Jurisprudentie
BD9074
Datum uitspraak2008-07-31
Datum gepubliceerd2008-07-31
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09/610206-08
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-07-31
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09/610206-08
Statusgepubliceerd
Indicatie
Trambestuurder van HTM vrijgesproken die terecht stond voor het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij een voetganger om het leven is gekomen. Het ongeval deed zich voor op 22 februari 2007 ter hoogte van de tramhalte Hobbemaplein. De rechtbank komt tot de conclusie dat in deze zaak sprake is van een tragisch ongeval.
Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/610206-08
's-Gravenhage, 31 juli 2008
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [plaats] ([land]) op [datum] 1953,
adres: [adres].
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 23 juli 2008.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr J. Schep, advocaat te Apeldoorn, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr P.A. Willemse heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis, waarvan 90 uren, subsidiair 45 dagen vervangende hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De tenlastelegging.
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A1.
Vrijspraak.
Verdachte is in dienst als trambestuurder bij de HTM. Ten tijde van de hem verweten gedraging bestuurde verdachte tram 12. Het verkeersongeval, waarbij een voetganger om het leven is gekomen, heeft plaatsgevonden ter hoogte van de tramhalte Hobbemaplein.
Vaststaat dat naast verdachte een collega stond. Voorts staat vast dat verdachte op enig moment vóór het bereiken van de halte Hobbemaplein al rijdende een rammelende sleutel heeft verplaatst. Tevens staat vast dat verdachte, op het moment dat hij het slachtoffer zag, gelet op de remweg van de tram niet meer in staat was een aanrijding te voorkomen.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld. Verdachte heeft volgens de officier van justitie bij het naderen van de halte Hobbemaplein onvoldoende aandacht gehad voor de verkeersituatie ter plekke. Verdachte heeft al rijdende gereedschap gepakt en hij was afgeleid. Voorts had hij zijn ogen niet gericht op het spoor, maar keek hij naar rechts. Verdachte was bekend met het traject en had moeten anticiperen op de veel gebruikte, niet-officiële, oversteekplaats over het tramspoor door zijn snelheid eerder te minderen. Door de wijze waarop verdachte reed, was het onmogelijk de tram tijdig tot stilstand te brengen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet vast is komen te staan dat verdachte, toen hij met de tram het perron tot op enkele meters was genaderd, in gesprek was met zijn collega en dat hij daardoor was afgeleid.
De omstandigheid dat verdachte al rijdend een sleutel heeft verplaatst kan niet leiden tot de conclusie dat verdachte onvoldoende aandacht heeft gehad voor de verkeerssituatie ter plaatse, omdat niet duidelijk is hoeveel meter voor de aanrijding verdachte deze handeling heeft voltooid. De verklaring van getuige [A] biedt daarvoor onvoldoende aanknopingspunten. Een causaal verband tussen de aanrijding en het verplaatsen van de sleutel ontbreekt derhalve.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij naar rechts keek toen hij naar de tramhalte reed. Dit was volgens hem noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de tram op de juiste plaats tot stilstand zou komen. Tevens moest verdachte, gelet op de drukte, rekening houden met de op het perron aanwezige personen. De rechtbank acht deze verklaring aannemelijk. In het licht van deze verklaring merkt de rechtbank het kijken naar rechts niet aan als aanmerkelijk onvoorzichtig handelen.
Evenmin is gebleken dat verdachte onvoldoende heeft geanticipeerd op de niet-officiële oversteekplaats over de trambaan door te laat zijn snelheid te minderen, nog daargelaten dat deze omstandigheid niet expliciet in de tenlastelegging is opgenomen en als zodanig niet kan dienen ter feitelijke onderbouwing van het ten laste gelegde aanmerkelijk onvoorzichtig handelen. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de naderingssnelheid van de tram onvoldoende vast is komen te staan.
Bovendien kan op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting niet worden vastgesteld tot op welke hoogte ten opzichte van het perron de tram was genaderd, toen het slachtoffer de trambaan opstapte. Indien er met verdachte vanuit moet worden gegaan dat verdachte het perron aan zijn rechterzijde al tot enkele meters was genaderd, had verdachte een aanrijding niet meer kunnen voorkomen, in aanmerking genomen dat de tram een remweg heeft van ongeveer acht meter bij een naderingssnelheid van 15 à 20 km/u, die verdachte zegt te hebben aangehouden. De gang van zaken laat geen andere conclusie toe dan dat in deze zaak sprake is van een tragisch ongeval.
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen acht hetgeen verdachte bij dagvaarding onder 1 primair is ten laste gelegd. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het hem primair ten laste gelegde.
Nu het subsidiair ten laste gelegde berust op dezelfde gedragingen als het primair ten laste gelegde, acht de rechtbank op grond van voormelde overwegingen ook dit feit niet wettig en overtuigend bewezen, zodat zij verdachte van het subsidiair ten laste gelegde zal vrijspreken.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. O. van der Burg, voorzitter,
M.E. Honée en N. Van der Putten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.H. Tjokrojoso, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 augustus 2008.
Mr M. Honée is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.