
Jurisprudentie
BD9073
Datum uitspraak2008-07-24
Datum gepubliceerd2008-07-31
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers401696 / KG ZA 08-1247 SR/MG
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-07-31
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers401696 / KG ZA 08-1247 SR/MG
Statusgepubliceerd
Indicatie
Vordering toelaten tot de opleiding geneeskunde wordt in kort geding afgewezen.
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 401696 / KG ZA 08-1247 SR/MG
Vonnis in kort geding van 24 juli 2008
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser bij dagvaarding van 3 juli 2008,
procureur mr. C.J. Blauw,
advocaat mr. M. van Olden te Haarlem,
tegen
het publiekrechtelijk lichaam
UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde, volgens partijen in persoon verschenen,
woordvoerder mr. W. van Zanen.
Partijen zullen hierna [eiser] en de UvA worden genoemd.
1. De procedure
Ter terechtzitting van 9 juli 2008 heeft [eiser] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding, met dien verstande dat hij zijn eis overeenkomstig de eveneens in fotokopie aan dit vonnis gehechte akte heeft aangevuld. De UvA heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
2. De feiten
2.1. Voor het studiejaar 2008-2009 bestaat voor de studie geneeskunde aan de UvA een centrale en decentrale wijze van selecteren van studenten. De centrale selectie, uitgevoerd door de IB-Groep, bestaat uit een gewogen loting, waarbij degenen die een gemiddeld eindexamencijfer hebben behaald van een acht of hoger hoe dan ook worden geplaatst. De decentrale selectie wordt per universiteit ingevuld. Voor de UvA geldt dat drie toetsen worden afgenomen en dat daarnaast een Curriculum Vitae (CV) dient te worden ingeleverd, waarna een weging plaatsvindt.
2.2. In het voorjaar van 2008 heeft [eiser] zich aangemeld voor de decentrale selectie bij de UvA. Hierbij heeft hij zijn CV overgelegd met, voor zover hier van belang, de volgende inhoud:
“Werkervaring
(…) 2006-heden Onderzoeksassistent aan afdeling Vasculaire Geneeskunde, Academisch Medisch Centrum, Amsterdam
Wetenschappelijk onderzoek
Supervisie: [persoon1]/[persoon2]/[persoon3]
(…) * Laboratoriumonderzoek naar de vervormbaarheid en aggregatie van erytrocyten bij cholesterol verlagende therapie met statines in patiënten met Familiaire Hypercholesterolemie. (…)
Co-schappen en stages
01/2007 Verpleeghulpstage, Cardiac Care afdeling, Great Ormond Street Hospital for Children, Londen, Verenigd Koninkrijk op uitnodiging en onder supervisie van [persoon4].”
2.3. Over de decentrale selectie 2008 heeft de afdeling Onderwijs & Studentzaken van de UvA een toelichting opgesteld, dat als volgt luidt:
“De tweede ronde van de decentrale selectie op 2 en 5 juni 2008 bestond uit een college, een toets over het college, een sociale vaardighedentoets en het inleveren van een uitgebreid CV. Aan de tweede ronde hebben 350 kandidaten deelgenomen, waarvan er 175 zijn geselecteerd voor de opleiding Geneeskunde. De eindscore is berekend op basis van de volgende weging:
Score op de toets uit de eerste ronde: 10 %
Score op de toets over het college: 30 %
Score op de sociale vaardighedentoets 30 %
Score op het uitgebreide CV 30 %
Eindscore 100 %
De 175 kandidaten met de hoogste eindscore zijn geselecteerd.”
2.4. Bij brief van 23 juni 2008 heeft de UvA aan [eiser] bericht dat hij niet behoort tot de 175 personen die zijn geselecteerd via de decentrale selectieprocedure, omdat hij voor de kennistoets, sociale vaardighedentoets en het CV onvoldoende punten heeft gescoord om tot de 175 besten te behoren.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert, na aanvulling van eis, – samengevat – de UvA primair te gebieden om hem toe te laten tot de opleiding geneeskunde, althans hem als geselecteerde kandidaat aan de IB-Groep door te geven. Subsidiair vordert [eiser] de UvA te gebieden aan hem de vier scores en het onderliggende proefwerk dat hij heeft gemaakt af te geven. Een en ander op straffe van een dwangsom en met veroordeling van de UvA in de proceskosten.
