Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD9097

Datum uitspraak2008-04-08
Datum gepubliceerd2008-08-01
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureRaadkamer
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersK07/0326
Statusgepubliceerd


Indicatie

Klacht ex artikel 12 Sv.; art. 5 WVW 1994 Nu het hof – doordat beklaagde zonder opgaaf van redenen niet in raadkamer is verschenen – niet heeft kunnen vaststellen of het handelen van beklaagde had gepast binnen een juiste uitoefening van zijn functie, ziet het hof, gelet op het beweerdelijk gepleegde strafbare feit en de zich in het dossier bevindende aanwijzingen, aanleiding om het beklag gegrond te verklaren en de vervolging van beklaagde te bevelen, ter zake van overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.


Uitspraak

K07/0326 GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH Beschikking van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 8 april 2008 inzake het beklag ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering van: (klager), wonende te Oosterhout, hierna te noemen: klager, te dezer zake bijgestaan door zijn gemachtigde, (gemachtigde), over de beslissing van de officier van justitie te Breda tot het niet vervolgen van: (beklaagde), woonplaats kiezende bij de politie te Geertruidenberg, hierna te noemen: beklaagde, wegens overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. De feitelijke gang van zaken. Op 6 oktober 2006 heeft klager aangifte gedaan van het aanrijden van zijn minderjarige zoon (zoon) door beklaagde. Op 11 oktober 2006 is door de teamchef van de politie Midden en West Brabant aan klager bericht dat de zaak niet zal worden vervolgd wegens onvoldoende bewijs. Hierop heeft klager bij schrijven van 6 juli 2007 een klaagschrift ingediend bij het hof, ingekomen ter griffie van het hof op 9 juli 2007, met het verzoek de vervolging te bevelen. De advocaat-generaal heeft in het schriftelijk verslag van 12 oktober 2007 het hof geraden het beklag af te wijzen. Op 15 januari 2008 is het klaagschrift in raadkamer van het hof behandeld in aanwezigheid van klager en zijn gemachtigde. Bij tussenbeschikking van 12 februari 2008 heeft het hof besloten beklaagde op te roepen teneinde hem in raadkamer te horen. Op 11 maart 2008 is het klaagschrift in raadkamer van het hof behandeld. Beklaagde is, met kennisgeving daarvan maar zonder opgaaf van redenen, niet verschenen. De advocaat-generaal heeft het hof geraden beklaagde nogmaals op te roepen om te worden gehoord en zich overigens niet verzet tegen vervolging van beklaagde. De beoordeling. Klager heeft aangifte gedaan namens zijn minderjarige zoon (zoon) (geboren op 29 juni 1990) van het veroorzaken van een verkeersongeval door beklaagde, politieambtenaar, als gevolg waarvan (zoon) schade aan zijn bromfiets en helm en licht letsel heeft opgelopen. (zoon) heeft verklaard dat hij op zijn bromfiets reed en linksaf sloeg om een fietspad ter linkerzijde van de weg in te slaan, toen hij op de helft voor het tegemoetkomende verkeer van achteren door een politieauto werd aangereden. Hij ontkent de politieauto eerder al te hebben gezien. Beklaagde, politieambtenaar, heeft tegenover de politie verklaard dat hij de bromfiets volgde om de bijrijder aan te spreken op het niet dragen van een helm. Beklaagde wilde naast de bromfietser komen om hem een stopteken te geven, maar na een inhaalmanoeuvre – waarbij door beklaagde over een doorgetrokken streep is gereden – sloeg de bromfiets linksaf. Beklaagde heeft gesteld dat hij een aanrijding niet meer kon voorkomen. Nu het hof – doordat beklaagde zonder opgaaf van redenen niet in raadkamer is verschenen – niet heeft kunnen vaststellen of het handelen van beklaagde had gepast binnen een juiste uitoefening van zijn functie, ziet het hof, gelet op het beweerdelijk gepleegde strafbare feit en de zich in het dossier bevindende aanwijzingen, aanleiding om het beklag gegrond te verklaren en de vervolging van beklaagde te bevelen, ter zake van overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. De beslissing. Het hof verklaart het beklag gegrond en beveelt de vervolging van beklaagde ter zake van overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. Aldus gegeven door mr. P.A.M. Hendriks, als voorzitter, mr. G.A.M. Stevens en mr. F.J.M. Walstock, als raadsheer, in tegenwoordigheid van mr. R.J. Gras, als griffier. op 8 april 2008.