Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD9102

Datum uitspraak2008-06-17
Datum gepubliceerd2008-08-01
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureRaadkamer
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersK08/0070
Statusgepubliceerd


Indicatie

Klacht ex artikel 12 Sv.; art. 272 Sr. Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat, toen beklaagde de informatie die door (betrokkene 1) op 20 november 2007 naar voren was gebracht, op 22 november 2007 ten overstaan van de heren (betrokkene 2) en (betrokkene 3) andermaal naar voren bracht en op 23 november 2007 in een persbericht opnam c.q. deed opnemen, de bedoelde informatie niet langer geheim was. Voor schending van het ambtsgeheim acht het hof derhalve onvoldoende aanwijzingen in het dossier aanwezig.


Uitspraak

K08/0070 GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH Beschikking van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 17 juni 2008 inzake het beklag ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering van: (klager), wonende te Maastricht, hierna te noemen: klager, te dezer zake domicilie kiezende ten kantore van mr. R.H.M. Wagemans, advocaat te Maastricht, over de beslissing van de officier van justitie te Roermond tot het niet vervolgen van: (beklaagde), wonende te Maastricht, hierna te noemen: beklaagde, wegens schending van het ambtsgeheim, smaad, laster, overtreding van artikel 8 juncto 9 Wet Bescherming Persoonsgegevens en overtreding van artikel 124 van het Wetboek van Strafrecht. De feitelijke gang van zaken. Op 29 november 2007 is namens klager aangifte gedaan van schending van het ambtsgeheim, smaad, laster, overtreding van artikel 8 juncto 9 Wet Bescherming Persoonsgegevens en overtreding van artikel 124 van het Wetboek van Strafrecht, beweerdelijk jegens hem gepleegd door beklaagde. Op 21 december 2007 is door de plaatsvervangend hoofdofficier van justitie te Roermond aan klager bericht dat de zaak niet zal worden vervolgd omdat niet is gebleken dat enig strafbaar feit is gepleegd. Hierop is namens klager bij schrijven van 20 februari 2008 een klaagschrift ingediend bij het hof, ingekomen ter griffie van het hof op 20 februari 2008, met het verzoek de vervolging te bevelen. De advocaat-generaal heeft in het schriftelijk verslag van 19 maart 2008 het hof geraden het beklag af te wijzen. Op 20 mei 2008 is het klaagschrift in raadkamer van het hof behandeld in aanwezigheid van klager en zijn advocaat. De advocaat-generaal heeft verklaard te persisteren bij het schriftelijk verslag. De beoordeling. Namens klager is aangifte gedaan van diverse strafbare feiten, beweerdelijk gepleegd door beklaagde, wethouder van de gemeente Maastricht. Klager is fractievoorzitter van het CDA in de gemeenteraad van Maastricht geweest, maar op aandringen van onder anderen beklaagde opgestapt omdat hij grote schulden zou hebben, onder meer vanwege niet betaalde belastingen, waardoor klagers positie precair is geworden. Tijdens een gesprek op 20 november 2007 tussen de burgemeester van Maastricht, (betrokkene 1), en leden van de CDA-fractie te Maastricht, in aanwezigheid van klager, heeft (betrokkene 1) mededelingen gedaan over de schuldenlast van klager. Daarbij heeft (betrokkene 1) onder meer opgemerkt dat de situatie was verergerd en dat de oorspronkelijke schulden aanzienlijk waren toegenomen. Bovendien zou er een dwangbevel liggen ter zake van achterstallige gemeentelijke belastingen, aldus (betrokkene 1). Beklaagde heeft op 22 november 2007, in het bijzijn van klager, tegen de heren (betrokkene 2) en (betrokkene 3), beiden niet aanwezig bij de eerder genoemde bijeenkomst, mededelingen gedaan omtrent de belastinggegevens van klager, onder meer dat uit onderzoek naar de belastinggegevens van klager was gebleken dat “het er niet goed uitziet”. Vervolgens heeft de CDA-fractie in samenwerking met beklaagde op 23 november 2007 een persbericht uitgedaan waarin werd aangegeven dat klager niet langer deel uitmaakte van de fractie, onder meer omdat klager schulden heeft die niet alleen hoog zijn, maar ook betrekking hebben op belastingschulden die eerst na aanmaningen, dwangbevelen en loonbeslagen betaalbaar werden gesteld. Blijkens zijn aangifte stelt klager dat beklaagde zich, door mededelingen te doen over klagers schuldenpositie, schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht (schending van het ambtsgeheim), smaad en laster en overtreding van artikel 8 juncto 9 Wet Bescherming Persoonsgegevens. Klager stelt voorts dat beklaagde zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 124 van het Wetboek van Strafrecht door klager te hinderen in de uitoefening van zijn functie als gemeenteraadslid. Namens beklaagde is gesteld dat hij op 22 november 2007, in het bijzijn van klager, tegen de heren (betrokkene 2) en (betrokkene 3) enkel mededelingen heeft gedaan omtrent de schuldenpositie en het betalingsgedrag van klager in relatie tot zijn politieke geloofwaardigheid. Het betrof volgens beklaagde een persoonlijk onderhoud tussen klager en beklaagde, in het bijzijn van twee bemiddelaars, de heren (betrokkene 2) en (betrokkene 3). Beklaagde stelt dat hij geen enkel inhoudelijk gegeven ter sprake heeft gebracht. Tevens stelt beklaagde dat hij geen geheime informatie ter sprake heeft gebracht. Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat, toen beklaagde de informatie die door (betrokkene 1) op 20 november 2007 naar voren was gebracht, op 22 november 2007 ten overstaan van de heren (betrokkene 2) en (betrokkene 3) andermaal naar voren bracht en op 23 november 2007 in een persbericht opnam c.q. deed opnemen, de bedoelde informatie niet langer geheim was. Voor schending van het ambtsgeheim acht het hof derhalve onvoldoende aanwijzingen in het dossier aanwezig. Naar het oordeel van het hof bevat het dossier evenmin aanwijzingen voor smaad en/of laster, nu de gewraakte uitlatingen naar de inhoud en wijze waarop deze door beklaagde naar voren zijn gebracht niet geacht kunnen worden te zijn gedaan met de bedoeling klager te beledigen. Voor zover klager heeft bedoeld te zeggen dat beklaagde zich door schending van artikel 8 juncto 9 van de Wet Bescherming Persoonsgegevens aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, geeft zulks blijk van een onjuiste rechtsopvatting, aangezien overtreding van genoemde artikelen blijkens artikel 75 van genoemde wet geen strafbare feiten oplevert. Nu voorts het dossier geen aanwijzingen bevat dat beklaagde gebruik heeft gemaakt van geweld of bedreiging met geweld, kan naar het oordeel van het hof van overtreding van artikel 124 van het Wetboek van Strafrecht geen sprake zijn. Gelet op het vorenstaande dient het beklag te worden afgewezen. De beslissing. Het hof wijst het beklag af. Aldus gegeven door mr. P.A.M. Hendriks, als voorzitter, mr. G.A.M. Stevens en mr. F.J.M. Walstock, als raadsheer, in tegenwoordigheid van mr. R.J. Gras, als griffier. op 17 juni 2008. Mr. Stevens is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.