3.2. [eiser] stelt hiertoe het volgende. Hij heeft ook in 2007 deelgenomen aan de decentrale selectie bij de UvA voor de studie geneeskunde. Hij is toen niet toegelaten tot de opleiding. In het voorjaar van 2008 heeft hij zich wederom aangemeld voor de decentrale selectie tot toelating tot de studie geneeskunde aan de UvA. Op 23 juni 2008 heeft hij bericht van de UvA ontvangen dat hij niet is toegelaten tot deze opleiding. Gezien zijn CV en de aantoonbare ervaring, zou zijn CV redelijkerwijs een van de hoogste, zo niet de hoogste, waardering van alle kandidaten moeten krijgen in de weging, zoals is bedoeld onder 2.3. Zelfs wanneer hij op een toets matig of onvoldoende zou hebben gepresteerd, dan zou zijn CV genoeg gewicht in de schaal moeten leggen om hem toe te laten. Desalniettemin is deze voorspelling niet uitgekomen als gevolg van een statistische fout of onzorgvuldigheid in de selectieprocedure. Immers, [eiser] heeft met zijn CV qua rangorde aanzienlijk hoger gescoord dan met al zijn andere onderdelen (41ste plaats), maar in de weging telt zijn CV slechts voor 14,67% mee. Daarmee komt die weging in de buurt van die van de medische toets, die voor 19,1% meetelt, maar waarbij [eiser] als nummer 205 is geëindigd. Hoewel [eiser] dus aanzienlijk hoger scoort met zijn CV dan voor de andere onderdelen komt dat niet terug in de weging. Het gekozen mechanisme maakt dat [eiser] niet of nauwelijks kan profiteren van de 30% weging voor het CV. Daar komt bij dat het, als gevolg van een subjectieve beoordeling, praktisch onmogelijk is om voor een CV een tien te halen, zodat de maximale score in principe onhaalbaar is. Ook heeft de voorzitter van de selectiecommissie aangegeven dat de toets sociale vaardigheden ongeschikt is. Het behalen van het magere aantal punten voor deze test dient dan ook in het licht van de kwaliteit van de test te worden gezien. Het getuigt niet van een zorgvuldige belangenafweging dat die score nog altijd voor 30% in de beoordeling wordt meegenomen. De UvA handelt met het hanteren van deze selectieprocedure onrechtmatig jegens [eiser], doordat hij met deze laatste afwijzing gezien zijn mogelijkheden bij de centrale selectie in feite definitief wordt uitgesloten van de opleiding geneeskunde. Aangezien op 18 juli 2008 de centrale selectie wordt uitgevoerd, waarna de plaatsen min of meer definitief worden vastgesteld, heeft [eiser] een spoedeisend belang bij toewijzing van zijn vordering.
3.3. UvA voert verweer waarop hierna, voor zover van belang, nader zal worden ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De UvA heeft allereerst aangevoerd dat [eiser] niet-ontvankelijk is in zijn vordering, nu een andere met voldoende waarborgen omklede rechtsgang openstond, zijnde bezwaar maken bij het College van Bestuur en vervolgens in beroep bij het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs. Vaststaat dat de UvA een bestuursorgaan is ingevolge artikel 1:1 lid 1 sub a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De in de brief van 23 juni 2008 gegeven beslissing is afkomstig van de ‘Voorzitter Commissie Decentrale Selectie’. Voorshands is niet zonder meer duidelijk dat deze valt aan te merken als bestuursorgaan in de zin van de Awb. [eiser] is derhalve ontvankelijk in zijn vordering.
4.2. Voorop wordt gesteld dat het aan de UvA is om het beleid aangaande de selectieprocedure te bepalen. Volgens de overgelegde notitie ‘Decentrale Selectie 2008 – UvA-AMC’ wordt de eindscore berekend op basis van een weging van de scores die de kandidaat heeft behaald op de vier onderdelen. Het is de UvA uiteraard niet toegestaan om bij de beoordeling van de vier onderdelen, alsmede bij de weging naar willekeur te handelen. Anderzijds staat slechts een marginale toetsing of het aangegeven beleid op de juiste wijze is toegepast open.
4.3. [eiser] heeft gesteld dat de selectieprocedure van de UvA wordt gekenmerkt door een statistische fout, althans onzorgvuldigheid, nu de weging van het CV in verhouding minder zwaar meetelt dan de uitkomsten van de andere onderdelen van de selectieprocedure. Voorafgaand aan de procedure is het voor een ieder duidelijk dat de selectie bestaat uit drie objectieve toetsen en één subjectieve beoordeling, te weten het CV. Teneinde te voorkomen dat het CV naar willekeur wordt beoordeeld, heeft de UvA drie personen aangewezen die alle CV’s onafhankelijk van elkaar beoordelen. Echter, het is inherent aan een subjectieve toets dat men daarvoor minder hoog kan scoren dan voor een objectieve toets. Dit regardeert echter niet alleen [eiser], maar ook alle andere kandidaten. Na het afronden van de beoordeling is gebleken dat het CV van [eiser] bij de eerste veertig van de kandidaten behoort. De selectie bestaat echter uit meerdere onderdelen. Voor de overige onderdelen heeft [eiser] aanzienlijk minder goed gescoord. Alles bij elkaar genomen heeft de gewogen selectie geleid tot een plek buiten de groep van 175 personen.
4.4. Voorts heeft [eiser] betoogd dat de UvA aan hem zou hebben bevestigd dat de sociale vaardigheidstest ongeschikt zou zijn voor de selectieprocedure. De UvA heeft daartegen aangevoerd dat de sociale vaardigheidstoets niet tot een ongewenst resultaat leidt, maar dat het nakijken daarvan een zeer arbeidsintensief karwei is, hetgeen bij een selectieprocedure van deze omvang een onwenselijke situatie oplevert. Dit laatste heeft de UvA dan ook doen besluiten om deze test met ingang van volgend jaar te vervangen door een minder arbeidsintensieve test. Dit laat de geschiktheid onverlet, aldus de UvA. Nu de UvA het standpunt van [eiser] gemotiveerd heeft betwist is in dit geding niet aannemelijk geworden dat deze toets ook daadwerkelijk ongeschikt is. Daar komt bij dat alle kandidaten die toets hebben ondergaan en ongeschiktheid van de toets niet zonder meer leidt tot toelating van [eiser] tot de opleiding geneeskunde.
4.5. Al met al moet de primaire vordering worden afgewezen.
4.6. Ook de subsidiaire vordering zal bij gebrek aan belang aan de zijde van [eiser] worden afgewezen. Hoewel pas na dagvaarding, heeft de UvA reeds alle door [eiser] gemaakte toetsen overgelegd.
4.7. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van UvA worden begroot op:
- vast recht € 254,00
Totaal € 254,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van UvA tot op heden begroot op € 254,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Sj.A. Rullmann, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.M.C. Grob, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2008.?