Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD9086

Datum uitspraak2008-07-31
Datum gepubliceerd2008-07-31
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureRaadkamer
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers08/945
Statusgepubliceerd


Indicatie

De meervoudige raadkamer van de rechtbank Haarlem verklaart een klaagschrift tegen onthouding van stukken (art. 32 Sv) ongegrond, aangezien onthouding van bepaalde stukken in de huidige stand van de zaak - verdachte bevindt zich in overleveringsdetentie in het buitenland - naar het oordeel van de rechtbank geen nadelige invloed heeft op de eerlijkheid van het onderzoek ter terechtzitting.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM Sector Strafrecht Locatie Haarlem Meervoudige raadkamer Registratienummer: 08/945 Datum beslissing: 31 juli 2008 Beschikking (art. 32 Sv) 1. Ontstaan en loop van de procedure Op 17 juli 2008 is op de griffie van de rechtbank Haarlem ingekomen een bezwaarschrift, gedateerd 16 juli 2008, van mr. P. Vandemeulebroucke, advocaat en gemachtigde van [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1970 te [geboorteplaats] (België), thans verblijvende in de gevangenis te Antwerpen domicilie kiezende te Antwerpen, [adres], ten kantore van mr. P. Vandemeulebroucke, voornoemd. Het bezwaarschrift is gericht tegen de weigering van de officier van justitie neergelegd in de brieven van 03 en 07 juli 2008 om de stukken in het onderzoek “[onderzoek]” aan de raadsman te verstrekken. Op 23 juli 2008 is dit bezwaarschrift in raadkamer behandeld. Voor verdachte zijn verschenen mr. P. Vandemeulebroucke, voornoemd en mr. W.J. Beks, advocaat te Doorn. Tevens was aanwezig de officier van justitie mr. J. van Luijn. Van het verhandelde in raadkamer is afzonderlijk proces-verbaal gemaakt. De inhoud daarvan wordt als hier ingelast beschouwd. 2. Beoordeling 2.1 Standpunten raadsman en officier van justitie De raadsman van verdachte heeft de bezwaren aldus toegelicht dat zijn cliënt recht heeft op kennisname van het dossier, aangezien hij verdachte is in de zaak ‘[onderzoek]’. Zijn cliënt is in België aangehouden op grond van een Europees arrestatiebevel. De officier van justitie heeft bij brieven van 03 en 07 juli 2008 geweigerd om de stukken van het onderzoek [onderzoek] te verstrekken. De raadsman acht schending van de artikelen 5 en 6 van het EVRM aan de orde omdat de verdediging door het onthouden van de stukken in haar belangen is geschaad. De officier van justitie heeft de bezwaren ongegrond geacht, omdat er nog geen sprake is van een ‘criminal charge’. Het strafrechtelijk onderzoek tegen verdachte [verdachte] bevindt zich thans in een stadium dat is gelijk te stellen met de aanhouding in Nederland voor een bepaald strafbaar feit, zo heeft de officier van justitie betoogd. De stukken van het dossier hoeven daarom (nog) niet aan de raadsman worden verstrekt. 2.2. Oordeel van de rechtbank Bij de beoordeling van het bezwaarschrift dient te worden vooropgesteld dat in dit stadium van de procedure, nu bezwaarde, hierna te noemen verdachte [verdachte], zich nog in overleveringsdetentie in België bevindt, de vraag of er sprake is van schending van artikel 5 EVRM, als door de raadsman betoogd, ter beoordeling staat van de Belgische rechter. Ter beoordeling van de Nederlandse strafrechter staat slechts de vraag of er ten aanzien van verdachte sprake is van schending van zijn recht op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 EVRM door onthouding van het dossier, waarmee de raadsman kennelijk bedoelt het gehele tot dusver opgemaakte dossier in de zaak [onderzoek], in dit stadium van het voorbereidend onderzoek tegen verdachte. Bij de beoordeling van die vraag dient als uitgangspunt te worden