Jurisprudentie
BD9036
Datum uitspraak2008-07-29
Datum gepubliceerd2008-07-31
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers130890 / KG ZA 08-276
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Datum gepubliceerd2008-07-31
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers130890 / KG ZA 08-276
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Indicatie
Octrooirecht. Bewijsbeslag. Het verlof tot het leggen van beslag in de zin van artikel 1019b Rv leidt niet automatisch tot het recht op inzage in het bewijs waarop het beslag is gelegd. Artikel 1019b Rv dient slechts om bewijs veilig te stellen, niet om toegang tot dat bewijs te krijgen. Het recht op inzage moet afzonderlijk door de beslaglegger worden gevorderd op de voet van artikel 1019a jo. 843a Rv. In de onderhavige procedure is dat recht op inzage niet (onderbouwd) gevorderd.
Uitspraak
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Datum uitspraak : 29 juli 2008
Zaaknummer : 130890 / KG ZA 08-276
De voorzieningenrechter, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende kort gedingvonnis gewezen
inzake
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid MEDTRONIC B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid MEDTRONIC TRADING NL B.V.,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid B.V. MEDTRONIC FSC,
alle gevestigd te Heerlen,
eiseressen in conventie, verweersters in reconventie,
advocaat mr. Ch.E.F.M. Gielen,
procureur mr. Ch.M.E.M. Paulussen;
tegen:
1. de vennootschap naar Amerikaans recht ABBOTT CARDIOVASCULAR SYSTEMS INC.,
gevestigd te Santa Clara, Californië (Verenigde Staten),
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
advocaat mr. C.J.J.C. van Nispen,
procureur mr. E.J.J.M. Kneepkens;
2. [Gedaagde in conventie sub 2],
kantoorhoudende te Dordrecht,
gedaagde in conventie.
1. Het verloop van de procedure
Eiseressen, hierna gezamenlijk in enkelvoud te noemen: Medtronic, hebben gedaagden, hierna afzonderlijk te noemen: Abbott en [Gedaagde in conventie sub 2], gedagvaard in kort geding. Op de dienende dag, 17 juli 2008, heeft Medtronic gesteld en gevorderd overeenkomstig de inhoud van de dagvaarding, waarna zij haar vordering met verwijzing naar op voorhand toegezonden producties nader heeft doen toelichten.
Abbott heeft aan de hand van een conclusie van antwoord in conventie en een pleitnota verweer gevoerd, daarbij eveneens verwijzend naar op voorhand toegezonden producties, en tevens geconcludeerd voor eis in reconventie.
Partijen hebben daarna op elkaars stellingen gereageerd.
Ten slotte hebben partijen om vonnis verzocht. De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.
2. Het geschil
In conventie:
a. Op 16 juni 2008 heeft Abbott een verzoek tot het leggen van een zogenaamd conservatoir bewijs- en beschrijvend beslag in de zin van de artikelen 1019b-1019d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder te noemen: Rv) onder Medtronic, ingediend. Aan dat verzoek heeft Abbott ten grondslag gelegd dat Medtronic door de handel in en verspreiding van “rekbare stents” inbreuk maakt op het Europese octrooi van Abbott, welk octrooi blijkens een beslissing van het European Patent Office d.d. 23 mei 2008 op 18 juni 2008 in het European Patent Bulletin zou worden gepubliceerd. Met de verzochte bewijsmaatregelen beoogde Abbott, volgens voormeld verzoek, bewijs ten aanzien van de omvang van de inbreuk en het distributienetwerk van de inbreukmakende producten te verzamelen en veilig te stellen, om zo een feitelijke onderbouwing te kunnen geven aan de inbreukvordering die Abbott zal instellen bij de rechtbank ’s-Gravenhage.
