Jurisprudentie
BD9135
Datum uitspraak2008-07-24
Datum gepubliceerd2008-08-01
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/3135 AW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-08-01
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/3135 AW
Statusgepubliceerd
Indicatie
Functieordening. Functie niet ingedeeld in het functieprofiel universitair hoofddocent (UHD), dan wel in het functieprofiel docent. Onderzoekstaak.
Uitspraak
06/3135 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante], (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 18 april 2006, 04/1271 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
het College van bestuur van de Open Universiteit Nederland (hierna: college)
Datum uitspraak: 24 juli 2008
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 juni 2008. Namens appellante is verschenen mr. H.J. Weekers, werkzaam bij ARAG Rechtsbijstand. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Stroes, advocaat te Maastricht, en dr. M.L. Hendrikse, werkzaam bij de Open Universiteit Nederland (hierna: OUN).
II. OVERWEGINGEN
1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante was werkzaam bij de OUN in de functie van universitair docent (hierna: UD) bij de sectie Internationaal en Europees Recht van de faculteit Rechtswetenschappen.
1.2. Met ingang van 1 april 2003 is een nieuw systeem van functieordenen van toepassing op medewerkers van de OUN. Dit systeem is opgenomen in een bijlage bij de CAO Nederlandse Universiteiten, getiteld Universitair Functieordenen (hierna: UFO-systeem).
1.3. Bij besluit van 15 januari 2004 heeft het college de functie van appellante op basis van het UFO-systeem met ingang van 1 april 2003 ingedeeld in het functieprofiel UD, op het functieniveau 1, zijnde het hoogste functieniveau.
Het bezwaar van appellante tegen dat besluit is bij het bestreden besluit van 14 juli 2004 ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Naar aanleiding van hetgeen partijen in hoger beroep hebben aangevoerd overweegt de Raad het volgende.
3.1. Uit het UFO-systeem volgt dat het functieordenen wordt toegepast in twee stappen. Eerst wordt voor de medewerker het functieprofiel gezocht dat het best bij zijn werk past. Een functieprofiel is een compacte beschrijving van een generieke (voorbeeld)functie. Nadat het functieprofiel is gekozen wordt de zwaarte, het niveau, van de functie bepaald. Daartoe is per functieprofiel voorzien in zogenoemde indelingscriteria. Grondslag voor de indeling zijn de door de werkgever aan de medewerker opgedragen werkzaamheden.
3.2. De Raad overweegt dat laatstelijk vóór en op 1 april 2003 aan appellante de werk-zaamheden van UD waren opgedragen zoals die zijn beschreven in de kadernotitie kwalitatieve herpositionering wetenschappelijk personeel OUN van 16 juli 1998 (hierna: kadernotitie).
3.3. Appellante heeft in hoger beroep herhaald dat haar functie ingedeeld dient te worden in het functieprofiel universitair hoofddocent (UHD), dan wel in het functieprofiel docent. Zij betwist dat het college een beroep kan doen op criteria terzake van onderzoek omdat de OUN geen wettelijke onderzoekstaak heeft. De Raad kan appellante hierin niet volgen en sluit zich aan bij het standpunt van het college dat het ontbreken van een wettelijke onderzoekstaak niet impliceert dat er in het geheel geen onderzoek zou kunnen of mogen worden gedaan door medewerkers van de OUN. De Raad wijst daarbij nog op de kadernotitie waarin is beschreven dat onderzoek noodzakelijk wordt geacht voor het op een verantwoorde wijze uitvoeren van de onderwijstaak en de vernieuwing van het onderwijs van de OUN.
3.4. Tussen partijen is ook niet in geschil dat aan appellante, overeenkomstig de functiebeschrijving UD in de kadernotitie onderzoekstaken zijn opgedragen en dat appellante overigens ook onderzoekstaken verricht. De grief van appellante dat haar functie ten onrechte niet is ingedeeld in het functieprofiel docent, kan naar het oordeel van de Raad niet slagen, nu in het functieprofiel docent, anders dan in het functieprofiel UD, geen onderzoekstaken zijn opgenomen.
3.5. Verder stelt appellante dat het college handelt in strijd met het gelijkheidsbeginsel omdat de functies van anderen in volkomen gelijke omstandigheden wel zijn ingedeeld in het functieprofiel UHD. Zij heeft daartoe met name verwezen naar de functie-indeling van de collega’s E, T en W. Het college heeft toegelicht dat E, T en W verantwoordelijk waren voor het initiëren van onderzoek, zijnde een taak die specifiek behoort bij het functieprofiel universitair hoofddocent, hetgeen heeft geleid tot publicaties. Daarnaast waren E en W, uit hoofde van hun dienstverband met de OUN, betrokken bij externe onderzoeksscholen waar zij mede vorm gaven aan het onderzoeksprogramma, hetgeen door het college ook gerekend wordt tot het initiëren van onderzoek. De Raad overweegt dat niet is gebleken dat het initiëren van onderzoek aan appellante was opgedragen en dat evenmin is gebleken dat appellante onderzoek heeft geïnitieerd. Van gelijke gevallen is derhalve geen sprake, zodat het beroep op het gelijkheidsbeginsel moet worden verworpen.
3.6. Op grond van het vorenstaande is de Raad van oordeel dat niet kan worden gezegd dat de functie van appellante niet in redelijkheid met ingang van 1 april 2003 is ingedeeld in het functieprofiel van UD.
4. Gelet op het vorenoverwogene moet de aangevallen uitspraak worden bevestigd.
5. De Raad acht tot slot geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.C.F. Talman als voorzitter en J.G. Treffers en M.C. Bruning als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van K. Moaddine als griffier, uitgesproken in het openbaar op 24 juli 2008.
(get.) J.C.F. Talman.
(get.) K. Moaddine.
HD
21.07