
Jurisprudentie
BD9092
Datum uitspraak2008-02-12
Datum gepubliceerd2008-08-01
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureRaadkamer
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersK07/0186
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-08-01
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureRaadkamer
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersK07/0186
Statusgepubliceerd
Indicatie
Klacht ex artikel 12 Sv.
Het hof acht begrijpelijk dat klager zich als gevolg van de door beklaagde geuite bedreigingen zeer angstig heeft gevoeld. Op zich had een vervolging wegens bedreiging tot de mogelijkheden behoord, maar of het tot een veroordeling gekomen was staat niet vast, nu aannemelijk is dat beklaagde geheel of gedeeltelijk gehandeld heeft in een toestand van psychose.
Nu beklaagde in raadkamer heeft verklaard dat hij inziet dat hij deskundige hulp nodig heeft (hij heeft zich op vrijwillige basis laten opnemen in ’t Hooghuys) en hij blijk gegeven heeft van spijt van het gedrag jegens zijn vader, acht het hof vervolging van beklaagde voor deze zaak niet opportuun. Niet uit te sluiten valt dat beklaagde in eventuele toekomstige gevallen wel degelijk vervolgd zal worden en het hof acht een waarschuwing aan beklaagde dan ook zeker op zijn plaats.
Uitspraak
K07/0186
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Beschikking van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 12 februari 2008 inzake het beklag ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering van:
(klager),
wonende te Hoeven,
hierna te noemen: klager,
over de beslissing van de officier van justitie te Breda tot het niet vervolgen van:
(beklaagde),
wonende te Etten-Leur,
hierna te noemen: beklaagde,
wegens bedreiging.
De feitelijke gang van zaken.
Op 23 februari 2007 heeft klager aangifte gedaan van bedreiging, beweerdelijk jegens hem gepleegd door beklaagde.
Op 17 maart 2007 is namens de officier van justitie aan klager bericht dat de zaak niet zal worden vervolgd omdat er onvoldoende aanknopingspunten zijn voor verder onderzoek.
Hierop heeft klager bij schrijven van 23 april 2007 een klaagschrift ingediend bij het hof, ingekomen ter griffie van het hof op 23 april 2007, met het verzoek de vervolging te bevelen.
De advocaat-generaal heeft in het schriftelijk verslag van 18 juni 2007 het hof geraden het beklag af te wijzen.
Op 28 augustus 2007 is het klaagschrift in raadkamer van het hof behandeld in aanwezigheid van klager.
Bij tussenbeschikking van 11 september 2007 heeft het hof besloten de behandelend psychiater van beklaagde op te roepen om hem als getuige-deskundige in raadkamer te horen.
Op 20 november 2007 is het klaagschrift in raadkamer van het hof behandeld in aanwezigheid van de heer (naam), psychiater bij de instelling waar beklaagde opgenomen is.
Het hof heeft op 20 november 2007 besloten beklaagde op te roepen om te worden gehoord.
Op 12 februari 2008 is het klaagschrift in raadkamer van het hof behandeld in aanwezigheid van beklaagde.
De advocaat-generaal heeft verklaard te persisteren bij het schriftelijk verslag.
De beoordeling.
Klager stelt door beklaagde (zijn zoon) meermaals te zijn bedreigd. Klager stelt bang te zijn omdat hij niet weet wat er nog gaat gebeuren. In het dossier bevindt zich een verklaring van de huisarts van klager van 27 februari 2007 waarin deze schrijft aan de psychiater bij wie beklaagde onder behandeling is, dat klager met langdurige angstklachten en/of posttraumatische stress te kampen heeft als gevolg van de bedreigingen door beklaagde.
Beklaagde, onder behandeling bij de GGZ-instelling ’t Hooghuys te Etten-Leur, is in raadkamer van het hof gehoord. Hij heeft verklaard dat hij de dreigementen heeft geuit tijdens een psychose en dat hij het zo niet bedoeld heeft. Hij heeft verklaard geen hekel aan klager te hebben en geen bezwaar te hebben tegen herstel van het contact tussen hem en klager. Beklaagde merkt op dat zijn gedrag niet goed te praten valt, maar dat hij er wel spijt van heeft.
Het hof acht begrijpelijk dat klager zich als gevolg van de door beklaagde geuite bedreigingen zeer angstig heeft gevoeld. Op zich had een vervolging wegens bedreiging tot de mogelijkheden behoord, maar of het tot een veroordeling gekomen was staat niet vast, nu aannemelijk is dat beklaagde geheel of gedeeltelijk gehandeld heeft in een toestand van psychose.
Nu beklaagde in raadkamer heeft verklaard dat hij inziet dat hij deskundige hulp nodig heeft (hij heeft zich op vrijwillige basis laten opnemen in ’t Hooghuys) en hij blijk gegeven heeft van spijt van het gedrag jegens zijn vader, acht het hof vervolging van beklaagde voor deze zaak niet opportuun. Niet uit te sluiten valt dat beklaagde in eventuele toekomstige gevallen wel degelijk vervolgd zal worden en het hof acht een waarschuwing aan beklaagde dan ook zeker op zijn plaats.
Gelet op het vorenstaande dient het beklag te worden afgewezen.
De beslissing.
Het hof wijst het beklag af.
Aldus gegeven door
mr. P.A.M. Hendriks, als voorzitter,
mr. M.J.C. van Kamp en mr. A.J.W.M. Jurgens, als raadsheer,
in tegenwoordigheid van mr. R.J. Gras, als griffier.
op 12 februari 2008.
Mr. Jurgens is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.