b. Het verzoek is toegewezen als verzocht, onder de voorwaarde dat het octrooi EP 1068842 van Abbott van kracht is, alsmede onder de voorwaarde dat het leggen van het beslag onmiddellijk wordt opgeschort indien de vermeende inbreukmaker(s) kenbaar maakt/maken gebruik te willen maken van het bepaalde in het derde lid van artikel 1019e Rv en voorts onder de voorwaarde dat de eis in de hoofdzaak wordt ingesteld binnen veertien dagen na het (eerste) beslag, met uitvoerbaarverklaring van deze beschikking bij voorraad.
c. Vervolgens is op 19 juni 2008 door [Gedaagde in conventie sub 2], in haar hoedanigheid van deurwaarder, een aanvang gemaakt met de beslaglegging onder Medtronic. Tijdens de beslaglegging heeft de toenmalige advocaat van Medtronic zich tegen de beslaglegging verzet met een beroep op artikel 1019e lid 3 Rv. Naar aanleiding van dat verzet heeft [Gedaagde in conventie sub 2] de voorzieningenrechter op de voet van artikel 438 lid 4 Rv verzocht om – zonder partijen te horen, gelet op de spoedeisendheid – direct te beslissen dat de aangevangen beslaglegging alsnog kan worden voortgezet, een en ander, voor zover nodig, onder de restrictie dat het in beslag genomen materiaal en de gedetailleerde beschrijving pas aan Abbott wordt verstrekt na een rechterlijke beslissing. De voorzieningenrechter heeft daarop in zijn vonnis van 20 juni 2008 overwogen dat Medtronic een beroep op artikel 1019e Rv niet toekomt, althans dat deze voorziening geen toepassing zal kunnen vinden, nu het in dit geval niet gaat om een spoedeisende zaak waarin het treffen van een maatregel is verzocht tegen een inbreuk op het octrooirecht en uitstel onherstelbare schade voor de houder van dat recht zal veroorzaken. De oorspronkelijke toestemming voor bedoeld beslag dient volgens de voorzieningenrechter in zijn vonnis van 20 juni 2008 aldus te worden begrepen, dat Medtronic ook na de beslaglegging en de beschrijving in de gelegenheid moet zijn zich succesvol tegen de effectuering van de tenuitvoerlegging van de maatregel te verzetten. Op grond daarvan heeft de voorzieningenrechter in voormeld vonnis beslist dat het verlof van de voorzieningenrechter aan Abbott van 19 juni 2008, tot het treffen van maatregelen ter bescherming van bewijs dat er door Medtronic een inbreuk op het octrooirecht van Abbott met nummer EP1068842 is gemaakt of dreigt te worden gemaakt, aldus moet worden verstaan, dat dit verlof behalve door de voorwaarde dat het octrooi met voormeld nummer aan Abbott zal zijn verleend, eveneens wordt beperkt door de voorwaarde dat de in conservatoir beslag genomen voorwerpen niet worden uitgeleverd aan Abbott en dat de inhoud van de bedrijfsinformatie van Medtronic niet, op welke wijze dan ook, aan Abbott bekend wordt gemaakt dan nadat eerst Medtronic in de gelegenheid zal zijn gesteld zich tegen deze uitlevering van voorwerpen of het aan Abbott bekend maken van deze informatie in rechte te verzetten. De beslaglegging is daarop door [Gedaagde in conventie sub 2] voortgezet en voltooid.
d. Thans vordert Medtronic dat de voorzieningenrechter – zakelijk weergegeven – Abbott met onmiddellijke ingang verbiedt direct of indirect kennis te nemen van en/of op enigerlei wijze de beschikking te verkrijgen over de informatie getroffen door het beslag ex artikel 1019b Rv, en [Gedaagde in conventie sub 2] met onmiddellijke ingang verbiedt aan Abbott of enige andere derde inzage te geven in en/of te (doen) geven in het door beslag getroffene. Medtronic onderbouwt het gevorderde als volgt.
