Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD9120

Datum uitspraak2008-07-29
Datum gepubliceerd2008-08-01
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/2987 WWB
Statusgepubliceerd


Indicatie

Afwijzing aanvraag bijstand: onvoldoende inlichtingen verstrekt om het recht op bijstand te kunnen vaststellen; onvoldoende inzicht verschaft in de besteding van de opbrengst van de verkoop van de activa van de B.V. Weigerachtige (voormalige) administrateur.


Uitspraak

07/2987 WWB Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [appellant] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 6 april 2007, 06/4063 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiden (hierna: College) Datum uitspraak: 29 juli 2008 I. PROCESVERLOOP Namens appellant heeft mr. M.G. Evers, advocaat te Leiden, hoger beroep ingesteld. Het College heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 juli 2008. Appellant is niet verschenen. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door E. Waasdorp, werkzaam bij de gemeente Leiden. II. OVERWEGINGEN 1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden. 1.1. Appellant exploiteerde vanaf 1995 een pizzeria te Zandvoort. In 2002 is deze onderneming ingebracht in een besloten vennootschap genaamd [naam BV], waarvan appellant de enige aandeelhouder is. Per 1 februari 2005 zijn de activa van de onderneming voor een bedrag van € 35.000,-- verkocht aan een derde. 1.2. Op 13 mei 2005 heeft appellant een aanvraag om een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend. Bij brieven van 6 juni 2005 en 17 juni 2005 heeft het College hem om een aantal gegevens gevraagd, waaronder de jaarcijfers over 2004 en 2005, de balans per 1 februari 2005 en een toelichting op de besteding van de koopsom. Bij besluit van 16 augustus 2005, na bezwaar gehandhaafd bij het bestreden besluit van 4 april 2006, heeft het College voor zover thans nog van belang de aanvraag om bijstand afgewezen op grond van de overweging dat appellant onvoldoende inlichtingen heeft verstrekt om het recht op bijstand te kunnen vaststellen. 2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant ongegrond verklaard. 3. Naar aanleiding van hetgeen in hoger beroep is aangevoerd, overweegt de Raad als volgt. 3.1. Volgens vaste rechtspraak van de Raad vormt het niet of in onvoldoende mate voldoen aan de inlichtingenverplichting als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de WWB in samenhang met artikel 11, eerste lid, van de WWB een rechtsgrond voor weigering dan wel beëindiging van de bijstand, wanneer door die schending het recht op bijstand niet of niet langer kan worden vastgesteld. 3.2. Niet in geschil is dat het College zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de hierboven genoemde gegevens noodzakelijk zijn voor de beoordeling van het recht op bijstand. 3.3. Vaststaat dat appellant de jaarcijfers en de balans niet heeft overgelegd. Hij heeft aangevoerd daartoe niet in staat te zijn omdat hij is aangewezen op de medewerking van zijn (voormalige) administrateur [naam administrateur], (hierna: [de administrateur]) tevens enig bestuurder van de B.V., die deze medewerking weigert, althans daaraan financiële voorwaarden verbindt waaraan appellant niet kan voldoen. De Raad is echter, met het College, van oordeel dat de weigerachtigheid van [de administrateur] wat daarvan verder zij voor rekening en risico van appellant dient te komen. Het betreft hier een persoon die door appellant zelf is ingeschakeld voor het behartigen van zijn belangen. 3.4. Evenmin heeft appellant voldoende inzicht verschaft in de besteding van de opbrengst van de verkoop van de activa van de B.V.. De in beroep alsnog overgelegde verklaring van [de administrateur] van 5 juni 2006 is daarvoor naar het oordeel van de Raad te vaag en te weinig concludent. Ook hier geldt dat de handelwijze van [de administrateur] voor rekening en risico van appellant moet worden gelaten. 3.5. Gelet op het vorenstaande heeft het College zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat appellant niet heeft voldaan aan de inlichtingenverplichting bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de WWB en dat als gevolg daarvan niet kan worden vastgesteld of en, zo ja, in welke mate appellant verkeerde in omstandigheden als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van die wet. In hoeverre appellant de overige aan hem gevraagde inlichtingen naar behoren heeft verstrekt, kan daarbij in het midden blijven. 3.6. Het hoger beroep treft dus geen doel. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking. 3.7. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door Th.C. van Sloten als voorzitter en A.B.J. van der Ham en R. Kooper als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van N.L.E.M. Bynoe als griffier, uitgesproken in het openbaar op 29 juli 2008. (get.) Th.C. van Sloten. (get.) N.L.E.M. Bynoe. OA