genomen dat de officier van justitie pas gehouden is aan (de raadsman van) een verdachte de van zijn strafdossier deel uitmakende stukken - waarvan hem de kennisneming niet op de voet van artikel 30, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering (Sv) is onthouden - ter beschikking te stellen, wanneer er sprake is van een “criminal charge” als bedoeld in artikel 6 van het EVRM. Daarvan kan al sprake zijn gedurende het voorbereidende onderzoek als bedoeld in artikel 30 Sv. Het standpunt van de officier van justitie dat zij zich verzet tegen het verstrekken van het dossier zolang de verdachte nog niet is gehoord met betrekking tot de verdenking inzake het mede tegen hem lopende onderzoek is dan ook, zo algemeen gesteld, onjuist. Als uitgangspunt blijft echter wel gelden dat het de officier van justitie is die bepaalt welke stukken deel uitmaken van het strafdossier tegen een bepaalde verdachte en dat pas bij de inhoudelijke behandeling van een strafzaak alle in belastende en ontlastende zin van belang zijnde stukken deel moeten uitmaken van het strafdossier van een verdachte. Daarbij verdient opmerking dat voor de vraag welke stukken deel moeten uitmaken van het strafdossier van een verdachte van belang is in welk stadium het strafrechtelijk onderzoek zich bevindt en welke stukken noodzakelijk zijn voor een door de strafrechter in de zaak te nemen beslissing. Belangrijkste criterium daarbij is dat onthouding van bepaalde stukken in enig stadium van het strafrechtelijk onderzoek tegen een verdachte geen nadelige invloed mag hebben op de eerlijkheid van het onderzoek ter terechtzitting. Voor zover de raadsman heeft willen betogen dat hem en verdachte thans de kennisneming van het totale thans beschikbare dossier in de zaak [onderzoek] niet mag worden onthouden, ziet het betoog er aan voorbij dat bij het onderzoek ter terechtzitting slechts die stukken ter beschikking van de verdediging behoeven te zijn, die van belang kunnen zijn voor enige in de strafzaak tegen verdachte te nemen beslissing. De rechtbank zal zich daarom bij de beoordeling van het bezwaarschrift tot vorenbedoelde stukken uit het dossier [onderzoek] beperken. Het hiervoor genoemde criterium in aanmerking genomen komt de rechtbank tot het oordeel dat de stukken in het onderzoek [onderzoek], voor zover die voor de uiteindelijke beoordeling van de op verdachte betrekking hebbende strafzaak van belang zijn, thans nog niet ter beschikking behoeven te worden gesteld, zoals door de verdachte [verdachte] verzocht. Verdachte bevindt zich immers nog in het buitenland in overleveringsdetentie en is in Nederland nog niet over de verdenking gehoord, zodat zelfs nog niet vast staat of verdachte vervolgd gaat worden en, zo dat wel het geval is, op welke feiten die vervolging betrekking zal hebben. Daarbij verdient allereerst nog opmerking dat niet is gesteld of gebleken voor welke in het kader van de strafzaak thans te nemen beslissing de stukken, waarvan kennisneming wordt verlangd, van belang zijn. Voorts verdient opmerking dat ook niet is gesteld of gebleken dat zich in het dossier [onderzoek] stukken bevinden waarvan de kennisneming verdachte op de voet van artikel 31 Sv niet mogen worden onthouden. De officier justitie van heeft de verstrekking van stukken van het onderzoek [onderzoek] derhalve kunnen weigeren, zij het op andere gronden dan door haar aangevoerd. Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het bezwaarschrift ongegrond is. 3. Beslissing De raadkamer: Verklaart het bezwaar ongegrond. 4. Samenstelling raadkamer en uitspraakdatum Deze beschikking is gegeven op 31 juli 2008 door mr. M.A.E. de Jong-Overtoom, voorzitter, mrs. A.E. Patijn en T. de Hek, rechters, in tegenwoordigheid van R. Boekel, griffier.