e. Medtronic stelt zich op het standpunt dat het Abbott niet vrij staat inzage te verkrijgen in de informatie waarop beslag is gelegd en dat het [Gedaagde in conventie sub 2], als bewaarder van die informatie, niet vrijstaat Abbott inzage te verschaffen of informatie af te geven, voordat een rechter zich daarover heeft uitgelaten in een op tegenspraak gewezen vonnis in een bodemprocedure. Voorts stelt Medtronic dat het niet aan haar is om dienaangaande een kortgeding aan te spannen. Met een beroep op de tekst van artikel 1019b Rv, de parlementaire geschiedenis ten aanzien daarvan, de toelichting op Richtlijn 2004/48/EG, waarop artikel 1019b Rv is gebaseerd, en ten slotte op jurisprudentie bepleit Medtronic dat artikel 1019b Rv onmiskenbaar niet tot doel heeft de beslaglegger in staat te stellen door het bedoelde beslag bewijs te vergaren, maar dat het middel van bewijsbeslag slechts is gegeven om mogelijk bewijs te beschermen, in de zin van conserveren en doen bewaren.
f. Op grond van het vorenstaande heeft Medtronic gevorderd dat de voorzieningenrechter bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
2) met onmiddellijke ingang Abbott verbiedt direct of indirect kennis te nemen van en/of op enigerlei wijze de beschikking te verkrijgen over de informatie getroffen door het beslag ex artikel 1019 b Rv zoals verleend bij verlof van 19 juni 2008, gewijzigd bij vonnis van 20 juni 2008 van de voorzieningenrechter te Maastricht, anders dan uit hoofde van een tussen Medtronic en Abbott op tegenspraak gewezen vonnis in een bodemprocedure, zulks op straffe van een dwangsom van
€ 500.000,-- per keer en/of dag dat zij met nakoming van dit bevel in gebreke is, zulks tot een maximum van € 5.000.000,--;
3) met onmiddellijke ingang [Gedaagde in conventie sub 2] verbiedt aan Abbott of enige andere derde inzage te geven in en/of te (doen) geven alle documenten en/of (digitale) kopieën die in beslag zijn genomen dan wel de gemaakte beschrijvingen die daarvan zijn gemaakt op grond van het verlof van de voorzieningenrechter te Maastricht d.d. 19 juni 2008, anders dan uit hoofde van een tussen Medtronic en Abbott op tegenspraak gewezen vonnis in een bodemprocedure, zulks op straffe van een dwangsom van € 500.000,-- per keer en/of per dag dat zij met nakoming van dit bevel in gebreke is, zulks tot een maximum van € 5.000.000,--;
4) Abbott overeenkomstig artikel 1019h Rv veroordeelt in de volledige kosten van de procedure, subsidiair tot zulke proceskosten als de voorzieningenrechter in goede justitie meent te behoren.
a. De vordering wordt gemotiveerd betwist door Abbott en [Gedaagde in conventie sub 2], waartoe wordt verwezen naar de conclusie van antwoord in conventie en de pleitnotitie van Abbott en het verweer van [Gedaagde in conventie sub 2] ter zitting. Op de stellingen van partijen zal, voor zover van belang, hierna worden ingegaan.
In reconventie:
b. Op dezelfde gronden die Abbott ten verwere heeft aangevoerd tegen de vordering in conventie – welke verweren de voorzieningenrechter zal bespreken, voor zover relevant in het kader van de beoordeling van de vordering in conventie – heeft Abbott in reconventie gevorderd dat de voorzieningenrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1) zal gelasten dat Medtronic gedoogt dat [Gedaagde in conventie sub 2] aan Abbott het origineel van de gedetailleerde beschrijving met bijbehorende data afgeeft;
2) zal gelasten dat Medtronic gedoogt dat [Gedaagde in conventie sub 2] aan Abbott toegang geeft tot het proces-verbaal van bewijsbeslag met bijbehorende (kopieën van) documenten en elektronische data;
3) Medtronic veroordeelt in de kosten ex artikel 1019h Rv van deze procedure.
c. De vordering wordt gemotiveerd betwist door Medtronic, waartoe wordt verwezen naar de dagvaarding en de pleitnotitie van Medtronic ter zitting. Op de stellingen van partijen zal, voor zover van belang, hierna worden ingegaan.
