Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD9061

Datum uitspraak2008-06-27
Datum gepubliceerd2008-07-31
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers2200198206
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bezit kinderporno. Beroep op bewijsuitsluiting. Hof volstaat met constatering onherstelbaar verzuim in het vooronderzoek.


Uitspraak

Rolnummer: 22-001982-06 Parketnummer: 10-700127-05 Datum uitspraak: 27 juni 2008 TEGENSPRAAK Gerechtshof te 's-Gravenhage meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 24 maart 2006 in de strafzaak tegen de verdachte: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1954, [adres] Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 13 juni 2008. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht. Tenlastelegging Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd. Procesgang In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen die zullen worden gegeven door of namens Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Rotterdam, zolang deze instelling dit noodzakelijk vindt, ook indien dit inhoudt dat de verdachte een therapie bij De Waag moet volgen. Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld. Het vonnis waarvan beroep Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt. Beroep op bewijsuitsluiting Ter terechtzitting in hoger beroep is door de raadsman van de verdachte aangevoerd dat de officier van justitie een vordering/bevel tot uitlevering van stukken ex artikel 96a van het Wetboek van Strafvordering aan creditcardmaatschappijen heeft gedaan en dat de naar aanleiding van deze vordering verstrekte gegevens tot verdenking van de verdachte hebben geleid. Een dergelijk bevel tot uitlevering kan echter slechts worden gegeven door de rechter-commissaris in het gerechttelijk vooronderzoek, hetgeen geregeld is in artikel 125i (oud) van het Wetboek van Strafvordering. Volgens de raadsman dient dit vormverzuim bewijsuitsluiting van al het bewijsmateriaal dat als vrucht van deze ongeoorloofde vordering/bevel van de officier van justitie is aan te merken, tot gevolg te hebben. Het hof constateert dat er in deze zaak een bevel ex artikel 96a van het Wetboek van Strafvordering is gegeven, waar een bevel ex artikel 125i (oud) van het Wetboek van Strafvordering had behoren te worden gegeven. Met de raadsman is het hof van oordeel dat de officier van justitie hierbij buiten zijn bevoegdheid is getreden. Het hof is echter - met de politierechter - van oordeel dat er geen enkele twijfel over kan bestaan dat de rechter-commissaris op basis van de gerezen verdenking en de ernst en omvang van de feiten tot het geven van genoemd bevel zou zijn overgegaan, zodat de verdachte door het geconstateerde verzuim niet in enig rechtens te beschermen belang is geschaad. Volstaan kan worden met de constatering dat in het voorbereidend onderzoek een onherstelbaar verzuim heeft plaatsgevonden. Het beroep van de raadsman van de verdachte tot bewijsuitsluiting wordt dan ook verworpen. Bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: (zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt) Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging. Bewijsvoering Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezenverklaarde levert op: Een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt is betrokken, in bezit hebben, terwijl hij van het plegen van het misdrijf een gewoonte heeft gemaakt. Strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. Strafmotivering De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van werkstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis. Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bezit van gegevensdragers van kinderpornografische aard. Bij de totstandkoming van dergelijke gegevensdragers worden kinderen seksueel misbruikt. Algemeen bekend is dat kinderen daarvan grote psychische (en lichamelijke) schade kunnen ondervinden die hun verdere ontwikkeling ernstig kan schaden of belemmeren. Kinderen dienen tegen dergelijk misbruik te allen tijde beschermd te worden. Door het in bezit hebben van dergelijke gegevensdragers, zoals bewezen is verklaard, wordt het circuit van kinderpornografie in stand gehouden. Bij de strafoplegging heeft het hof erop acht geslagen dat de verdachte na zijn veroordeling in eerste aanleg, gedurende een periode van ruim een jaar één keer per week op vrijwillige basis therapie bij De Waag heeft gevolgd, welke therapie zich richtte op het voorkomen van downloaden van kinderporno. Het hof acht het aannemelijk dat de verdachte met behulp van deze therapie de ernst van zijn handelen is gaan inzien. Voorts heeft het hof in het voordeel van de verdachte betrokken dat hij blijkens een hem betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 15 mei 2008 niet eerder is veroordeeld wegens het plegen van een strafbaar feit. Het hof zal met het ad informandum gevoegde feit bij de strafoplegging geen rekening houden, nu de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft ontkend dat hij het feit heeft begaan. Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van navermelde hoogte een passende en geboden reactie vormt. Toepasselijke wettelijke voorschriften Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c(oud), 22d, 240b en 240b(oud) van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht. Verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij. Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert. Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde. Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 100 (honderd) uren, te vervangen door hechtenis voor de tijd van 50 (vijftig) dagen voor het geval die taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Dit arrest is gewezen door mr. J.M. Reinking, mr. C.G.M. van Rijnberk en mr. D.J.C. van den Broek, in bijzijn van de griffier mr. J.P. Lahr. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 27 juni 2008.