Jurisprudentie
BD9057
Datum uitspraak2008-07-24
Datum gepubliceerd2008-07-31
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07.610083-07 en 07.610020-08
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-07-31
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07.610083-07 en 07.610020-08
Statusgepubliceerd
Indicatie
psychische overmacht
strafmaatmotivering
Uitspraak
RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.610083-07 en 07.610020-08
Datum: 24 juli 2008
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
[geboortedatum],
[adres]
Het onderzoek ter terechtzitting met (gedeeltelijk) gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 10 juli 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door
mr. H. Polat, advocaat te Almere.
De officier van justitie, mr. H.H.J. Harmeijer, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte ter zake van het bij parketnummer 610083-07 onder 1 en 2 en bij parketnummer 610020-08 onder 1 primair en 2 ten laste gelegde tot:
- een jeugddetentie voor de duur van 28 dagen, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
- oplegging van de maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarde toezicht Bureau Jeugdzorg, afdeling jeugdreclassering, ook indien dit inhoudt een behandeling in de Waag, en voorts zich te onthouden van drugsgebruik en meewerken aan urine controles door Tactus verslavingszorg.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging)
BEWIJS
Namens verdachte is aangevoerd, dat hij moet worden vrijgesproken van het medeplegen van feit 1 bij parketnummer 610020-08. Dit verweer wordt verworpen. De betreffende straatroof is feitelijk gepleegd door mededader [mededader], maar verdachte was daarbij volgens de verklaring van [mededader] –zakelijk weergegeven- op korte afstand aanwezig als een soort vertegenwoordiger en toezichthouder namens de opdrachtgever, die ook aan [mededader] had aangegeven dat hij [slachtoffer] en [slachtoffer] moest beroven en aan [mededader] het mes heeft gegeven, dat deze heeft gebruikt bij de beroving. Het slachtoffer [slachtoffer] heeft verklaard dat tijdens de beroving in de buurt een negroïde jongen stond, die met de dader is weggelopen en tegen wie de dader iets heeft gezegd.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij parketnummer 610083-07 onder 1 en 2 en bij parketnummer 610020-08 onder
1 primair en 2 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
(volgt bewezenverklaring; zie aangehechte kopie dagvaarding)
Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID
Het bewezene levert op:
Ter zake van parketnummer 610083-07
Feit 1
Diefstal vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, gepleegd door twee of meer verenigde personen, strafbaar gesteld bij artikel 312 juncto artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 2
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Ter zake van parketnummer 610020-08
Feit 1 primiair
Afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen, strafbaar gesteld bij artikel 317 juncto artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 2
Diefstal voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, gepleegd door twee of meer verenigde personen, strafbaar gesteld bij artikel 312 juncto artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Beroep op psychische overmacht
Namens verdachte is aangevoerd dat hij dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat hij tot het begaan van alle feiten door psychische overmacht werd gedrongen. Verdachte is onder druk gezet en bedreigd door een bende, die onder meer gebruik heeft gemaakt van een stroomstootwapen. Verdachte is een gesloten en beïnvloedbare persoon.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat er geen enkele grond is voor het aannemen van psychische overmacht.
De rechtbank verwerpt het verweer, omdat het onvoldoende is onderbouwd en overigens ook onvoldoende steun vindt in de voorhanden stukken, waaronder de nog nader te bespreken rapportages. Het enkele feit dat sprake is van een gebrekkige ontwikkeling waardoor hij gemakkelijker te beïnvloeden is, is onvoldoende voor het aannemen van psychische overmacht. Uit de stukken kan niet afgeleid worden dat verdachte zich feitelijk noch psychisch aan verdere contacten met “de bende” had kunnen onttrekken. Voor zover verdachte zelf bedreigd is geweest door de “bende” dan wel heeft gezien dat anderen zijn bedreigd, is niet gebleken dat dat kort voor de ten laste gelegde feiten is gebeurd. In dit verband wordt meegewogen, dat de bewezen verklaarde feiten zijn gepleegd in een tijdspanne van meer dan vijf weken, in welke periode verdachte aangehouden en gedurende drie dagen in verzekering gesteld is geweest.
De verdachte is aldus deswege strafbaar, nu ook overigens geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 16 juni 2008;
- een psychiatrisch rapport d.d. 22 januari 2008 uitgebracht door drs. H.A. Gerritsen, psychiater, tevens vast gerechtelijk deskundige;
- een psychologisch rapport d.d. 14 januari 2008 uitgebracht door drs. M. van Heteren-van Namen, GZ-psycholoog, tevens vast gerechtelijk deskundige;
- voorlichtingsrapportage d.d. 8 februari 2008, uitgebracht door de Raad voor de Kinderbescherming;
- adviesrapportage d.d. 25 juni 2008 uitgebracht door Bureau Jeugdzorg.
De psychiatrische rapportage van de deskundige Gerritsen houdt onder meer in dat bij verdachte sprake is van een gedragsstoornis en een stoornis in de ontwikkeling van de persoonlijkheid (gebrekkige gewetensontwikkeling, beïnvloedbaar, verlegen, gesloten, geremd, onzeker) bij een ruim 16 jarige adolescent. Er bestaat enige relatie tussen de ten laste gelegde feiten en de psychopathologie. Hierbij speelde zowel zijn gebrekkige gewetensontwikkeling als het zich (vermoedelijk) onder druk laten zetten door jongens om tot de ten laste gelegde feiten te komen een rol, passend bij de stoornis in de ontwikkeling van de persoonlijkheid. Op grond hiervan kan hij als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd.