3. De beoordeling
In conventie en in reconventie:
d. Gelet op de samenhang tussen de vordering in conventie en in reconventie, en gelet op het feit dat partijen ter zitting hebben geconstateerd dat toewijzing van de vordering in conventie automatisch leidt tot afwijzing van de vordering in reconventie en andersom, zal de voorzieningenrechter de vorderingen gezamenlijk behandelen.
e. Het partijen verdeeld houdende komt neer op de vraag of Abbott als beslaglegger direct na de beslaglegging op de bedoelde informatie ook automatisch inzage heeft in die informatie en, zo nee, vanaf welk moment daarna wel.
f. De voorzieningenrechter is met Medtronic van oordeel dat uit de tekst van artikel 1019b Rv, dat het onderhavige zogenaamde bewijsbeslag regelt, alsmede uit de parlementaire geschiedenis en uit de tekst van de Richtlijn 2004/48/EG, waarop voormeld artikel is gebaseerd, volgt dat het bedoelde beslag primair dient om bewijs, dat dient ter onderbouwing van de stelling dat inbreuk is gemaakt op een intellectueel-eigendomsrecht, veilig te stellen en niet om dat te vergaren.
g. Artikel 1019b Rb bepaalt immers: “De voorzieningenrechter kan verlof verlenen tot het treffen van voorlopige maatregelen ter bescherming van bewijs (onderstreping door de voorzieningenrechter) aan de verzoeker die voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er inbreuk op zijn recht van intellectuele eigendom is gemaakt of dreigt te worden gemaakt.”
h. In de parlementaire geschiedenis met betrekking tot de artikelen 1019-1019i Rv is in de “nota naar aanleiding van het verslag” (kamerstuk 30 392, nr. 6) het volgende opgenomen: “Het bewijsbeslag strekt ertoe bewijsmiddelen veilig te stellen, opdat ze niet door de vermeende inbreukmaker kunnen worden vernietigd of vervreemd. In de op het beslag volgende inbreukprocedure – met als hoofdeis beëindiging van de (dreigende) inbreuk – zijn de zaken beschikbaar voor bewijs.” Ook uit deze tekstpassage volgt dat de strekking van de bevoegdheid van artikel 1019b Rv is om daarmee primair bewijs veilig te stellen, en niet om dat bewijs te vergaren, in die zin dat het meteen na de beslaglegging ter beschikking van de beslaglegger staat.
i. De Richtlijn 2004/48/EG, die aanleiding is voor de invoering van de artikelen 1019 -1019i Rv, houdt onder andere het volgende in:
“(20) Daar het bewijs een uiterst belangrijk element voor de vaststelling van inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten is, moet ervoor worden gezorgd dat effectieve middelen voor het overleggen, verkrijgen en beschermen van bewijsmateriaal beschikbaar zijn. Bij deze procedures moeten de rechten van de verdediging worden geëerbiedigd en moeten de noodzakelijke waarborgen worden geboden, waaronder de bescherming van vertrouwelijke informatie. In het geval van inbreuken die op commerciële schaal plaatsvinden, is het voorts van belang dat de rechter desnoods inzage kan gelasten van bancaire, financiële of commerciële documenten waarover de vermeende inbreukmaker beschikt.”
