, waardoor de bestuurster van de bromfiets ten val is gekomen en hij, verdachte, met het door hem, bestuurde voertuig over de bestuurster van de bromfiets is gereden, door welke gedraging van verdachte gevaar op de weg werd veroorzaakt. Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan wordt vrijgesproken. Door het hof gebruikte bewijsmiddelen De door het hof gebruikte bewijsmiddelen worden in het geval van beroep in cassatie vermeld in de aanvulling als bedoeld in artikel 365a van het Wetboek van Strafvordering, welke aanvulling in dat geval aan het arrest wordt gehecht. Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde is voorzien bij artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 en strafbaar gesteld bij artikel 177, eerste lid, aanhef en onder a.,van diezelfde wet, zoals die bepalingen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld. Strafbaarheid van de verdachte A. Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de verdediging een beroep gedaan op afwezigheid van alle schuld, omdat verdachte niet mag worden verweten dat hij de bestuurster van de bromfiets niet heeft gezien. Daartoe is aangevoerd – zakelijk weergegeven – dat verdachte in de gegeven omstandigheden alle handelingen heeft verricht die redelijkerwijs van hem als beroepschauffeur verwacht mochten worden. Het hof overweegt als volgt. B. Uit het verhandelde ter terechtzitting en de voorhanden zijnde stukken is het volgende gebleken: - verdachte heeft gedurende circa 4 minuten met zijn trekker met oplegger stil gestaan op de Randweg vóór, vanuit verdachtes rijrichting gezien, de daar op de weg aangebrachte haaientanden; - verdachte was voornemens rechts af te slaan richting de Stationsweg; - voor (brom)fietsverkeer was op de Randweg, gezien vanuit verdachtes rijrichting, geen aparte strook voor (brom)fietsers aangebracht; - gedurende de tijd dat verdachte daar met zijn combinatie stilstond, werd zijn voornemen rechtsaf te slaan, kenbaar gemaakt met behulp van de rechterrichtingaanwijzer; - bij inwerkingstellen van deze richtingaanwijzer stralen de richtingaanwijzerlampen aan de rechter voor en achterzijde en boven het rechter voorwiel, geel amber licht uit; - de trekker was aan de rechterzijde voorzien van een drietal spiegels, te weten een buitenspiegel, een breedtespiegel en een trottoirspiegel; - de spiegels waren op een juiste wijze afgesteld en voldeden aan het vereiste gezichtsveld op grondniveau, waarbij rekening is gehouden met de lengte van de bestuurder; - boven het rechter portier van de trekker was ter hoogte van de spiegels een camera tegen de rechterzijwand van de cabine gemonteerd; - door het activeren van de richtingaanwijzer naar rechts wordt automatisch deze camera geactiveerd; - door dat activeren van die camera wordt op een scherm in de cabine van de trekker het zichtveld rechts naast het voertuig weergegeven; - het samenstel verkeerde rijtechnisch in een voldoende staat van onderhoud; - er zijn geen technische gebreken aan de combinatie geconstateerd die de aanrijding konden hebben veroorzaakt; - de bromfiets moet zich in nagenoeg rechte lijn voor de trekker hebben bevonden (doorgenummerde p. 47 van het proces-verbaal nr. PL2330/06-001771). C Verdachte heeft gesteld dat hij gedurende de tijd dat hij stilstond alvorens rechtsaf te kunnen slaan, ook continu de gehele verkeerssituatie in zich heeft opgenomen. Daarbij heeft hij bovendien steeds ook in zijn spiegels, waaronder die aan zijn rechterzijde, en op het scherm gekeken. Verdachte verdeelde zijn aandacht over zowel de verschillende spiegels, het scherm, als de algehele verkeerssituatie. Hij zich gedurende de tijd dat hij daar stilstond niet met andere zaken dan de verkeerssituatie beziggehouden. Verdachte heeft gesteld dat het ter plaatse druk was met verkeer. Het hof volgt de verdachte in deze verklaring. Er zijn geen aanwijzingen die tot een andere vaststelling nopen. D. Het dossier houdt voorts in dat de chauffeur van het samenstel die stilstaat voor het kruisingsvlak, bij een voortdurende waarneming in de rechterbuitenspiegel, inclusief de camera, een van rechts achter naderende bromfietser over een afstand van ongeveer 48 meter waarnemen. De bromfietser legt deze afstand af in ongeveer 8 seconden bij een maximale snelheid. Bij deze afstand is rekening gehouden met de omstandigheid dat het samenstel onder een hoek stond opgesteld (proces-verbaal van 18 juni 2007 van [verbalisant], mutatienr. PL2300/06-032855). De [getuige], passagier in de auto die achter de combinatie van verdachte stond opgesteld, verklaart dat de bestuurster van de bromfiets aan haar, [getuiges], rechterzijde langs reed en doorreed tot aan de haaientanden en toen stopte. Uit het dossier blijkt niet met welke snelheid de bromfietser heeft gereden. E. Naar het oordeel van het hof staat niet vast dat hetgeen tenlaste van verdachte bewezen is verklaard hem ook verweten kan worden. Het hof heeft daarbij acht geslagen op hetgeen hiervoor onder B en C is vastgesteld. Tevens is acht geslagen op de omstandigheid dat de bestuurster van de bromfiets, het latere slachtoffer – met onbekende snelheid maar zonder te stoppen – langs de combinatie is gereden alvorens zich rechts voor de cabine van de trekker, gezien vanuit verdachtes positie, op te stellen. Het hof houdt het ervoor dat, nu verdachte gedurende ongeveer vier minuten stil heeft gestaan, het latere slachtoffer slechts gedurende een – in verhouding tot die vier minuten - relatief kort deel van die tijd voor verdachte zichtbaar is geweest. Vaststaat voorts dat zij vanuit verdachtes positie vervolgens niet zichtbaar was voor hem, ook niet via één van de spiegels van de trekker of de camerabeelden. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte haar toen -slechts- had kunnen zien door zich uit zijn bestuurdersstoel te begeven naar de rechter zijde van zijn cabine waarbij hij zijn gordel had moeten losmaken. Het hof is van oordeel dat, alle vastgestelde omstandigheden in aanmerking nemend, verdachte redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij de bestuurster van de bromfiets niet heeft gezien direct voorafgaand en tijdens de door hem begonnen en fataal gebleken rijmanoeuvre. De verdachte is daarom niet strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde en dient van alle rechtsvervolging te worden ontslagen. Toepasselijke wettelijke voorschriften De beslissing is gegrond op artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht. Verklaart niet bewezen, dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart dat het subsidiair bewezen verklaarde oplevert: Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. Verklaart verdachte met betrekking tot het subsidiair bewezen verklaarde niet strafbaar. Ontslaat verdachte met betrekking tot dat feit van alle rechtsvervolging. Aldus gewezen door mr. E.S.G.N.A.I. van de Griend, voorzitter, mr. A. de Lange en mr. F.L. Muskens, in tegenwoordigheid van mr. M.F.S. ter Heide, griffier, en op 15 juli 2008 ter openbare terechtzitting uitgesproken. mr. A. de Lange is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.