Gezien het strafblad en de stoornis in de ontwikkeling van de persoonlijkheid is de kans op herhaling van de ten laste gelegde feiten verhoogd.
Gezien de stoornis in de ontwikkeling van de persoonlijkheid is het van belang om deze stoornis om te buigen naar een gezonde persoonlijkheidsontwikkeling om zo de kans op herhaling van de ten laste gelegde feiten te verminderen. Hierdoor is het van belang dat verdachte gedurende een langere periode behandeling krijgt in de vorm van individuele gesprekken in de Waag te Almere. De behandeling kan het beste opgelegd worden als bijzondere voorwaarde in combinatie met een verplicht reclasseringscontact.
De psychologische rapportage van de deskundige Van Heteren-van Namen houdt onder meer in dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling in de zin van een gematigde gedragsstoornis, type beginnend in de adolescentie, en een zich ontwikkelende persoonlijkheidsstoornis.
Verdachte heeft een gebrekkige ontwikkeling doorgemaakt waarbij hij zich op zichzelf heeft terug getrokken door wisselingen in de hechtingsperiode. Op grond van deze hechtingsproblemen heeft hij een matige gedragsstoornis beginnend in de adolescentie ontwikkeld. Verdachte is wel op de hoogte van het ongeoorloofde van zijn handelen doch zijn gewetensontwikkeling is extern bepaald op grond van angst voor straf. Intern laat verdachte zich leiden door egocentrisch belang. Verdachte moet voor het thans ten laste gelegde licht verminderd toerekeningsvatbaar worden verklaard.
De recidive kans moet als verhoogd worden geschat. Verdachte is door zijn impulsiviteit, opportunisme en weinig empathie recidive gevaarlijk.
Geadviseerd wordt aan verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen met als voorwaarde dat verdachte zich laat behandelen in de Waag.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft in zijn rapportage geadviseerd - gezien het multidisciplinair persoonlijkheidsonderzoek van 08 januari 2008 - een werkstraf (waarvan een deel voorwaardelijk) en een voorwaardelijke PIJ-maatregel aan verdachte op te leggen met als bijzondere voorwaarde de maatregel van Hulp en Steun ook als dit continuering van ITB-Criem en behandeling in de Waag inhoudt.
De rechtbank neemt de conclusies en de adviezen van de deskundigen op de daarvoor in voornoemde rapporten bijeengebrachte gronden over en maakt die tot de hare. De rechtbank concludeert op grond van deze rapporten dat het bewezen verklaarde in enigszins verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend. De rechtbank acht verdachte in zoverre strafbaar.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat de algemene veiligheid van personen het opleggen aan verdachte van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdi¬gen eist en voorts dat bedoelde maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikke¬ling van verdachte. De rechtbank heeft daarbij mede in overweging genomen dat uit de rapportages blijkt dat verdachte dringend en langdurig hulp nodig heeft om de scheefgroei in zijn ontwikkeling bij te kunnen sturen en de kans op recidive te verminderen. In deze behandeling zou aandacht moeten zijn voor de persoonlijke problematiek van verdachte, de relatie met zijn ouders, middelengebruik en vriendenkeuze. Gelet op de inhoud van de rapportages en de deelneming van verdachte aan ITB-Criem en de behandeling bij de Waag, acht de rechtbank het aangewezen voornoemde maatregel in voorwaardelijke vorm op te leggen, met oplegging van bijzondere voorwaarden zoals hierna omschreven.
Voorts acht de rechtbank in dit geval, naast oplegging van een voorwaardelijke PIJ-maatregel, oplegging van een onvoorwaardelijke werkstraf van na te melden duur noodzakelijk, omdat aard en ernst van het be¬wezen en strafbaar verklaarde door een lich¬tere strafrechte¬lijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden, acht de rechtbank niet aanwezig.
De rechtbank overweegt ten slotte dat zij tot een hogere dan de door de officier van justitie geëiste straf komt, gelet op de impact die de bewezen verklaarde feiten op de slachtoffers heeft gehad en de brutaliteit daarvan.
De oplegging van de maatregel is, behalve op de reeds aange¬haalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 27, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77s, 77v, 77x, 77y, 77z, 77aa en 77gg van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het bij parketnummer 610083-07 onder 1 en 2 en bij parketnummer 610020-08 onder 1 primair en 2 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 28 dagen.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie in mindering worden gebracht.
De rechtbank legt aan de verdachte op de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.
De maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen zal niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Als bijzondere voorwaarden worden gesteld dat de verdachte gedurende de proeftijd:
? zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door het Bureau Jeugdzorg Flevoland, jeugdreclassering, zulks zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, ook indien dit inhoudt:
? een behandeling volgen in de Waag;
? geen verdovende middelen gebruiken;
? meewerken aan de door Tactus verslavingszorg uit te voeren urinecontroles.
De rechtbank legt aan verdachte op een taakstraf, te weten de werkstraf het verrichten van onbetaalde arbeid gedurende 60 uren subsidiair 30 dagen jeugddetentie, te voltooien binnen 6 maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis.
Het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven.
Aldus gewezen door mr. A.W.M. van Hoof, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs. G.P. Nieuwenhuis en J.E. van den Steenhoven-Drion, rechters, in tegenwoordigheid van M. Smit, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 juli 2008.
Mr. Van den Steenhoven-Drion voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.