Artikel 7 van de richtlijn luidt – voor zover te dezen van belang – als volgt:
“Maatregelen ter bescherming van bewijsmateriaal
1. De lidstaten dragen er zorg voor dat de bevoegde rechterlijke instanties, reeds voordat een bodemprocedure is begonnen, op verzoek van een partij die redelijkerwijs beschikbaar bewijsmateriaal heeft overgelegd tot staving van haar beweringen dat er inbreuk op haar intellectuele-eigendomsrecht is gemaakt of zal worden gemaakt, onmiddellijk afdoende voorlopige maatregelen kunnen gelasten om het relevante bewijsmateriaal in verband met de vermeende inbreuk te beschermen (onderstreping door de voorzieningenrechter), mits de bescherming van vertrouwelijke informatie wordt gewaarborgd. Tot deze maatregelen kunnen behoren (…) de fysieke inbeslagneming van de litigieuze goederen en, in voorkomend geval, de bij de productie en/of distributie daarvan gebruikte materialen en werktuigen en de desbetreffende documenten.”
Artikel 6 van de richtlijn luidt – voor zover te dezen van belang – als volgt:
“Bewijsmateriaal
1. De lidstaten dragen er zorg voor dat de bevoegde rechterlijke instanties op verzoek van de partij die redelijkerwijs beschikbaar materiaal heeft overgelegd dat voldoende is om haar vorderingen te onderbouwen, en voor de staving van haar vorderingen bewijsmateriaal heeft genoemd dat zich in de macht van de wederpartij bevindt, overlegging (onderstreping door de voorzieningenrechter) van dit bewijsmateriaal door de wederpartij kunnen gelasten, behoudens bescherming van vertrouwelijke informatie.(…)
2. De lidstaten treffen de noodzakelijke maatregelen teneinde de bevoegde rechterlijke instanties onder dezelfde omstandigheden in staat te stellen, in geval van inbreuk op commerciële schaal, op verzoek van een partij in voorkomend geval overlegging (onderstreping door de voorzieningenrechter) te kunnen gelasten van bancaire, financiële of handelsdocumenten die zich onder de macht van de tegenpartij bevinden, mits de bescherming van vertrouwelijke informatie wordt gewaarborgd.”
j. Ook uit deze passages uit de richtlijn volgt dat het bij het bewijsbeslag slechts gaat om het veiligstellen van bewijs. Dat is iets anders dan het hebben van toegang tot dat bewijs. Medtronic stelt terecht dat er een onderscheid moet worden gemaakt tussen de mogelijkheid tot het leggen van bewijsbeslag, welk recht is geregeld is in artikel 1019b e.v. Rv, dat is gebaseerd op artikel 7 van de meergenoemde richtlijn enerzijds, en vervolgens het verkrijgen tot toegang tot dat bewijs, hetgeen is geregeld in artikel 1019a jo. 843a Rv, welk eerste artikel is gebaseerd op artikel 6 van de richtlijn. Indien de beslaglegger op de voet van artikel 1019b Rv bewijs heeft veilig gesteld, is het vervolgens aan de beslaglegger om inzage in dat bewijs te vorderen op grond van artikel 843a Rv; het inzagerecht volgt immers niet automatisch uit het recht om beslag te mogen leggen op het bewijs.
k. Abbott heeft gesteld dat zij recht heeft op inzage in de in beslag genomen informatie, direct na de inbeslagneming daarvan, omdat de meergemelde richtlijn is gebaseerd op Engels en Frans recht, in welke rechtstelsels volgens Abbott de houder van een intellectueel-eigendomsrecht in beginsel de verzamelde informatie direct kan gebruiken. Daargelaten dat in beide rechtsstelsels, volgens de omschrijving door Abbott toch nog een beoordeling omtrent de vertrouwelijkheid van de in beslag genomen informatie moet worden gegeven alvorens deze kan worden afgegeven aan de beslaglegger, hetgeen in tegenspraak lijkt met Abbotts stelling dat in beide rechtsstelsels de houder van een intellectueel-eigendomsrecht in beginsel de verzamelde informatie direct kan gebruiken, moet de richtlijn en de daarop gebaseerde wetgeving in beginsel autonoom worden uitgelegd, en wel aan de hand van de inhoud van de richtlijn en die wetgeving en derhalve slechts subsidiair indien en voor zover noodzakelijk in het licht van een of meerdere andere rechtsstelsels.
