Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD9140

Datum uitspraak2008-08-01
Datum gepubliceerd2008-08-01
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/802092-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Dansleraar veroordeeld wegens het plegen van ontucht met een leerlinge van ouder dan twaalf maar jonger dan zestien jaren. De rechtbank legt hem een voorwaardelijke gevangenisstraf op van drie maanden met een proeftijd van twee jaar, een taakstraf van 150 uren en het betalen van een schadevergoeding van € 1000,-.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Straf Meervoudige kamer Parketnummer: 06/802092-07 Uitspraak d.d.: 1 augustus 2008 tegenspraak / dip VONNIS in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [plaats, 1971], wonende te [adres]. Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 juli 2008. De tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: hij op een of meer tijstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2006 tot en met 26 juni 2007, te Doetinchem en/of te Arnhem, (telkens) met [slachtoffer], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte - zijn tong in de mond van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht, althans met die [slachtoffer] getongzoend en/of - zijn penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht, althans zich door die [slachtoffer] laten pijpen en/of - zijn penis in de vagina van de [slachtoffer] geduwd en/of gebracht en/of op en neer gaande bewegingen gemaakt en/of - een of meer vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht en/of op en neer gaande bewegingen gemaakt en/of - de borst(en) en/of de bil(len) van die [slachtoffer] betast en/of gestreeld en/of - (over) de vagina en/of de schaamstreek betast en/of gestreeld en/of gewreven en/of - die [slachtoffer] gevingerd; art 245 Wetboek van Strafrecht. Taal- en/of schrijffouten Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Bewijsmotivering (eindnoot 1) 1. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde. 2. De verdachte heeft zich, met betrekking tot de bewezenverklaring, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. 3. De rechtbank is van oordeel dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en baseert zich hierbij op: a) de aangifte van [slachtoffer] (eindnoot 2); b) de verklaring van verdachte ter terechtzitting. 4. Uit de bovengenoemde bewijsmiddelen worden de volgende redengevende feiten en omstandigheden afgeleid: Aangeefster [slachtoffer] danst sinds haar twaalfde bij een dansschool in Doetinchem, waar zij op dinsdagavonden dansles had van verdachte. Er was sms-contact tussen beiden en in juni 2006 spraken zij af elkaar te ontmoeten op het station Doetinchem De Huet. Daar heeft verdachte getongzoend met [slachtoffer], die toen veertien jaar was. Hierna werden over en weer meerdere sms-berichten verstuurd en werd tussen beiden -telkens voor het begin van de dansles- getongzoend. Toen ze begin januari 2007 samen op de dansschool waren, begon verdachte [slachtoffer] (inmiddels vijftien jaar oud) te strelen, werd er gezoend en kwam het uiteindelijk tot geslachtsgemeenschap. Verdachte en [slachtoffer] hebben daarna meermalen, aangeefster schat 5 à 6 keer, geslachtsgemeenschap gehad, waaronder één keer bij verdachte thuis in Arnhem, en heeft verdachte [slachtoffer] meermalen gevingerd en is hij door haar meermalen gepijpt. Bewezenverklaring 5. Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat: hij op tijdstippen omstreeks de periode van 1 juni 2006 tot en met 26 juni 2007, te Doetinchem en te Arnhem, telkens met [slachtoffer], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte met die [slachtoffer] getongzoend en zich door die [slachtoffer] laten pijpen en zijn penis in de vagina van de [slachtoffer] gebracht en op en neer gaande bewegingen gemaakt en een vinger in de vagina van die [slachtoffer] geduwd en/of op en neer gaande bewegingen gemaakt en de borsten en de billen van die [slachtoffer] betast en gestreeld en de vagina betast en die [slachtoffer] gevingerd. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde 6. Het bewezene levert op het misdrijf: Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam. Strafbaarheid van de verdachte 7. Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Oplegging van straf en/of maatregel 8. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf gevorderd van 12 (twaalf) maanden, waarvan 8 (acht) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van vijf jaar. Deze lange proeftijd is ingegeven door de omstandigheid dat er ernstig rekening mee gehouden moet worden dat verdachte wederom een misdrijf gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van personen zal begaan. 9. De officier van justitie heeft rekening gehouden met verdachtes stelling dat hij niet bereid is mee te werken aan een (groeps)behandeling door/bij Kairos, aangezien dat slecht zou zijn voor zijn imago als dansleraar. Verdachte stelt dat hij zelf bezig is zijn handelen te reflecteren. Hij vindt dat hij zijn straf al heeft ondergaan, vooral omdat hij door het gebeuren met [slachtoffer] al één opdracht (bij Stichting Beleven) heeft verloren. Verdachte zegt fout te zijn geweest door in te gaan op de avances van een minderjarige. Het ondergaan van een gevangenisstraf betekent voor verdachte het einde van zijn muziek- én danscarrière. De officier van justitie vindt dat verdachte de gevolgen van zijn gedrag onvoldoende aanvaardt/inziet. 10. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte in zijn hoedanigheid van dansleraar met een minderjarige leerling, gedurende langere tijd ontucht gepleegd. Door zijn handelen heeft hij niet alleen misbruik gemaakt van het in hem gestelde vertrouwen en van het overwicht dat hij als volwassene op haar had, maar heeft hij tevens ernstige inbreuk gemaakt op de licha¬melijke integriteit van het slachtoffer. 11. De verdachte heeft het ontuchtige karakter van het thans bewezenverklaarde feit erkend. De rechtbank verbindt hieraan de conclusie dat de verdachte inzicht heeft in het laakbare van zijn handelen en dat hij oog heeft voor de schade die zijn handelen bij zijn slachtoffer heeft aangericht. De mogelijkheid dat van haar kant sprake was van vrijwilligheid betekent niet dat verdachte minder strafbaar zou zijn of dat een lagere straf dient te worden opgelegd, nu het overtreden wetsartikel geschreven is ter bescherming van jeugdigen. 12. Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf met daarnaast een taakstraf als na te melden op zijn plaats. Bedoelde taakstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de Stichting Reclassering Nederland gehanteerde lijst van projectplaatsen. 13. De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Ten aanzien van de proeftijd overweegt de rechtbank dat, mede gelet op verdachtes documentatie (geen soortgelijke feiten), het recidivegevaar als bedoeld in artikel 14b, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht, onvoldoende is onderbouwd. Een proeftijd van twee jaar is derhalve passend. De rechtbank acht het niet wenselijk om als bijzondere voorwaarde verplicht contact met Stichting Reclassering Nederland op te leggen, nu verdachte heeft aangegeven niet open te staan voor een behandeling. Daarbij komt dat de reclassering in haar rapport van 15 februari 2008 stelt dat, wanneer verdachte niet openstaat voor het volgen van een groepsbehandeling, zij geen verantwoordelijkheid kan nemen voor een verplicht reclasseringscontact. Voor een onvoorwaardelijke gevangenis is naar het oordeel van de rechtbank geen ruimte in dit geval, gelet op de verstrekkende (loopbaan-)gevolgen voor verdachte. Wel is een forse werkstraf passend en geboden Vordering tot schadevergoeding 14. De benadeelde partij [slachtoffer], [adres] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 2.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het ten laste gelegde. 15. De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe te wijzen tot een bedrag van € 1.750,00, vermeerderd met de wettelijke rente en daarbij de maatregel tot schadevergoeding. Voor het overige verzoekt zij de vordering niet-ontvankelijk te verklaren. 16. Verdachte heeft aangegeven het gevorderde bedrag niet reëel te vinden voor de geleden schade, aangezien verdachte stelt dat hij aan [slachtoffer] geen seksueel overdraagbare aandoening (hierna: SOA) heeft overgedragen. Voorts stelt hij dat hij zelf op non-actief is gesteld door één van zijn opdrachtgevers, waardoor hij reeds schade heeft ondervonden. 17. Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. 18. De rechtbank overweegt echter dat de gevorderde immateriële schade onder meer gelegen is in het feit dat [slachtoffer] een SOA, te weten chlamydia, heeft (gehad). Het causaal verband tussen het thans bewezenverklaarde feit en de SOA is evenwel betwist door verdachte. Reeds gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende vaststaat dat sprake is van een causaal verband. Dat verdachte door optreden van één van zijn opdrachtgevers zelf schade heeft ondervonden is bij oplegging van de schadevergoeding aan [slachtoffer] niet relevant. 19. De rechtbank acht de vordering toewijsbaar tot een bedrag van € 1.000,00. Voor het overige acht zij de vordering niet eenvoudig van aard dat deze kan worden afgedaan in het stafproces. Zij verklaart de vordering voor het overige niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering voor het overige slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter. Schadevergoedingsmaatregel 20. Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemd slachtoffer. Toepasselijke wettelijke voorschriften 21. Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 245 van het Wetboek van Strafrecht. Beslissing De rechtbank: verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar. veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden. bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten: een werkstraf gedurende 150 (honderdvijftig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 75 (vijfenzeventig) dagen. veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer], [adres] van een bedrag van € 1.000,00, vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2006. verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering, aangezien deze niet zodanig eenvoudig van aard is dat deze kan worden afgedaan in het strafproces en bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering voor het overige slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], een bedrag te betalen van € 1.000,00, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 20 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt. Aldus gewezen door mrs. Kleinrensink, voorzitter, Hemrica en Hödl, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Soest, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 augustus 2008. (eindnoot 1) Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam) proces-verbaal nr. PL0641/07-206978, Team Recherche, district Achterhoek, gesloten en getekend op 3 september 2007. (eindnoot 2) Proces-verbaal van aangifte, p. 17-23.