
Jurisprudentie
BD9131
Datum uitspraak2008-04-01
Datum gepubliceerd2008-08-04
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGemeensch. Hof van Justitie v.d. Ned. Antillen en Aruba
ZaaknummersHAR-206/07
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-08-04
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGemeensch. Hof van Justitie v.d. Ned. Antillen en Aruba
ZaaknummersHAR-206/07
Statusgepubliceerd
Indicatie
Berisping nalatigheid huisarts.
Uitspraak
Zaken over 2008 beslissing no.:
Zaak nr. HAR-206/07
Datum beslissing: 1 april 2008
HET GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Beslissing
in de zaak van:
[Klaagster].
wonende op Curaçao,
oorspronkelijk klaagster, thans appellante,
gemachtigde: mr. L.G. Pieternella,
tegen:
[Verweerder Huisarts],
wonende op Curaçao,
oorspronkelijk verweerder, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. A.L. Tjon-Kwan-Paw.
1. Het verdere procesverloop
Verwezen wordt naar de tussenbeschikking van 30 oktober 2007. De zaak is in raadkamer van het Hof nader behandeld op 28 november 2007. Tijdens die zitting zijn door het Hof twee getuigen gehoord en zijn door partijen nadere inlichtingen verstrekt. Van het verhandelde ter zitting is proces-verbaal opgemaakt. Geïntimeerde heeft ter griffie van het Hof de patiënten registratie agenda gedeponeerd. Partijen hebben vervolgens ieder een conclusie na enquête genomen. Partijen is aangezegd dat het Hof (wederom) een beschikking zal geven. De uitspraak daarvan is nader bepaald op heden.
2. De verdere beoordeling
2.1. In de tussenbeschikking van 30 oktober 2007 heeft het Hof overwogen dat geïntimeerde in hoger beroep niet langer betwist dat hij de in het geding zijnde injectie heeft gegeven. Het Hof handhaaft die overweging, nu hetgeen geïntimeerde nadien nog heeft aangevoerd niet tot een andere beschouwing noopt. Geïntimeerde kan zijn erkentenis ter zitting door zijn ontkenning bij conclusie na enquête niet meer teniet doen.
2.2. Als getuigen zijn gehoord [Getuige A] en [Getuige B], die in het tijdvak eind januari 2005 tot en met juli 2005 als doktersassistente werkzaam waren voor geïntimeerde. Getuige [Getuige B] heeft verklaard dat zij appellante meerdere malen heeft gezien, maar dat zij niet kan zeggen wanneer en ook niet hoe vaak. Voorts heeft zij verklaard dat zij de patiënten die op het spreekuur kwamen in de daarvoor bestemde agenda noteerde en vervolgens het dossier van de betreffende patiënt lichtte en op de balie legde.
2.3. Uit de inhoud van de gedeponeerde agenda blijkt dat appellante op 18 februari 2005, 28 februari 2005, 7 maart 2005 en 12 maart 2005 het spreekuur van geïntimeerde heeft bezocht. Uit het “v” teken dat telkens achter de naam van appellante in de agenda is geplaatst leidt het Hof af dat geïntimeerde appellante op die data ook werkelijk heeft gezien. In de conclusie na gehouden getuigenverhoor heeft geïntimeerde in dit verband nog het standpunt ingenomen dat het mogelijk is geweest dat appellante is gezien door een van de drie andere huisartsen, die op de poli werkzaam waren, aangezien de agenda geen persoonlijke agenda is van geïntimeerde, maar een algemene waarin de namen zijn geregistreerd van alle patiënten (dus ook de patiënten van de andere huisartsen) die in 2005 het spreekuur hebben bezocht. Daargelaten dat de getuigen hebben verklaard dat zij voor geïntimeerde werkzaam waren en zonder nadere toelichting, die niet is gegeven, niet valt in te zien dat zij daarnaast ook de patiëntenbezoeken van de andere huisartsen bijhielden en voorts daargelaten dat het niet voor de hand ligt dat appellante zich met haar klachten terstond tot een andere huisarts heeft gewend, gaat het Hof aan die stelling voorbij, nu - gelet op de waarheidsvinding - op geïntimeerde de plicht rustte deze omstandigheid in een zo vroeg mogelijk stadium van de procedure aan te voeren, hetgeen hij heeft nagelaten.
2.4. Appellante heeft er over geklaagd dat geïntimeerde is tekortgeschoten in de nazorg. Geïntimeerde heeft zich op het standpunt gesteld dat klaagster zich nimmer met klachten tot hem heeft gewend, zodat hij in de nazorg niet nalatig kan zijn geweest. Zoals reeds is geconstateerd, heeft appellante in een relatief kort tijdbestek nadat de injectie was gegeven geïntimeerde vier maal bezocht. Het kan niet anders dan dat zij bij die gelegenheden haar klachten aan geïntimeerde heeft voorgelegd. Geïntimeerde tracht blijkbaar met zijn verweer dat zulks juist niet het geval is geweest en dat appellante hem in verband met haar lichamelijke klachten als gevolg van de injectie nimmer heeft bezocht, te verdoezelen dat hij de klachten niet ernstig heeft genomen en appellante onvoldoende heeft geadviseerd en begeleid. Bij die stand van zaken moet het er voor worden gehouden dat geïntimeerde na de door hem gegeven injectie ernstig tekort is geschoten in zorg en onvoldoende adequaat heeft gereageerd op tot hem gerichte verzoeken om medische hulp. Op grond daarvan zal aan geïntimeerde een berisping worden gegeven.
2.5. Aan de hand van de beschikbare gegevens kan het Hof niet oordelen dat geïntimeerde een foutieve injectie heeft gegeven. Dat onderdeel van de klacht is dan ook ongegrond.
4. De beslissing
Het Hof:
Legt geïntimeerde de maatregel van berisping op.
Aldus gegeven door mrs. Mezas, Polkamp en Lock, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, en ter openbare terechtzitting van het Hof op Curaçao op 1 april 2008 uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.