l. Abbott heeft verder nog aangevoerd dat de wetgever in artikel 1019b Rv het bewijsbeslag heeft gesteld naast andere reeds in de wet geregelde maatregelen. Bij die maatregelen had de wetgever het oog op het voorlopig getuigenverhoor en het voorlopig deskundigenbericht. Omdat bij die twee laatste vormen van bewijslevering het bewijs ook meteen kenbaar is aan degeen die het bewijs moet leveren, zou bij het bewijsbeslag dat bewijs ook meteen bij het leggen van het beslag aan de beslaglegger kenbaar moeten zijn. Die stelling moet echter worden verworpen. Immers, bij een voorlopig getuigenverhoor en een voorlopig deskundigenbericht waakt de rechter over de gerechtvaardigde belangen van betrokken partijen en kan hij voor zover noodzakelijk maatregelen treffen in verband met de vertrouwelijkheid van informatie.
m. Ook de verwijzing door Abbott naar artikel 15 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet kan niet tot een ander oordeel leiden. Abbott betoogt dat nu dat artikel bepaalt dat een deurwaarder desgevraagd het origineel van het exploot verstrekt aan degene op wiens verzoek hij de ambtshandeling heeft verricht daaruit volgt dat de beslaglegger recht heeft op de inzage van het bewijs waarop beslag is gelegd. Enerzijds is daarmee echter niet gezegd dat de beslaglegger recht heeft op een gedetailleerde beschrijving en de inhoud van het in beslag genomen materiaal, omdat ook zou kunnen worden volstaan met een globale omschrijving van wat er in beslag is genomen en een globale omschrijving van de inhoud van het in beslag genomene. Anderzijds laat voormelde bepaling onverlet het in artikel 1019 b lid 4, c.q. 1019a lid 3 Rv bepaalde dat de bescherming van vertrouwelijke informatie gewaarborgd dient te zijn.
n. In reconventie heeft Abbott – zakelijk weergegeven – gevorderd dat haar wordt toegestaan kennis te nemen van het bewijs waarop het beslag is gelegd. Kennelijk moet die vordering in reconventie niet worden beschouwd als een vordering om inzage in het bewijs op grond van artikel 1019a jo. 843a Rv, omdat Abbott ter zitting heeft gesteld dat toewijzing van de vordering in conventie automatisch leidt tot afwijzing van de vordering in reconventie. Abbott stelt immers zondermeer dat het gelegde beslag leidt tot het recht op inzage in het bewijs, hetgeen door Medtronic terecht wordt betwist, zoals de voorzieningenrechter hierboven heeft overwogen. Abbott heeft haar verweer, dan wel haar vordering in reconventie, ook slechts onderbouwd, en heeft de vordering van Medtronic slechts betwist, door te stellen dat zij op grond van het op basis van artikel 1019b Rv gelegde beslag daarmee recht op inzage heeft in het beslag.
o. Voor het geval Abbott in reconventie toch aan haar vordering de artikelen 1019a jo. 843a Rv ten grondslag heeft willen leggen, overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
p. Inleidend overweegt de voorzieningenrechter, dat de stelling van Medtronic dat deze vordering tot inzage slechts kan worden ingesteld bij de bodemrechter die ten gronde oordeelt over de vraag of er sprake is van een inbreuk op het octrooirecht geen steun in het recht vindt.
q. Bij de beantwoording van de vraag of Abbott een recht op inzage heeft in het bewijs is doorslaggevend of Abbott daarbij een rechtmatig belang heeft. Daartoe is niet noodzakelijk dat al in rechte is vastgesteld dat er sprake is van een inbreuk door Medtronic op het bedoelde intellectuele-eigendomsrecht van Abbott. Overlegging van redelijkerwijs beschikbaar bewijsmateriaal om de (inbreuk)vorderingen te onderbouwen mag voldoende worden geacht. Het is dan ook heel wel denkbaar dat een dergelijke vordering bij spoedeisend belang aan een voorzieningenrechter wordt voorgelegd.
r. Uit de onderbouwing door Abbott van het inleidende verzoek tot de beslaglegging blijkt echter dat zij met dat beslag geen bewijs wenst te vergaren omtrent de vraag of Medtronic inbreuk heeft gemaakt op het intellectuele-eigendomsrecht van Abbott, maar dat zij met dat beslag informatie omtrent de omvang van de inbreuk en het distributienetwerk van de beweerdelijk inbreukmakende producten wenst te verzamelen en veilig te stellen, om zo een feitelijke onderbouwing te kunnen geven aan de inbreukvordering die Abbott wil instellen, en inmiddels heeft ingesteld bij de rechtbank ’s-Gravenhage. De omvang van de inbreuk komt in het kader van de begroting van de schade als gevolg van de inbreuk echter pas aan de orde indien is vastgesteld dat er een inbreuk heeft plaatsgevonden. De vraag óf er een inbreuk heeft plaatsgevonden ligt, zoals gesteld, thans voor bij de rechtbank ’s-Gravenhage. Abbott heeft derhalve ook thans geen spoedeisend rechtmatig belang bij haar vordering tot vrijgave van het bewijsbeslag.
s. Er is in rechte nog niet vastgesteld dat er sprake is van een dergelijke inbreuk noch was die inbreuk in deze procedure aan de orde.
t. Uit het vorenoverwogene volgt dat de vordering in conventie moet worden toegewezen, en dat bij gevolg – zie daartoe hierboven onder 3.1. en 3.12. – de vordering in reconventie moet worden afgewezen. Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie zal de voorzieningenrechter het door Abbott aan Medtronic verschuldigde procureurssalaris slechts berekenen op basis van de proceshandelingen in conventie, en zulks op basis van het bepaalde in artikel 1019 h Rv. De door Medtronic opgegeven proceskosten zullen als niet door Abbott bestreden worden toegewezen.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter:
In conventie:
1) verbiedt Abbott met onmiddellijke ingang direct of indirect kennis te nemen van en/of op enigerlei wijze de beschikking te verkrijgen over de informatie getroffen door het beslag ex artikel 1019 b Rv zoals verleend bij verlof van 19 juni 2008, gewijzigd bij vonnis van 20 juni 2008 van de voorzieningenrechter te Maastricht, anders dan uit hoofde van een tussen Medtronic en Abbott op tegenspraak gewezen vonnis in een bodemprocedure, zulks op straffe van een dwangsom van
€ 500.000,-- per keer en/of dag dat zij met nakoming van dit bevel in gebreke is, zulks tot een maximum van € 5.000.000,--;
2) verbiedt [Gedaagde in conventie sub 2] met onmiddellijke ingang aan Abbott of enige andere derde inzage te geven in en/of te (doen) geven alle documenten en/of (digitale) kopieën die in beslag zijn genomen dan wel de gemaakte beschrijvingen die daarvan zijn gemaakt op grond van het verlof van de voorzieningenrechter te Maastricht d.d. 19 juni 2008, anders dan uit hoofde van een tussen Medtronic en Abbott op tegenspraak gewezen vonnis in een bodemprocedure, zulks op straffe van een dwangsom van € 500.000,-- per keer en/of per dag dat zij met nakoming van dit bevel in gebreke is, zulks tot een maximum van € 5.000.000,--;
veroordeelt Abbott in de proceskosten tot aan dit vonnis gerezen en aan de zijde van Medtronic begroot op € 71,80 aan kosten dagvaarding, € 254,-- aan vast recht en € 19.679,-- aan salaris procureur;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
In reconventie:
wijst het gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Bergmans, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
MT